Model gevlamd wandpanelen nietig
NL Rechtbank van Koophandel Brussel 4 augustus 2015, IEFbe 1477 (Grosfillex tegen Dumaplast)
Uitspraak aangebracht door Kristof Neefs, Altius. Stakingsprocedure. Modellenrecht. Grossfillex vervaardigt en verdeelt huis-tuin-bouwproducten en is houdster van gemeenschapsmodel 001336820-0010 voor PVC-kunststoffen bouwpanelen, die onder het merk EXAPAN worden aangeboden. Dumaplast brengt identieke PVC-U profielen op de markt waarop de naam van Grosfillex gemeenschapsmodel is aangebracht. Het model is echter nietig, het kleurverschil - de gevlamde afwerking van de individuele stenen - is niet echt duidelijk en eerder irrelevant. Gelet op de nietigheid van het model en de aangehaalde anterioriteit kan Grosfillex moeilijk uitbuiting van imago of look-and-feel voorhouden.
Afgifte broncode ondanks gebrekkige dagvaarding
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 5 augustus 2015, IEFbe 1476 (CIS ICT Services tegen Qit vzw)
Uitspraak ingezonden door Merle Hafkamp, Gravendeel advocaten. Afgifte software broncode. Procesrecht. Art.34 Ger. W., 7 EG betekeningsVo. CIS vordert bevel tot afgifte van de broncode van Plagiaat. De dagvaarding is gebrekkig aan Belgische QIT BVBA afgegeven in plaats van aan Belgische QIT vzw, maar vzw is niet onredelijk benadeeld, omdat op de dag van betekening een afschrift van de dagvaarding is afgegeven aan de vereffenaar van de ontbonden QIT vzw. De voorzieningenrechter verleent verstek tegen QIT Vzw en beveelt afgifte van de broncode van 'Plagiaat' aan CIS.
BGH over aansprakelijkheid van access provider voor Sharehoster-linksite
BGH 30 juli 2015, Sachen I ZR 3/14 (3dl.am)
In Duitsland heeft GEMA Duitslands grootste telecomonderneming in haar rol als acces-provider aangesproken op auteursrechtinbreuk die door derden zijn begaan door het verzamelen van hyperlinks naar sharehosters (RapidShare, netload, Uploaded).
Persbericht: Die Klägerin ist die Gesellschaft für musikalische Aufführungs- und mechanische Vervielfältigungsrechte (GEMA). Sie nimmt ihr von Komponisten, Textdichtern und Musikverlegern aufgrund von Berechtigungsverträgen eingeräumte urheberrechtliche Nutzungsrechte an Musikwerken wahr.
Die Beklagte ist Deutschlands größtes Telekommunikationsunternehmen. Sie war Betreiberin eines zwischenzeitlich von einer konzernverbundenen Gesellschaft unterhaltenen Telefonnetzes, über das ihre Kunden Zugang zum Internet erhielten. Als sogenannter Access-Provider vermittelte die Beklagte ihren Kunden auch den Zugang zu der Webseite "3dl.am".
Nach Darstellung der Klägerin konnte über diese Webseite auf eine Sammlung von zu urheberrechtlich geschützten Musikwerken hinführenden Hyperlinks und URLs zugegriffen werden, die bei Sharehostern wie "RapidShare", "Netload" oder "Uploaded" widerrechtlich hochgeladen worden seien. Die Klägerin sieht hierin eine Verletzung der von ihr wahrgenommenen Urheberrechte, wobei sie geltend macht, Inhaberin des Rechts der öffentlichen Zugänglichmachung im Einzelnen benannter Musikwerke zu sein. Sie macht geltend, die Beklagte habe als Störerin für das Bereithalten der einen Download durch beliebige Nutzer ermöglichenden Links und URLs auf der Webseite "3dl.am" einzustehen, da es ihr möglich und zumutbar sei, derartige Rechtsverletzungen zu unterbinden. Die Klägerin hat die Beklagte auf Unterlassung in Anspruch genommen, über von ihr bereitgestellte Internetzugänge Dritten den Zugriff auf Links zu den streitbefangenen Werken über die Webseite "3dl.am" zu ermöglichen.
