IEFBE 3754
11 juli 2024
Artikel

Monopolisatie van taal? De zaak 'The Women Peloton' tegen Peloton Interactive Inc.

 
IEFBE 3753
4 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: GEMA tegen GL

 
IEFBE 3751
2 juli 2024
Uitspraak

Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel

 
IEFBE 2179

Beschikkingen ingezonden Patty de Leeuwe en Jacqueline Schaap, Visser Schaap & Kreijger.

Ex parte beschikkingen tegen 'opblaasbare loungers' van Blokker, Leen Bakker en Makro

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 3 mei 2017, IEFBE 2179; (Fatboy tegen Blokker; Leen Bakker en Makro), https://ie-forum.be/artikelen/ex-parte-beschikkingen-tegen-opblaasbare-loungers-van-blokker-leen-bakker-en-makro

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank Den Haag 3 mei 2017 (Fatboy tegen Blokker), 9 mei (tegen Leen Bakker) en 18 mei 2017 (tegen Makro), IEF 16803. Merkenrecht. Modellenrecht. Grijsmaking volgens 1019b-d en 1019e Rv. Gestelde inbreuk op merken- en modellenrechten op de LAMZAC THE ORIGINAL door de verkoop van de 'opblaasbare lounger'. Voorzieningenrechter beveelt staking binnen 4 uur na betekening voor aanbieden via Blokker.nl als in de winkelfilialen en verwijdering van afbeelding van de website en in de folder. Op last van een dwangsom van €25 per product of €5000 per dag(deel), met maximum van €250.000. Leen Bakker blijkt een zustervennootschap van Blokker te zijn, het is Fatboy niet bekend of Blokker de voorraden heeft doorgespeeld aan Leen Bakker. Staking binnen 24 uur door Leen Bakker, en 12 uur door Makro met dwangsom van €250 per product of €5000 per dag(deel), met maximum van €250.000.

IEFBE 2178

HvJ EU: wanneer een kleindochter vennootschap een 'EU-vestiging' is

HvJ EU - CJUE 18 mei 2017, IEFBE 2178; ECLI:EU:C:2017:390 (Hummel tegen Nike), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-wanneer-een-kleindochter-vennootschap-een-eu-vestiging-is

HvJ EU 18 mei 2017, IEF 16802; IEFbe 2178; C-617/15; ECLI:EU:C:2017:390 (Hummel tegen Nike) Procesrecht. Bevoegheid. Merkenrecht. Verzoekster is een in Denemarken gevestigde sportartikelenfabrikant en houdster van een internationaal beeldmerk. HvJ EU: Artikel 97, lid 1 UniemerkVo moet aldus worden uitgelegd dat een in een lidstaat gevestigde juridisch onafhankelijke vennootschap die een dochtervennootschap is van een moedermaatschappij die niet in de EU is gezeteld, een „vestiging” in de zin van deze bepaling van deze moedermaatschappij vormt, wanneer deze dochter een centrum van werkzaamheid is dat, in de lidstaat waar zij is gelegen, beschikt over een vorm van werkelijke en stabiele aanwezigheid van waaruit een bedrijfsactiviteit wordt verricht, en dat zich naar buiten duurzaam manifesteert als het verlengstuk van de moedermaatschappij.

 

IEFBE 2176

BGH over opslaan van dynamische IP-adressen

16 mei 2017, IEFBE 2176; VI ZR 135/13 (Breyer tegen Duitsland), https://ie-forum.be/artikelen/bgh-over-opslaan-van-dynamische-ip-adressen

BGH 16. Mai 2017, IT 2283; IEFbe 2176; VI ZR 135/13 (Breyer tegen Duitsland) Telecom. Datasecurity. Privacy. Duitse BGH na HvJ EU [IT 2155]. Der Kläger verlangt von der beklagten Bundesrepublik Deutschland Unterlassung der Speicherung von dynamischen IP-Adressen. Dies sind Ziffernfolgen, die bei jeder Einwahl vernetzten Computern zugewiesen werden, um deren Kommunikation im Internet zu ermöglichen. Bei einer Vielzahl allgemein zugänglicher Internetportale des Bundes werden alle Zugriffe in Protokolldateien festgehalten mit dem Ziel, Angriffe abzuwehren und die strafrechtliche Verfolgung von Angreifern zu ermöglichen. Dabei werden unter anderem der Name der abgerufenen Seite, der Zeitpunkt des Abrufs und die IP-Adresse des zugreifenden Rechners über das Ende des jeweiligen Nutzungsvorgangs hinaus gespeichert. Der Kläger rief in der Vergangenheit verschiedene solcher Internetseiten auf.

