Beslissingen van RvdJ vallen onder meningsuiting
Hof van Beroep Brussel 28 oktober 2014, IEFbe 1077 (Verbeeck tegen RvdJ)Mediarecht. RvdJ betwist dat er sprake is van een beslissing/oordeel en beroept zich met succes op vrijheid van meningsuiting ex 10 EVRM. De 'beslissing' bestaat uit een samenvatting van feiten en weergave van standpunten waaruit blijkt dat mevrouw Wuyts door Verbeeck voortdurend zou lastigvallen en meermaals via een honderdtal artikels onterecht zou hebben beschuldigd van fraude, oplichting en dierenmishandeling zonder bewijs. RvdJ concludeert dat appellant beroepsethische inbreuk heeft begaan.
Het feit dat Verbeeck geen beroepsjournalist is en geen lid van de journalistenvereniging VVJ is niet relevant. Verbeeck betwist de bevoegdheid van de RvdJ om zich uit te spreken over de klacht van Rita Wuyts omdat hij geen beroepsjournalist is, noch lid van de VVJ, omdat de Raad niet bij wet is opgericht en omdat de Raad zou optreden als een tuchtorgaan. Het RvdJ heeft recht om zijn mening te geven over het journalistieke werk van Eric Verbeeck.
Daarnaast verwijst het Hof naar de pleidooien van de Raad Europa voor zelfregulering in de journalistiek. Op basis daarvan wijst het Hof op de taak van de Raad voor de Journalistiek ‘om de journalistieke beroepsethiek te behartigen en te verdedigen en beroepsethische richtlijnen te formuleren voor de journalistieke praktijk’. En het Hof vervolgt: ‘Een dergelijk platform beoogt een goede journalistiek. In die context beantwoordt een beperking van de vrijheid van meningsuiting van de Raad niet aan de dwingende sociale noodwendigheid, zelfs indien de goede naam van Eric Verbeeck (nog) in het gedrang zou kunnen komen’.
Arrest
2.7 (...) Appellant toont niet aan dat de uiting door geïntimeerde van haar opinie over hem aangaande zijn wijze van optreden als journalist in het licht van de beginselen vervat in de Code van Journalistieke, die gebaseerd is op haar fundamenteel recht op vrije meningsuiting, omwille van een dwingende sociale noodwendigheid zou mogen/moeten ingeperkt worden.
(...)
Indien appellant in de zaak Wuyts een absoluut recht op vrije meningsuiting proclameert - dat hij ten volle heeft kunnen uitoefenen via zijn eigen herhaalde publicaties - kan geïntimeerde zich evenzeer beroepen op datzelfde fundamenteel recht om voormelde opinie te formuleren en te verspreiden.
Het feit dat appellant bij beschikking van de raadkamer van 5 februari 2010 buiten vervolging werd gesteld wat bevestigd werd bij arrest van de K.I. van 23 september 2010 heeft geen uitstaans met huidig debat. In voornoemde procedures werd geoordeeld over een klacht ingediend door o.a. mevrouw WUYTS betreffende strafrechtelijke inbreuken (=laster, belaging en lasterlijke aangifte) - zoals omschreven in het Strafwetboek - die appelant zou hebben gepleegd.
Op andere blogs:
RvdJ.be - Hof van Beroep bevestigt rol Raad voor de Journalistiek
Morsum Magnificat (over eerder kort gedingvonnis)
Uitspraak ingezonden door Christian Dekoninck, Kristof Roox en Jurgen Figys,
Beschikking ingezonden door Karen Ottelohe,
Dagvaarding in derdenverzet tegen ex parte beschikking [
Benoeming deskundige. In hoofdorde vraagt Right Brain de opschorting van de beslissing van de VRM tot na de uitspraak van de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen naar aanleiding van een door de klagers ingestelde stakingsvordering op 3 februari 2014. Hoewel de rechtsvragen in beide procedures verschillend zijn (auteursrecht en naburige rechten tegenover mediaregelgeving) hangt het antwoord van de beoordeling ten gronde, aldus Right Brain, af van dezelfde feitelijkheden.
Tussenvonnis. Verzoek begroting advocaten werkzaamheden door de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen. Op de vordering is Belgisch recht van toepassing. Roosendaal heeft aan HRC juridische bijstand verleend in een procedure bij de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen. Zij vordert in de hoofdzaak, samengevat, veroordeling van HRC tot betaling aan haar van een bedrag van € 23.350,-- vermeerderd met rente en kosten. Uit stellingen volgt dat partijen het eens zijn dat de declaraties van Roosendaal ter begroting voorgelegd kunnen worden aan de Raad van de Orde van Advocaten te Antwerpen. De rechtbank heeft ook behoefte aan een advies van genoemde Raad. Zij zal deze Raad dan ook op onderstaande wijze verzoeken om de betreffende ereloonstaat van Roosendaal te begroten.
Droit des marques. Droit judiciaire. Contrat. Vu les pièces de la procédure et notamment la décision de OBPI sur l'opposition [voir
Droit des brevets. Code judiciaire. Prefarails est une société spécialisée dans la fabrication et le placement de voies ferrées pour les trams. Elle a développé une technologie brevetée pour isoler la voie des courants électriques vagabonds. La SA FERONIA est ou était titulaire de (quatre) brevets utilisés par Prefarails. Le Tribunal de commerce de Mons se déclare incompétent pour connaître de l’action en concurrence déloyale et dit la demande principale est non fondée. La cour va procéder à un examen de chaque brevet et en conclut que la preuve de la contrefaçon n'est toujours pas rapportée et que le jugement dont appel doit être confirmé. A défaut de contrefaçon, les autres développements juridiques ne doivent plus être examinés. La Cour confirme le jugement dont appel, dans ses dispositios entreprises. La Cour condamne Prefarails c.s. aux dépens de l'appel, étant l'indemnité de procédure liquidée à la somme de €11.000.
Uitspraak ingezonden door Steven Cattoor,