Das Landgericht hat die Klage abgewiesen. Das Berufungsgericht hat die Berufung der Klägerin zurückgewiesen. Es hat angenommen, auch ein Access-Provider könne zwar grundsätzlich als Störer für Urheberrechtsverletzungen Dritter haften. Die Voraussetzungen, bei deren Vorliegen einem Access-Provider untersagt werden könne, Dritten solche Rechtsverletzungen zu ermöglichen, lägen im Streitfall jedoch nicht vor. Der Beklagten sei es - ohne eine ausdrückliche gesetzliche Grundlage - insbesondere mit Blick auf die mit möglichen Sperrmaßnahmen verbundenen Beeinträchtigungen von (Grund-)Rechten Dritter nicht zuzumuten, den Zugang zu den streitbefangenen Links und URLs zu unterbinden.
Mit der vom Berufungsgericht zugelassenen Revision verfolgt die Klägerin ihr Unterlassungsbegehren weiter.
Vraag aan HvJ EU over koppelverkoop van een computer met voorgeïnstalleerde software
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 17 juni 2015, IEFbe 1474; zaak C-310/15 (Deroo-Blanquart)
Koppelverkoop. Oneerlijke handelspraktijk. Verzoeker Vincent Deroo-Blanquart koopt in december 2008 een computer met voorgeïnstalleerde software bij verweerster Sony France (nu Sony Europe). Hij vraagt verweerster tevergeefs terugbetaling van de kosten van de meegeleverde software en begint een procedure. Hij stelt dat dit verboden koppelverkoop is, een oneerlijke handelspraktijk. Na afwijzing van zijn vordering gaat hij in beroep (Hof van Beroep Versailles) dat 5 november 2013 oordeelt dat er geen sprake is van een oneerlijke handelspraktijk daar verzoeker de keus had om bij een andere fabrikant te kopen. Hij heeft bij aankoop geen specifieke wensen te kennen gegeven, terwijl hij wel op de hoogte was van de in de catalogus gegeven productinformatie. Als ‘gemiddelde consument’ had hij dus kunnen lezen dat een softwarepakket zou worden meegeleverd. Verweerster zou op grond van marktanalyse te goeder trouw hebben besloten dat klanten voorkeur hebben voor samengestelde producten die klaar zijn voor gebruik. De zaak ligt nu voor in cassatie bij de verwijzende rechter. Verzoeker stelt dat het Hof van Beroep een onjuiste rechtsopvatting heeft van de artikelen in de FRA consumentenwet die de omzetting zijn van RL 2005/29. Hem is niet de keus gelaten af te zien van de betreffende software.
Hij wijst op de boodschap die na eerste opstart van de computer verschijnt: „Door de software te gebruiken gaat u akkoord met deze voorwaarden. Indien u niet akkoord bent met de voorwaarden, gebruikt u deze software dan niet en neemt u contact op met de fabrikant of installateur om u te laten voorlichten over de mogelijkheden om de producten te retourneren en terugbetaling of een tegoed te ontvangen” en op het feit dat de prijs van de software niet afzonderlijk is opgenomen in de koopovereenkomst.