 

IEFBE 2175

Uitspraak ingezonden door Kirian Claeyé, Altius.

Geen vermelding van ompakker of heretiketteerder, maakt inbreuk op merkenrechten MSD

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 27 apr 2017, IEFBE 2175; (MSD tegen PI Pharma), https://ie-forum.be/artikelen/geen-vermelding-van-ompakker-of-heretiketteerder-maakt-inbreuk-op-merkenrechten-msd

Voorz. NL Rechtbank van KH Brussel 27 april 2017, IEF 16797; IEFbe 2175 (MSD tegen PI Pharma) BMS (Bristol-Myers Squibb)-voorwaarden [C-427/93, C-429/93 en C-436/93] Ompakken geneesmiddelen. Merkenrecht. De voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van koophandel te Brussel bevestigt in de eerste plaats de schending van de derde BMS-voorwaarde. De voorzitter past daarbij het arrest van het Hof van Justitie inzake Orifarm (C-400/09) toe en bevestigt dat ofwel de daadwerkelijke ompakker/heretiketteerder moeten worden vermeld, ofwel de entiteit die daarvoor de verantwoordelijkheid draagt. Het volstaat niet dat één van deze entiteiten louter wordt vermeld (bijvoorbeeld voorafgegaan door “ingevoerd door”); er dient wel degelijk ook vermelding te worden gemaakt van “omgepakt door”. Ook een bevestiging vanwege het FAGG dat de term “omgepakt door” mag worden weggelaten, vormt geen rechtvaardiging om één van de BMS-voorwaarden te negeren.

 

IEFBE 2174

Aanvraag beeldmerk AIR HOLE FACE MASKS YOU IDIOT te kwader trouw

Gerecht EU - Tribunal UE 16 mei 2017, IEFBE 2174; ECLI:EU:T:2017:335 (Airhole Facemasks tegen EUIPO), https://ie-forum.be/artikelen/aanvraag-beeldmerk-air-hole-face-masks-you-idiot-te-kwader-trouw

Gerecht EU 16 mei 2017, IEF 16795;  IEFbe 2174; ECLI:EU:T:2017:335 (Airhole Facemasks tegen EUIPO) Uniebeeldmerk AIR HOLE FACE MASKS YOU IDIOT. Nietigheidsprocedure. Kwade trouw. Artikel 52, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 – Wijzigingsbevoegdheid. De nietigheidsafdeling heeft het betwiste merk in zijn geheel nietig verklaard en sindustrysurf verwezen in de kosten. In het bijzonder heeft de nietigheidsafdeling geoordeeld dat sindustrysurf bij de indiening van de aanvraag van het betwiste merk te kwader trouw was. Sindustrysurf beschikte niet over een legitieme reden om het betwiste merk op haar eigen naam aan te vrage. De kamer van beroep heeft ten onrechte heeft besloten dat zij niet te kwader trouw was. De beslissing wordt vernietigd en het beroep van sindustrysurf wordt verworpen.

 

IEFBE 2173

Advies HvJ EU over vrijhandelsovereenkomst met Singapore - bescherming van IE

HvJ EU - CJUE 16 mei 2017, IEFBE 2173; ECLI:EU:C:2017:376 (Vrijhandelsovereenkomst met Singapore), https://ie-forum.be/artikelen/advies-hvj-eu-over-vrijhandelsovereenkomst-met-singapore-bescherming-van-ie

Advies van het HvJ EU 16 mei 2017, IEF 16794; IEFbe 2173; advies 2/15; ECLI:EU:C:2017:376 (Vrijhandelsovereenkomst met Singapore) Heeft de Unie de vereiste bevoegdheid om alleen de vrijhandelsovereenkomst met Singapore te ondertekenen en te sluiten? Verbintenissen inzake de bescherming van intellectuele eigendom. Volgens artikel 207, lid 1, VWEU omvat de gemeenschappelijke handelspolitiek „de handelsaspecten van intellectuele eigendom”.

