Geen verwarringsgevaar tussen 'ikwilvanmijnautoaf.nl' en 'ikdoemijnautoweg.nl'
Rechtbank van Koophandel Brussel 26 juli 2016, IEFbe 2280 (ikwilvanmijnautoaf.nl) Domeinnaamrecht. Handelsnaamrecht. Dealerdirect is de aanbieder van een online veilingplatform voor tweedehands voertuigen in o.a. Nederland en België. Ikdoemijnautoweg werd opgericht door X onmiddellijk nadat de samenwerking tussen beide partijen werd beëindigd. De activiteit is hetzelfde als van eiser en gebruikt als domeinnaam www.ikdoemijnautoweg.be/nl. Eiser heeft de domeinnaam ikwilvanmijnautoaf.be in gebruik en heeft daarbij een Benelux beeldmerk ikwilvanmijnautoaf.nl. Eiser vordert de staking van het gebruik van de domeinnaam van verweerder. De rechter stelt dat er geen sprake is van auditieve en/of visuele gelijkenis tussen de handelsnamen. Het loutere gebruik van drie dezelfde woorden (ik', 'mijn' en 'auto') in een andere volgorde kan bezwaarlijk deze gelijkenis tot stand brengen. Er bestaat geen auditieve, noch fonetische gelijkenis tussen de handelsbenamingen. Niet alleen is de combinatie van de zinnen verschillend maar tevens het aantal woorden, waardoor geen sprake is van enige overeenstemming of verwarringsgevaar.
Motorfiets Queengarden maakt inbreuk op modelrechten Honda wegens dezelfde totaalindruk
Rechtbank van Koophandel Brussel 22 juli 2016, IEF 16991; IEFbe 2279 (Honda tegen Queengarden) Modellenrecht. Queengarden is invoerder en distributeur van motorfietsen. Eiser stelt dat verweerder motorfietsen te koop aanbiedt (het model Urban M3 en 125CC) waarbij een inbreuk zou worden gemaakt op het intellectuele eigendomsrechten op de Honda MSX 125 motorfiets, namelijk de Uniemodellen 'algemeen uitzicht', 'stroomlijnlap' en 'koplamp'. Anders dan verweerder aanvoert is de geïnformeerde gebruiker niet alleen de professionele handelaar maar ook de gepassioneerde kenner en motorfietsenamateur. De rechter volgt verweerder ook niet in het argument dat de creatievrijheid bij het ontwerpen van motorfietsen klein is. Deze is eerder ruim. De kenmerkende elementen van het beschermde model van Honda worden in grote mate overgenomen wat voor dezelfde algemene indruk zorgt. Al deze elementen resulteren in eenzelfde totaalindruk van beide motorfietsen bij de geïnformeerde gebruiker. Stopzetting van voormelde inbreuk wordt bevolen.
Jugement envoyées par Dominique Harmel, Alpha Juris.
L'ensemble de ces éléments constituent des présomptions suffisamment précises et concordantes de ce que la Data Rayane est, pour les DVD non justifiés par des pièces probantes d'acquisition en Belgique, un acquéreur intracommunautaire
Cour d'appel Bruxelles 22 juillet 2016, IEFbe 2278 (Data Rayane contre Auvibel) p. 14: Tribunal de première instance de Bruxelles 19 avril 2012. Droit d'auteurs. Auvibel est une société de gestion de droits d'auteur chargée de percevoir et de redistribuer aux ayants droit la rémunération due pour la copie privée d'oevres sonores et audiovisuelles. Data Rayane est active dans le domaine de l'informatique et notamment dans la vente de matériel informatique software et la programmation. Deux agents d'Auvibel se rendent dans le magasin exploité par la Data Rayane et y constatent qu'elle met en vente de nombreux supports DVD et CD sans avoir fait les déclarations requises par la loi. Le jugement entrepris condamne la Data Rayane aux montants réclamés à titre de rémunérations et d'amende ainsi qu'aux dépens et réserve à statuer sur les frais d'expertise. En appel, Data Rayane demande à la cour de dire la demande non fondée et de constater qu'en l'état actuel de son dossier (Auvibel) ne justifie pas les montants réclamés dans sa facture ainsi bien entendu que le doublement des taxes réclamées et surseoir à statuer jusqu'à obtention d'un décompte précis et justifié. Auvibel poursuit la confirmation du jugement entrepris et la condamnation de la Data Rayane aux frais d'expertise et aux dépens des deux instances. Enfin, il ressort du procès-verbal du 16 juillet 2009 que notamment les spindles de 100 DVD Philips étaient en vente a €50. Or, ce prix est inferieur a celui de la redevance due a Auvibel ce qui confirme que la Data Rayane a nécessairement du se procurer ces supports a un prix moindre, sans paiement de la redevance pour pouvoir les remettre ensuite en vente a bas prix et en retirer un bénéfice. L'ensemble de ces éléments constituent des présomptions suffisamment précises et concordantes de ce que Data Rayane est, pour les DVD non justifiés par des pièces probantes d'acquisition en Belgique, un acquéreur intracommunautaire. La cour dit fondé dans la mesure suivante, réforme le jugement entrepris sauf en tant qu'il a reçu la demande d'Auvibel et condamné Data Rayane a payer a cette dernière au titre de rémunérations éludées la somme de €1.579,14 augmenter des intérêts judiciaires.