De verwijzende FRA rechter (Hof van Cassatie) haalt arrest C-271/07 en C-299/07 aan waarin het HvJEU aangeeft dat bijlage I bij RL 2005/29 een uitputtende lijst bevat van oneerlijke handelspraktijken. ‘Koppelverkoop’, wel opgenomen in de FRA wet, komt daarop niet voor hetgeen betekent dat aan de hand van de in artikelen 5 – 9 van RL 2005/29 genoemde criteria getoetst moet worden of van oneerlijke handelspraktijken sprake is. Hij legt de volgende vragen aan het HvJEU voor:
1) Moeten de artikelen 5 en 7 van richtlijn 2005/29 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt, aldus worden uitgelegd dat sprake is van een oneerlijke, misleidende handelspraktijk in geval van een gezamenlijk aanbod bestaande in de verkoop van een computer met voorgeïnstalleerde software wanneer, zoals in dit geval, de fabrikant van de computer via de detailhandelaar informatie heeft verschaft over elk voorgeïnstalleerd softwareprogramma, maar niet de kosten van elk van deze onderdelen heeft vermeld?
2) Moet artikel 5 van richtlijn 2005/29 aldus worden uitgelegd dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk in geval van een gezamenlijk aanbod bestaande in de verkoop van een computer met voorgeïnstalleerde software wanneer de fabrikant de consument geen andere keuze laat dan die software te aanvaarden of de koop te herroepen?
3) Moet artikel 5 van richtlijn 2005/29 aldus worden uitgelegd dat sprake is van een oneerlijke, misleidende handelspraktijk in geval van een gezamenlijk aanbod bestaande in de verkoop van een computer met voorgeïnstalleerde software wanneer de consument niet over de mogelijkheid beschikt om bij dezelfde fabrikant een computer zonder software te kopen?
Artikel was al gesplitst en aangepast, maar zet niet aan tot racisme en xenofobie
Hof van Beroep Gent 5 maart 2013, IEFbe 1473 (Vlaams Belang Krant)
Correctioneel. Mediarecht. Verdacht van discriminatie, door racisme en xenofobie ingegeven daden door in de Vlaams Belang Krant te (laten) plaatsen naar aanleiding van vernieling van grafstenen: "Wat men echter niet mocht vernemen is, dat de daders, allen jonge tieners, allochtonen waren, jongeren van vreemde afkomst dus. Een cultuut die géén respect méér heeft voor de doden en voor symbolen van een ander geloof, is een ontspoorde cultuur." Tegen de oorspronkelijke medegedaagde, uitgever, is opheffing van de parlementaire onschendbaarheid gevraagd en bij beslissing toegewezen. W. heeft toegegeven het artikel van VDV te hebben opgesplitst en te hebben aangepast. De term "aanzetten tot" impliceert dat het loutere geven van informatie of het uiten van ideeën of kritiek niet volstaat om van een misdrijf te spreken. Vrijspraak.
P. 13: Foutieve berichtgeving nopens de identiteit of de afkomst van de dader(s) van een misdrijf of van enig ander gedrag dat maatschappelijk als stuitend wordt ervaren, impliceert op zichzelf echter niet noodzakelijk dat degene die verantwoordelijk is voor deze foutieve berichtgeving of de verspreiding ervan zou hebben gehandeld met de bedoeling om gevoelens van haat of geweld te doen ontstaan of om discriminatoire of segregerende gevoelens aan te wakkeren in het algemeen of tegen de persoon of de bevolkingsgroep die aldus ten onrechte met het bewuste misdrijf of het maatschappelijk als stuitend ervarend gedrag wordt geassocieerde in het bijzonder.
(Opdracht tot) Eenzijdig onderzoek naar softwarekopie is auteursrechtinbreuk
Voorz. Rechtbank van Koophandel Gent 16 september 2011, IEFbe 1472 (Vermeiren tegen Enigma en advocaat Vincent)
Auteursrecht. Software. Enigma heeft in opdracht van Vivid als aangestelde eenzijdig deskundige onderzoek gedaan naar Green Light software, dienstig voor beveiliging van discotheken. Eiser beroept zich terecht op zijn auteursrechten, het was verweerster verboden om eenzijdig onderzoek uit te voeren op de gekopieerde software. Enkel rechtmatige gebruiker van een kopie is gemachtigd om zonder toestemming de werking te observeren, bestuderen. Nu er geen regelmatige licentieovereenkomst is, en het evident is dat bij het onderzoek het programma moet worden ingeladen om het te visualiseren, worden met het auteursrecht strijdige handelingen verricht. Enigma en advocaat Vincent, die opdracht gaf aan Vivid tot eenzijdig onderzoek en een kopie bezorgde, heeft als derde inbreuk gepleegd.