112. De door de Unie aangegane internationale verbintenissen op het gebied van de intellectuele eigendom vallen onder deze „handelsaspecten” wanneer zij specifiek verband houden met het internationale handelsverkeer doordat zij in wezen tot doel hebben deze handel te bevorderen, te vergemakkelijken of te regelen en daarop een rechtstreeks en onmiddellijk effect hebben [arrest van 18 juli 2013, Daiichi Sankyo en Sanofi-Aventis Deutschland, C‑414/11, EU:C:2013:520, punten 49‑52, alsook advies 3/15 (Verdrag van Marrakesh inzake de toegang tot gepubliceerde werken) van 14 februari 2017, EU:C:2017:114, punt 78].

IEFBE 2172

1 juni - Benelux Merkencongres

Op donderdag 1 juni 2017 vindt het Benelux Merkencongres plaats in Het College Hotel in Amsterdam. Tijdens het Benelux Merkencongres worden alle recente ontwikkelingen in wetgeving en rechtspraak besproken en wordt stilgestaan bij de impact daarvan op de praktijk. Daarnaast komen de volgende onderwerpen tijdens het congres aan bod: - actualiteiten - referend merkgebruik - Het nieuwe recht tegen goederen in transit: scope en bewijslast - Likelihood of confusion and trademark searches - Artificial Intelligence en merkinbreuk opsporen - begripsmatige overeenstemming en, beweerdelijke decoratief, gebruik van teksten op kleding. Lees het complete programma hier

IEFBE 2171

Vragen aan HvJ EU over verlopen nationale merken en gebruik van een Uniemerk dat daarop is gebaseerd

HvJ EU - CJUE 23 mrt 2017, IEFBE 2171; C-148/17 (Peek & Cloppenburg), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-over-verlopen-nationale-merken-en-gebruik-van-een-uniemerk-dat-daarop-is-gebaseerd

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 23 februari 2017, IEF 16785; IEFbe 2171; C-148/17 (Peek & Cloppenburg) Merkenrecht. Het Duitse BGH vraagt uitleg van artikel 14 Vo 2008/95/EC en 34 lid 2 Uniemerkenrichtlijn. Verzoekster Peek en Cloppenburg Hamburg en verweerster Peek en Cloppenburg Düsseldorf zijn ondernemingen in de kledingsector. Zij zijn juridisch en economisch onafhankelijk van elkaar. Verzoekster is houdster van het woord- en beeldmerk PuC met voorrang uit het jaar 1953 voor kleding en verweerster voor woordmerk PUC uit 1978 en 1982 ook voor kleding. Verzoekster vraagt verweerster op 18-11-2004 om vrijwillige doorhaling van haar DUI woordmerken PUC wegens verval en als daar geen gehoor aan wordt gegeven start zij 11-02-2005 een procedure tot doorhaling, een zaak die in juli 2005 in der minne wordt geschikt: de twee woordmerken worden na afstand door verweerster doorgehaald. Verweerster beschikt ook over een op 06-04-2001 ingeschreven Uniewoordmerk PUC voor kleding. Dit merk roept voor het toepassingsgebied van DUI de anciënniteit van de twee doorgehaalde nationale merken van verweerster in. Verzoekster stapt op 12-03-2010 weer naar de rechter en vordert dat verweerster niet langer de anciënniteit van de doorgehaalde nationale merken kan inroepen. Zij stelt dat de nationale merken vóór doorhaling reeds vatbaar waren voor verval en dat de merken hadden kunnen worden doorgehaald op grond van verzoeksters oudere merkrechten. Zowel de lagere als de appelrechter stellen verzoekster in het gelijk. De zaak ligt nu voor in ‘Revision’ bij de verwijzende rechter. 

Voor de verwijzende DUI rechter (Bundesgerichtshof) hangt de beslissing af van nadere uitleg van artikel 14 van RL 2008/95 en artikel 34.2 van Vo. 207/2009. Volgens het DUI merkenrecht kan vervallenverklaring van een merk alleen worden vastgesteld indien de voorwaarden voor doorhaling reeds waren vervuld op het tijdstip waarop het merk werd doorgehaald wegens niet vernieuwen van de beschermingsperiode of na afstand. Maar de DUI wetgever heeft een tweede vereiste gesteld: het nationale merk moet reeds op het tijdstip van doorhaling in het register met succes door middel van een vordering tot doorhaling wegens onvoldoende gebruik zijn aangevochten. Derhalve vereist de vaststelling van de vervallenverklaring van een merk waarvoor een daaraan gelijk Uniemerk de anciënniteit inroept, een beoordeling van de voorwaarden voor vervallenverklaring op twee verschillende tijdstippen. Dienovereenkomstig worden aan het slagen van een vordering tot vaststelling van de vervallenverklaring van een doorgehaald nationaal merk waarvan de anciënniteit door een Uniemerk wordt ingeroepen, hogere eisen gesteld dan aan het slagen van een vordering tot doorhaling op grond van de DUI merkenwet. Hij vraagt zich echter af of deze regeling verenigbaar is met EU-recht. 