Doorhaling Belgische deel Europese octrooi van Roquette wegens ontbreken van uitvinderswerkzaamheid
Hof van beroep Gent 27 juni 2016, IEFbe 2276 (Syral Belgium tegen Roquette Fréres) Octrooirecht. Zie eerder [IEFbe 1825], [IEFbe 1559], [IEFbe 1002], [IEFbe 794] en [IEFbe 616]. Octrooirecht. Roquette is houder van het Europees octrooi EP 138. Syral betwist de geldigheid van het kwestieuze octrooi omdat het een niet-octrooieerbare ontdekking zou zijn, het geen blijk zou geven van nieuwheid en het niet zou berusten op uitvinderswerkzaamheid. Uit eerdere octrooien blijkt dat het voor '97 algemeen bekend was dat de aanpassing van de hoeveelheid van maltotriitol invloed heeft op de zuiverheid van de beoogde maltitol, mede a.d.h.v. een kristallisatiemethode. Niet wordt voldaan aan het vereiste uitvinderswerkzaamheid. Nu de uitvinderswerkzaamheid ontbreekt, hoeft niet meer te worden ingegaan op de overige door Syral aangereikte andere mogelijke redenen om de geldigheid van het octrooi aan te vechten. Het hof beveelt doorhaling van het Belgische luik van het Europees octrooi van Roquette.
IMSE mag reclame maken met verkoop wisselstukken die geschikt zijn voor ABC-dieselmotoren
Hof van beroep Gent 27 juni 2016, IEFbe 2275 (Anglo Belgian Corp tegen Industrial & Marine Services Engineering) Ongeoorloofde reclame. ABC is een producent van ABC-dieselmotoren. IMSE is gespecialiseerd in de verkoop en distributie van wisselstukken die nodig zijn voor revisie en onderhoud van motoren etc. In haar publiciteit stelde IMSE dat zij gespecialiseerd is in 4-takt dieselmotoren wisselstukken, zowel nieuwe als tweedehands wisselstukken geschikt voor o.a. ABC. Appellante stelt dat deze handelswijze onrechtmatig gebruik maakt van de naamsbekendheid van appellante. IMSE zou zowel op haar website als in haar verkoopbrochures onrechtmatig echte en gekopieerde onderdelen aanbieden van ABC-dieselmotoren. Appellante legt geen enkele intellectuele eigendomsrechtelijke bescherming op deze wisselstukken voor. Geïntimeerde is dan ook vrij deze wisselstukken te verkopen en mag daarbij melding maken van het feit dat deze gebruikt kunnen worden voor ABC-motoren. Geïntimeerde verkoopt alle soorten wisselstukken, zowel originele als niet originele, en stelt dit op correcte wijze op de website. Nu deze wisselstukken echter niet het voorwerp uitmaken van enige intellectueel eigendomsrechtelijke bescherming, is de handel in wisselstukken die niet werden gefabriceerd door de merkhouder of een door de merkhouder erkende producent, niet onrechtmatig. Er wordt door geïntimeerde geen verwarring gezaaid en geen sprake van ongeoorloofde vergelijkende reclame.