5. Anders was het wanneer het onderzoek tegensprekelijk zou zijn uitgevoerd ingevolge een rechterlijke beslissing die zou ingaan op de argumentatie dat de software waarop eiser auteursrechten claimt, een amalgaam is van bijeengeraapte en illegaal gekopieerde elementen zoals elementen uit het excel-programma van Microsoft zonder enige beschermingswaarde. Het was verweerster niet toegelaten om een onderzoek uit te voeren op de software waarop auteursrechten gevestigd waren zonder daartoe toelating te hebben gekregen van eiser of zonder een opdracht te hebben gekregen door de rechter.
In tussenkomst en vrijwaring van Enigma tegen dhr. Vincent X
1. De vordering strekkende zich te horen vrijwaren door verweerder in tussenkomst voor de aanspraken van eiser Vermeiren is zonder voorwerp nu Wij niet inzien hoe Wij op vordering van Enigma zouden kunnen opleggen dat Vincent X Ons stakingsbevel jegens Enigma zou kunnen naleven ter vrijwaring van Enigma. Zoals terecht door X opgemerkt is impliceert de veroordeling van Enigma een wettelijk onweerlegbare vermoede fout in diens hoofde waarvoor zijzelfs aansprakelijk is. Ook indien Enigma niet op de hoogte was van de werkelijke toedracht van het geschil, dienen Wij de inbreuk op het auteursrecht vast te stellen. Ook als de inbreuk dus "ongewild" zou zijn geweest is dit onrechtmatig.
Stoli-wodkaflessen faciliteren merkinbreuk onrechtmatig
Vzr. Rechtbank Den Haag 7 augustus 2015, IEFbe 1471; ECLI:NL:RBDHA:2015:9255 (FKP Sojuzplodoimport tegen Spirits)
Merkenrecht. Overeenstemmende tekens. FKP en FGUP zijn staatsbedrijven van de Russische Federatie die zich bezighouden of hebben gehouden met onder meer de exploitatie van de merken. (zie eerder op IEF). Gedaagden brengen geen wodka op de markt, distributeurs importeren deze zelf uit Letland. De door eisers niet overgelegde overeenkomst die tussen gedaagden en de distributeurs zou zijn gesloten die het de distributeurs toestaat de Stoli-fles op de markt te brengen, is niet als inbreukmakende handeling aan te merken. Echter het bevorderen van het gebruik van het STOLI-merk in de Benelux is onder omstandigheden aan te merken als onrechtmatig faciliteren van merkinbreuk.
3.3. Het verweer van gedaagden tegen deze stellingen luidt zakelijk weergegeven als volgt. (...)
3.3.4. In het Umfeld zijn kenmerken zoals een doorzichtige kleurloze fles, de kleuren rood, geel, goud en wit, zilveren / gouden banden onderaan de fles, gouden medailles / munten, gebouwen, aanduidingen als 'wodka' en 'premium' zeer gebruikelijk en deze dragen derhalve niet of slechts in geringe mate bij aan het onderscheidend vermogen van een merk. Uitsluitend de naam op het label maakt de consument duidelijk om welk merk het gaat. In het onderhavige geval betekent dat dat enkel gekeken moet worden naar het woordelement STOLI en het woordelement Stolichnaya. Tussen deze tekens bestaat geen verwarringsgevaar.