In tegenstelling tot het oordeel van de appelrechter is de verwijzende rechter van mening dat door het beëindigen van de doorhalingsprocedure zonder rechterlijke beslissing de blokkerende werking van de Merkenwet is geëindigd zodat in beginsel de nationale merken weer rechtsinstandhoudend hadden kunnen worden gebruikt. Maar of dat zo is is afhankelijk van de vraag welk rechtsgevolg het inroepen van de anciënniteit van het oudere nationale merk door het Uniemerk volgens artikel 34.2 van Vo. 207/2009 heeft. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:

1. Is het verenigbaar met artikel 14 van richtlijn 2008/95/EG dat de nietigheid of vervallenverklaring van een nationaal merk dat de basis vormt voor het inroepen van de anciënniteit van een Uniemerk en waarvan de houder afstand heeft gedaan of dat hij heeft laten vervallen, achteraf alleen kan worden vastgesteld indien aan de voorwaarden voor nietigheid of vervallenverklaring is voldaan niet alleen op het tijdstip waarop van het merk afstand wordt gedaan of waarop het merk vervalt, maar ook op het tijdstip van de rechterlijke beslissing waarbij de nietigheid of de vervallenverklaring wordt vastgesteld?

2. Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord, heeft het inroepen van de anciënniteit overeenkomstig artikel 34, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009 als rechtsgevolg dat het nationale merkrecht vervalt en niet meer rechtsinstandhoudend kan worden gebruikt, of blijft het nationale merk op grond van het Unierecht gehandhaafd, ook wanneer het niet meer in het register van de betrokken lidstaat is opgenomen, zodat het merk nog steeds rechtsinstandhoudend kan en moet worden gebruikt? 

IEFBE 2169

'Blend of shades of green' geen onderscheidend vermogen voor windmolens

Gerecht EU - Tribunal UE 3 mei 2017, IEFBE 2169; ECLI:EU:T2017:295 (Enercon tegen EUIPO), https://ie-forum.be/artikelen/blend-of-shades-of-green-geen-onderscheidend-vermogen-voor-windmolens

Gerecht EU 3 mei 2017, ECLI:EU:T2017:295, IEF 16783; IEFbe 2169 (Enercon tegen EUIPO) Uniemerkenrecht. Teken dat bestaat uit overlappende kleuren groen voor windmolens wordt geweigerd voor inschrijving op absolute gronden vanwege ontberen van onderscheidend vermogen. Slechts in uitzonderlijke gevallen, hebben kleur geen onderscheidend vermogen, maar kunnen dat wel krijgen als resultaat van het gebruik van de kleuren in relatie tot goederen of diensten uit de merkaanvraag. Deze 'blend of several shades of green' heeft geen onderscheidend vermogen (verkregen door gebruik).

IEFBE 2170

Conclusie AG: Uber is weliswaar innovatief, maar kan worden verplicht over vergunningen en licenties te beschikken

HvJ EU - CJUE 11 mei 2017, IEFBE 2170; ECLI:EU:C:2017:364 (Asociación Profesional Elite Taxi contre Uber Systems Spain), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-uber-is-weliswaar-innovatief-maar-kan-worden-verplicht-over-vergunningen-en-licenties-t

Conclusie AG HvJ EU 11 mei 2017, IEFbe 2170; IT 2277; ECLI:EU:C:2017:364 (Asociación Profesional Elite Taxi contre Uber Systems Spain) Use of IT tools and a smartphone application. Unfair competition. Uit het persbericht: Volgens advocaat-generaal Szpunar is het elektronische platform Uber weliswaar een innovatief concept, maar behoort het desondanks tot de vervoerssector, zodat Uber kan worden verplicht om te beschikken over de volgens het nationale recht vereiste vergunningen en licenties.