HvJ EU: Praktijken van een incassobedrijf vallen onder 'product'-begrip uit OHP-Richtlijn
HvJ EU 20 juli 2017, IEFbe 2289; RB 2926; C-357/16; ECLI:EU:C:2017:573 (Gelvora) Oneerlijke handelspraktijken – Richtlijn 2005/29/EG – Werkingssfeer – Incassobedrijf – Consumentenkrediet – Cessie van schuldvordering – Aard van de juridische verhouding tussen het bedrijf en de debiteur – Artikel 2, onder c) – Begrip ‚product’ – Invorderingsmaatregelen die parallel met het optreden van een gerechtsdeurwaarder worden toegepast. Antwoord:
[richtlijn oneerlijke handelspraktijken] moet aldus worden uitgelegd dat de juridische verhouding tussen een incassobedrijf en een schuldenaar die in gebreke is gebleven bij de nakoming van een consumentenkredietovereenkomst, waarbij de schuldvordering aan het incassobedrijf is gecedeerd, binnen de werkingssfeer ratione materiae van deze richtlijn valt. De praktijken die een dergelijk bedrijf toepast om haar schuldvordering in te vorderen, vallen onder het begrip „product” in de zin van artikel 2, onder c), van deze richtlijn. In dit verband doet de omstandigheid dat de schuld is bevestigd door een rechterlijke beslissing, en dat die beslissing aan een gerechtsdeurwaarder is verstrekt voor tenuitvoerlegging, niet ter zake.
Bijdrage ingezonden door Ranee van der Straaten, BANNING en Monique Hennekens.
BPatG verklaart vormmerk stazakje Capri Sun nietig vanwege techniekexceptie
BPatG 28 juni 2017, IEF 16996; IEFbe 2288 (Deutsche SiSi-Werke tegen riha Wesergold) Merkenrecht. Vormmerk. De uitspraak van het Bundespatentgericht van 28 juni 2017 inzake Deutsche SiSi-Werke Betriebs GmbH tegen Riha WeserGold Getränke GmbH & Co. KG betreffende het vormmerk op het Capri Sun stazakje van SiSi-Werke Betriebs GmbH. Dit vormmerk is door het Bundespatentgericht nietig verklaard op grond van de techniek-exceptie. Onder meer heeft het Bundespatentgericht geoordeeld dat de rechte zijkanten technisch zijn bepaald. Het Bundespatentgericht heeft tevens geoordeeld dat tegen deze uitspraak geen beroep meer openstaat.
Uitspraak ingezonden door Vincent Vandevelde, Vandevelde & Heytens Advocatenkantoor.
Handelsnaam 'Mobiele Bandencentrale' is algemeen beschrijvend en daarmee niet te beschermen tegen verwarringsrisico
Hof van beroep Gent 20 juni 2016, p. 10: Rechtbank van Koophandel Gent 13 mei 2015; IEFbe 2273 (Mobiele Bandencentrale) Handelsnaamrecht. Appellant heeft een eenmanszaak met als handelsnaam 'Mobiele Bandencentrale'. Geïntimeerde maakt gebruik van de handelsnaam 'Mobiele Bandencentrale Waasland'. Beide bedrijven hebben dezelfde handelsactiviteit, namelijk 'Algemeen onderhoud en reparatie van auto's en lichte bestelwagens'. De vraag is of een jongere handelsnaam verwarring kan stichten met een oudere handelsnaam, m.a.w. of dit een oneerlijke marktpraktijk is die verboden kan worden o.g.v. de WER. De naam 'bandencentrale' is eerder banaal en beschrijvend, verwijzend naar de diensten van een bedrijf dat banden vervangt. De term 'mobiel' is eveneens banaal en beschrijvend en verwijst naar het feit dat de onderneming ook diensten levert buiten haar vaste vestiging. De combinatie doet hieraan geen afbreuk. De toevoeging aan de benaming van 'Waasland' sluit verder elke verwarring uit. De geografische locatie van beide handelszaken verschilt duidelijk. Door gebruik te maken van een algemeen beschrijvende benaming als handelsnaam kan appellant geen bescherming genieten waar er geen verwarringsrisico bestaat.