4.7. Naar voorlopig oordeel stemmen de op de Stoli-wodkafles gebruikte tekens verwarringwekkend overeen met de Beneluxmerkregistratie 731954, zeker nu die tekens worden gebruikt voor dezelfde waren als waarvoor het merk is geregistreerd. De totaalindruk die in het bijzonder door de visuele overeenstemming ontstaat stemt zodanig overeen met het merk dat de in aanmerking te nemen consument mogelijk zal menen dat de wodka uit dezelfde bron afkomstig is of van een gelieerde onderneming. Daarbij zal de consument de verschillen tussen het merk en de tekens niet ontgaan - in het bijzonder niet de verschillende woordelementen STOLI en STOLICHNAYA - maar hij zal mogelijk menen dat het voorheen gebruikte label opnieuw is vormgegeven. Dat het merk een aantal weinig onderscheidende elementen bevat, doet aan dit gevaar niet af. Het gevaar voor verwarring wordt ondersteund door het door eisers als productie 26A, 26B en 26C overgelegde filmmateriaal, waaruit voorshands moet worden opgemaakt dat door het gebruik van de tekens daadwerkelijk verwarring als hier bedoeld ontstaat. Vooralsnog wordt daarom aangenomen dat sprake is van verwarringwekkende overeenstemming als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE met Beneluxmerkregistratie 731954.
4.11. Spirits International is echter, naar zij erkent, houdster van het STOLI-merk en werkt als zodanig, zoals zij evenmin bestrijdt, mee aan het gebruik van de inbreukmakende tekens in de Benelux. Zij doet dit bovendien, zoals ter zitting desgevraagd is erkend, met de bedoeling goodwill van de aan FKP over te dragen merkregistratie 318391 over te hevelen naar haar eigen merk. Zij is zich derhalve bewust van de verwarringwekkende overeenstemming tussen de gebruikte tekens en het aan FKP over te dragen merk 318391 (en FKP's merkregistratie 731954). Het bevorderen van het gebruik van het STOLI-merk in de Benelux is onder deze omstandigheden aan te merken als onrechtmatig. Daaraan doet niet af dat Spirits International, naar zij stelt, die goodwill zelf heeft opgebouwd in de jaren dat zij merkregistratie 318391 in bezit had. Dit laatste geeft haar onder omstandigheden mogelijk een aanspraak op vergoeding van die goodwill (bijvoorbeeld op grond van ongerechtvaardigde verrijking), maar kan het eigenmachtig overhevelen van de goodwill niet rechtvaardigen.
De voorzieningenrechter:
5.1. veroordeelt Spirits International op vordering van FKP om binnen één week na betekening van dit vonnis het hiervoor bedoelde onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden;
5.2. veroordeelt Spirits International tot betaling aan FKP van een dwangsom van € 10.000,- per dag dat het gebod onder 5.1 wordt overtreden, een gedeelte van een dag voor een hele gerekend, met een maximum van € 2.000.000,-;
Softwarelicentie Ugent is rechtmatig verkregen
Hof van Beroep Gent 11 mei 2015, IEFbe 1470 (Leon V.O.F. tegen Universiteit Gent)
Uitspraak aangebracht door Stephane Criel, van Eeghem&Criel. Auteursrechten. Software. Partijen hebben een betwisting over het gebruik van software en het al dan niet rechtmatig karakter daarvan. De vof Leon stelt een vordering in jegens Universiteit Gent op grond van schadevergoeding voor een inbreuk op auteursrechten, nu de software die de Universiteit Gent in licentie kreeg van C-Concept, dezelfde software zou zijn als deze die Leon zou hebben laten ontwikkelen voor C-Concept en waarvoor zij nooit volledig betaald werd. Bestreden vonnis wordt bevestigd. Vordering van vof Leon ongegrond, immers Leon wist of minstens moest weten dat zij via C-Concept voor de Universiteit Gent software ontwikkelde.
