Online Update - Fictief makerschap na het ONB-arrest | dinsdag 13 mei 2025

In een ontbijtsessie van een uur neemt Peter Teunissen (Radboud Universiteit) ons mee in het leerstuk van fictief makerschap na het ONB-arrest. Op 6 maart 2025, heeft het Hof van Justitie antwoord gegeven op de prejudiciële vragen die gesteld werden in een zaak van drie musici tegen het Orchestre national de Belgique (ONB). Het Hof verklaarde de verplichte overdracht van rechten op grond van een wettelijke regeling (in dit geval een Koninklijk Besluit) onverenigbaar met het Unierecht. Dit arrest heeft verstrekkende implicaties voor de bescherming van uitvoerende kunstenaars en de manier waarop nationale rechtsstelsels invulling geven aan de allocatie van auteurs- en naburige rechten in arbeidsverhoudingen en andere gevallen.
Wat betekent dit voor uw praktijk? En hoe verhoudt dit arrest zich tot de fictieve makersregeling in Nederland en België? Dat behandelen we tijdens deze eerste online update.
A-G: Oproeping van alle coauteurs als ontvankelijkheidsvereiste is toelaatbaar onder bepaalde voorwaarden
Conclusie A-G 10 april 2025, IEF 22653, IEFbe 3902; ECLI:EU:C:2025:267 (Erfgenamen tegen SACD e.a.). In 1990 droegen filmregisseur Claude Chabrol en scenarioschrijver Paul Gégauff de exploitatierechten op enkele films voor 30 jaar over aan een distributiemaatschappij. Na hun overlijden stelden hun erfgenamen in 2019 een vordering in tegen deze maatschappij en gelieerde vennootschappen. Zij vorderden onder meer schadevergoeding wegens schending van contractuele verplichtingen en inbreuk op het auteursrecht. De verweerders betwistten de ontvankelijkheid van de vordering. Zij stelden dat naar Frans recht bij een vordering tot handhaving van een gemeenschappelijk auteursrecht op een zelfde werk, alle coauteurs of hun rechtverkrijgenden partij in de procedure moeten zijn. Omdat niet alle coauteurs in deze zaak waren opgeroepen, zou de vordering niet-ontvankelijk zijn. De verwijzende rechter heeft het Hof twee prejudiciële vragen voorgelegd om te beoordelen of deze Franse ontvankelijkheidsvoorwaarde verenigbaar is met het Unierecht.
Vonnis van het Duitse Bundespatentgericht over octrooi met betrekking tot enzalutamide

Bundespatentgericht 8 april 2025, IEF 22655, IEFbe 3904, LSR 2290 (Hexal, Accord, Synthon en STADA tegen Astellas). EP 1 893 196 B2 ziet op het actieve ingrediënt enzalutamide. Enzalutamide vormt de basis voor het geneesmiddel Xtandi®, een geneesmiddel dat zeer succesvol is gebleken voor de levensverlengende behandeling van prostaatkanker. In oktober 2024 oordeelde de High Court of Justice in Engeland dat het Engelse deel van EP 1 893 196 B2 geldig is [zie IEF 22306]. Op 8 april 2025 vond ten overstaan van het Duitse Bundespatentgericht een zitting plaats ten aanzien van het Duitse deel van genoemd octrooi. Het Bundespatentgericht oordeelde dat (ook) het Duitse deel van het octrooi geldig is; het verwierp alle argumenten van de generieke eisers dat enzalutamide (in het octrooi aangeduid als RD162’) voor de hand zou liggen in het licht van de beweerde openbaarmaking van een presentatie en een poster die andere androgeenreceptorantagonisten toonden. De beslissing van het Duitse Bundespatentgericht is bekend. De motivering volgt op een later moment.
Profielstaaf behoudt modelbescherming: Gerecht bevestigt verschil in totaalindruk en zelfstandigheid van het voortbrengsel