A défaut de pouvoir faire valoir des droits sur le signe « Xeon », la demande de la SA Oriol et la SA Marly n'est pas fondée
Cour d'appel Bruxelles 16 juin 2016, IEFbe 2272 (XENUM XEON) Droit des marque. Contracts. X travaille au sein de la SA Marly. X (le Vendeur), d'une part, et la SA Oriol (l'Acheteur), d'autre part, signent une convention de cession d'actions par laquelle le vendeur vend à l'acheteur les 6.300 actions au porteur qu'il détient dans la SA Marly. Le 12 mai 2004, la SA Marly effectue le dépôt de la marque Benelux verbale «Xeon». Le septembre 2004, la SA SWF - société constituée le 28 mai 2004 et contrôlée par X dépose la marque Benelux verbale «Xenum». Par un courrier recommandé du 26 juin 2006, la SA Marly se plaint auprès de X a de plusieurs violations de la clause de non-concurrence dans les termes suivants: 'Vous commercialisez directement, sous la marque «XENUM», toute une gamme d'additifs et de produits pour le secteur automobile, qui sont directement concurrents à nos produits. X fait valoir que la clause de non-concurrence qui impliquerait l'obligation d'empêcher toute importation parallèle de ses produits vers la Belgique serait nulle car contraire à l'interprétation restrictive des clauses de non-concurrence ainsi qu'à l'ordre public économique. Il résulte cependant des développements qui précèdent qu'il est établi que X a enfreint la clause de non-concurrence en développant et en distribuant directement ou indirectement ses produits en Belgique et qu'il n'est pas « victime » d'importations parallèles. Il se fonde dès lors sur une prémisse inexacte. A titre surabondant, la société luxembourgeoise Marly International étant seule titulaire de la marque Xeon et n'ayant pas pris part à l'action, la SA Oriol et la SA Marly ne peuvent demander la nullité de la marque Xenum au regard de l'article 2.4.f de la CBPI. Le jugement entrepris doit être réformé sur ce point. A défaut de pouvoir faire valoir des droits sur le signe « Xeon », la demande de la SA Oriol et la SA Marly n'est pas fondée. Le jugement entrepris est également réformé sur ce point.
Bijdrage ingezonden door Jan-Diederik Lindemans, Crowell & Moring.
Verhaalbaarheid van advocatenkosten in IE-geschillen: artikel 1022 Ger.W. is dood, leve artikel 747 ‘bis’ Ger.W.
In het Gerechtelijk Wetboek is daar echter geen regeling toe voorzien, maar niets belet de voorzitter om daartoe een reglement uit te vaardigen.
De verhaalbaarheid van kosten voor technische deskundigen en advocaten vormt in België al geruime tijd het onderwerp van discussie in geschillen over de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Algemeen werd aangenomen dat deze discussie zou worden beslecht wanneer het hof van beroep te Antwerpen [IEFbe 2161] zich in de United Video Properties/Telenet-zaak [IEFbe 1884] zou uitspreken over de concrete toepassing van het arrest dat het Hof van Justitie van de Europese Unie op 28 juli 2016 had geveld in deze zaak. Echter, in het arrest van 8 mei 2017 lijkt het hof van beroep op veilig gespeeld te hebben door zich te verschuilen achter het “non contra legem”-principe. Belgische rechters zouden gebonden zijn door de beperkingen opgelegd door de Belgische wetgever in het bestaande rechtsplegingsvergoedingssysteem.
In een in IRDI 2017/1 gepubliceerde noot onder dit arrest, tracht ik de lezer te overtuigen van het tegendeel. Eens de “non contra legem”-horde is genomen, stelt zich uiteraard de vraag hoe de Belgische rechter het vergoedingsprincipe uit artikel 14 van de Handhavingsrichtlijn concreet moet toepassen. Naar mijn mening moeten (disproportionele) discussies over de toekenning van advocatenkosten (het fameuze “proces in het proces”) absoluut vermeden worden. Vandaar mijn voorstel om partijen bij de start van het geding (en niet zoals nu het geval is pas na het geding) standpunt te laten innemen over de te verwachten advocatenkosten.