2. Situering van de betwisting
3. De partijen hebben een betwisting over het gebruik van software en het al dan niet rechtmatig karakter daarvan. De vof Leon, voorheen "Fahrenheit 04", noch de heer X hebben een contractuele band met de UGent. Fahrenheit 04 had wel een softwareontwikkelingsovereenkomst met de nv C-Concept, die op haar beurt een licentieovereenkomst had met de vakgroep communicatiewetenschappen van UGent. De vof Leon is van oordeel dat de UGent een inbreuk maakt op haar ingeroepen auteursrechten op software. De UGent is van oordeel dat Leon niet bewijst over deze auteursrechten te beschikken. Verder beroept zij zich op de licentieovereenkomst die zij met C-Concept heeft afgesloten. Leon is van oordeel dat deze licentieovereenkomst niet rechtsgeldig is, gelet op het eigendomsvoorbehoud dat zij tegenover C-Concept formuleerde, zolang de facturen niet betaald waren. Leon werd niet volledig betaald door C-Concept voor de diensten die zij leverde in uitvoering van één of meerdere overeenkomsten. Leon stelt haar vordering tegen UGent in op grond van een schadevergoeding voor een inbreuk op auteursrechten, nu de software die de UGent in licentie kreeg van C-Concept, dezelfde software zou zijn als deze die Leon zou hebben laten ontwikkelen voor C-Concept en waarvoor zij nooit volledig betaald werd.4. De gronden van de beslissing en het antwoord op de middelen van partijen
14. Er is nog meer. C-Concept/Innoxys had betalingsmoeilijkheden, waarvan Leon op de hoogte was. Dit wordt onder meer aangetoond door de mail van 1 augutus 2005 van X en Y, waarin X uitdrukkelijk schrijft dat C-Concept/Innoxys "Zal betalen", maar "onder onnoemelijke financiële druk" staat. Leon wist derhalve dat zij via C-Concept/Innoxys - en mogelijk via Securex- voor de UGent software ontwikkelde. Minstens moet zij dit weten. Zij heeft zelf een risico genomen door toe te laten dat een licentie gegeven werd door haar opdrachtgever aan een derde, terwijl de laatste factuur nog open stond voor een bedrag van 1.637,65 euro en dit niettegenstaande het eigendomsvoorbehoud dat zij opgenomen had in haar contract met C-Concept/Innoxys. Mogelijks heeft zij zelf ingestemd met het geven van de licentie, wat wellicht een kans verschafte om betaald te worden. Door zo te handelen is het oorzakelijk verband doorbroken.
L'annulation de marque Thinkplus SPRL
Cour d'appel Liège 30 avril 2015, IEFbe 1469 (Appelante contre Thinkplus SPRL)
Décision envoyée par Pierre-Yves Thoumsin, NautaDutilh. Droit des marques. L'annulation. Faire usage. L'Appelante interjette appel du jugement en ce que celui-ci prononce l'annulation des marques qui SPRL Thinkplus a déposées et lui ordonne d'en cesser tout usage. C'est en vain que l'intimée en appelle encore au principe de l'exécution de bonne foi des conventions puisqu'elle échoue à rapporter la preuve de l'existence d'une telle convention de cession entre parties. Dans les limites de l'appel interjeté, le jugement entrepris doit être entièrement réformé, les motifs ci-avant fondant la demande principale de l'appelant, à l'inverse de la demande reconventionnelle de l'intimée qui est sans fondement et don celle-ci doit être déboutée.
L'appelant titulaire des droit d'auteur et de marque sur les dénominations et logos THINKPLUS et ETA, a le droit tant d'interdire à tout tiers, dont l'intimée, d'en faire usage sans son consentement, que de révoquer la faculté d'en user, qu'il a pu accorder auparavant, et ce sur la base tant de l'article 1 par. 1 LDA que de l'article 2.20.1.a. CBPI. La Cour reçoit l'appel.
Antécédents et objet de l'appel
(...) L'appelante interjette appel du jugement en ce que celui-ci prononce l'annulation des marques qu'il a déposées et lui ordonne d'en cesser tout usage. Il réitère sa prétention de voir enjoindre à la SPRL THINKPLUS et ETA - Encres Toners Accessoires, sous peine d'astreinte de 1000 euro par infraction et par jour, à compter du 30ème jour ouvrable suivant la signification de l'arrêt à intervenir et il postule sa condamnation aux dépens des deux instances liquidés à 1.320 euro chacune.