Gerecht van de Europese Unie 2 april 2025, IEF 22654; IEFbe 3903; ECLI:EU:T:2025:349 (SMT GmbH tegen EUIPO, Gerrit Pies en Wolfgang Rixen). Het Gerecht spreekt zich uit over het beroep van SMT GmbH tegen een beslissing van de Kamer van Beroep. Deze beslissing ging over een ingeschreven Gemeenschapsmodel voor een profielstaaf, ingedeeld onder bouwmaterialen. De Kamer had het beroep van interveniënten Gerrit Pies en Wolfgang Rixen toegewezen en daarmee de eerdere nietigverklaring van het model vernietigd. De zaak begon met een verzoek van SMT tot nietigverklaring. Volgens haar was het model niet nieuw, had het geen eigen karakter en waren de uiterlijke kenmerken technisch bepaald. SMT stelde dat elementen zoals de uitsparingen en groeven noodzakelijk in hun exacte vorm en afmetingen moesten worden nagebootst om de profielstaaf met andere producten mechanisch te kunnen verbinden. Daardoor zou er geen ontwerpvrijheid zijn geweest. De nietigheidsafdeling van het EUIPO gaf SMT eerder gelijk. Pies en Rixen stelden echter beroep in. De Kamer van Beroep vernietigde daarop de beslissing en oordeelde dat het aangevoerde oudere model het eigen karakter van het betwiste model niet wegneemt. Ook de overige nietigheidsgronden werden verworpen.
Uitspraak ingezonden door Bas Berghuis van Woortman, Bouke Algie en Machteld Hiemstra, Simmons & Simmons.
Geen inbreuk op ABC door geldig beroep op productie-voor-export vrijstelling
Hof Den Haag 11 februari 2025, IEF 22539, LS&R 2277, IEFbe 3869; ECLI:NL:GHDHA:2025:542 (Janssen Biotech tegen Samsung Bioepis). Janssen heeft een aanvullend beschermingscertificaat (ABC) voor het product ustekinumab en stelt dat Samsung Bioepis (hierna: SB) hier inbreuk op maakt door een ustekinumab biosimilar product te produceren en/of op te slaan voor export naar derde landen. Janssen vorderde bij de voorzieningenrechter een verbod om inbreuk te maken op haar Deense en/of Italiaanse ABC. SB betwist de inbreuk en beroept zich op de productie-voor-export vrijstelling van artikel 5 lid 2, sub a onder i en ii ABC-Vo. SB is voornemens haar biosimilar te vervaardigen en op te slaan met het oog op export and storing. Volgens Janssen voldoet SB niet aan de voorwaarden voor toepasselijkheid van de productie-voor-export vrijstelling, ten eerste omdat SB ten tijde van de kennisgevingen voor een productie-voor-export vrijstelling nog geen handelsvergunningen had in de door haar beoogde exportlanden. Ten tweede omdat ten tijde van de kennisgevingen de IE-rechten van Janssen van kracht waren in de beoogde exportlanden en ten derde omdat het SB onder de productie-voor-export vrijstelling niet was toegestaan om de biosimilar producten in de EU op te slaan voor export. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet is vereist dat SB beschikte over handelsvergunningen in de beoogde exportlanden ten tijde van de kennisgevingen. Daarnaast is het ook niet vereist dat er in de beoogde exportlanden geen IE-rechten meer gelden. Ten slotte was het SB niet verboden om een voorraad aan te leggen voor Day-1 entry in de beoogde exportlanden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dreigde er dus geen inbreuk op de Deense en Italiaanse ABC’s van Janssen.
Merk Transport Werk is beschrijvend voor transportdiensten

Gerecht van de Europese Unie 19 maart 2025, IEF 22636; IEFbe 3900; ECLI:EU:T:2025:316 (Transport Werk GmbH tegen EUIPO, Milan Antonic). Transport Werk GmbH verzoekt het Gerecht om vernietiging van de beslissing van de Kamer van Beroep, waarin het Uniemerk TRANSPORT WERK nietig is verklaard. De merkregistratie beteft diensten in klasse 39, zoals transport-, opslag- en logistieke diensten. De nietigverklaring is aangevraagd door Milan Antonic, op grond van het beschrijvend karakter van het merk. Het Gerecht oordeelt dat de Kamer terecht heeft vastgesteld dat de woorden “Transport” en “Werk” bekende Duitse termen zijn, die samen door het relevante publiek onmiddellijk worden begrepen als aanduiding van een plek waar transportdiensten worden uitgevoerd. De argumenten van verzoekster, dat het om los geplaatste woorden zou gaan die elkaar zouden tegenspreken, overtuigen het Gerecht niet. Ook de tweeregelige opstelling van de woorden verandert niets aan die waarneming.
Gerecht bevestigt beschrijvend karakter van ‘MEDISET’

Gerecht van de Europese Unie 2 april 2025, IEF 22637; IEFbe 3901; ECLI:EU:T:2025:355 (Paul Hartmann AG tegen EUIPO, Medisept sp. z o.o.). Paul Hartmann AG stelt beroep in bij het Gerecht tegen een beslissing van de Kamer van Beroep. In die beslissing is het beroep verworpen tegen de eerdere nietigverklaring van het internationale woordmerk ‘MEDISET’. Het merk was geregistreerd voor medische producten in de klassen 5 en 10, waaronder onder meer compressen, absorberende verbanden, pleisters, sets voor verbandwisseling, wattenstaafjes, operatiehandschoenen en bloedlancetten. Medisept sp. z o.o. heeft bij het EUIPO verzocht om nietigverklaring van het merk, met als argument dat het geen onderscheidend vermogen heeft en beschrijvend is. Het Gerecht stelt vast dat de betrokken producten zowel op het algemene publiek als op medische professionals zijn gericht, zoals artsen, verpleegkundigen en apothekers. Aangezien het merk het Engelse woord “set” bevat, richt het Gerecht zich bij de beoordeling op de waarneming door Engelstalige consumenten in lidstaten zoals Ierland, Nederland en Zweden. Volgens het Gerecht zal dit publiek het woord ‘MEDISET’ begrijpen als een combinatie van ‘medi’ (als afkorting van ‘medical’ of ‘medicine’) en ‘set’ (een verzameling van objecten), en de naam dus opvatten als aanduiding van een medisch geheel van producten.
Aanvraag Uniewoordmerk 'Cannafair' terecht geweigerd wegens beschrijvend karakter

Gerecht van de Europese Unie 26 maart 2025, IEF 22635; IEFbe 3898; ECLI:EU:T:2025:336 (Cannafair GmbH tegen EUIPO). Cannafair GmbH heeft het woordteken 'Cannafair' als Uniemerk aangevraagd bij het EUIPO voor diensten in klasse 35, met name organisatie en uitvoering van tentoonstellingen en beurzen voor commerciële, handels- en reclamedoeleinden. De onderzoeker heeft deze aanvraag afgewezen wegens een beschrijvend en niet onderscheidend karakter van het teken. Tegen deze beslissing heeft Cannafair GmbH beroep ingesteld bij het EUIPO. De Kamer van Beroep heeft dit beroep afgewezen en de zaak terugverwezen voor onderzoek naar eventueel verkregen onderscheidend vermogen door gebruik. Tegen deze beslissing heeft Cannafair GmbH beroep ingesteld bij het Gerecht.
Uitspraak ingezonden door Jan-Laurens Dierickx, Monard Law.
Rolex krijgt schadevergoeding voor inbreuk op merken- en auteursrechten: 40% van verkoopprijs per aangepast horloge
HvB Antwerpen (burgerlijke zaken) 17 april 2024, IEFbe 3899; 2023/AR/72 (Time Line Watches tegen Rolex). Rolex vervaardigt en verkoopt luxe uurwerken onder zijn wereldwijd gerenommeerde merknaam. Ze is houder van merkenrechten en maakt aanspraak op auteursrechten op de tekens en de uurwerken in kwestie. Time Line Watches baat een horlogewinkel uit in Antwerpen en bood diensten aan waarbij bestaande Rolex-uurwerken werden voorzien van diamanten en edelstenen. Op vordering van Rolex stelde de stakingsrechter te Brussel vast dat dit een inbreuk uitmaakt op de merken- en auteursrechten van Rolex [zie IEFbe 3301]. Rolex vroeg vervolgens in een parallelle procedure vergoeding van de schade die zij door de inbreuk stelt te hebben geleden. Time Line Watches argumenteerde de ongegrondheid van de ingestelde vordering.
DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

Wil jij je als student verdiepen in de laatste ontwikkelingen binnen de vakgebieden Intellectuele Eigendom, ICT-recht en Privacy?
Kom dan vanaf juli 2025 (precieze datum in overleg) stagelopen bij deLex! DeLex is een juridische uitgeverij gericht op juridische professionals in deze vakgebieden. Zo beheren wij de online databases IE-forum.nl en ITenrecht.nl, geven we een aantal vakbladen uit en verzorgen we congressen en andere opleidingen.
Tijdens de stage maak je kennis met de werkzaamheden binnen een juridische uitgeverij. Je werkt drie maanden nauw samen met de uitgever en andere (web)redacteuren die je de kneepjes van het vak snel bijbrengen. Daarnaast bieden de congressen je de kans om te netwerken en de IE-community te leren kennen. Veel van onze stagiaires werken inmiddels bij bekende advocatenkantoren, instanties en bedrijven.