Discussion
4. (...) C'est en vain que l'intimée en appelle encore au principe de l'exécution de bonne foi des conventions puisqu'elle échoue à rapporter la preuve de l'existence d'une telle convention de cession entre les parties. Dans les limites de l'appel interjeté, le jugement entrepris doit être entièrement réformé, les motifs ci-avant fondant la demande principale de l'appelant, à l'inverse de la demande reconventionnelle de l'intimée qui est sans fondement et dont celle-ci doit être déboutée. L'appelant, titulaire des droit d'auteur et de marque sur les dénominations et logos THINKPLUS et ETA- Encres Toners Accessoires, a le droit tant d'interdire à tout tiers, dont l'intimée, d'en faire usage sans son consentement, que de révoquer la faculté d'en user, qu'il a pu accorder auparavant, et ce sur la base tant de l'article 1 par. 1 LDA que de l'article 2.20.1.a CBPI.
Overzicht fiscale voorafgaande beslissingen auteursrecht
Fiscaal. Hieronder een selectie van de Ruling voorafgaande beslissingen over het onderwerp auteursrecht (2014 tot medio 2015:
- 15% omzet - Bedrijfsleider computerprogramma - 25% financiële enveloppe - ontwikkelaars computerprogramma - 25% Infografisten - 15% Licentievergoeding computerprogramma - Bedrijfsleider, bij meer dan 37.500 - Tax shelter | - Hoofdredacteur - 50% lesgevers - 25% creatief personeel - 25% beroepsjournalisten en stagiars - 15% softwareontwikkelaars en marketeers - 7,5% computerprogramma |
Revenus résultant de la cession ou de la concession de droits d’auteur. Dirigeant d’entreprise. Programme informatique. Inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten. Bedrijfsleider. Computerprogramma. De variabele vergoeding vastgesteld op 15% van de omzet (excl. BTW) verwezenlijkt door de toekenning van gebruikslicenties voor het programma [en dus exclusief de omzet die voortvloeit uit prestaties (onderhoud, ...) die aan de klanten worden gefactureerd] die door de vennootschap "X" aan haar zaakvoerder zal worden toegekend krachtens de overeenkomst, kan aangemerkt worden als een roerend inkomen in de zin van artikel 17, §1, 5° WIB92, maar met dien verstande evenwel dat krachtens artikel 37, §1 en 2 WIB92 dit inkomen een beroepsinkomen zal vormen indien en voor zover het hoger dan 37.500 euro (niet geïndexeerd) is. De beslissing zal van toepassing zijn op de vergoedingen die vanaf de dag van de beslissing worden betaald en voor zover ze betrekking hebben op de omzet die ten vroegste op 1/01/2015 werd verwezenlijkt.
La redevance variable fixée à 15% du chiffre d’affaires (HTVA) réalisé en raison de l’octroi des licences d’utilisation du programme [et donc à l’exclusion du CA issus des prestations (maintenance,…) de services facturées aux clients] qui sera attribuée par la société « X » à son gérant en vertu de la convention, peut être qualifiée de revenu mobilier au sens de l’article 17 § 1er, 5° CIR92, étant toutefois entendu qu’en application de l’article 37 § 1er et 2 CIR92 celle-ci constituera un revenu professionnel dans l’éventualité et dans la mesure où elle excéderait 37.500 euros (non indexés). La décision sera d’application aux redevances versées à dater de celle-ci et pour autant qu’elles se rapportent au CA réalisé au plus tôt à compter du 1/01/2015.
Ruling Voorafgaande beslissing 27 januari 2015, nr. 2014.720 (25% financiële enveloppe - ontwikkelaars computerprogramma)
De bedragen die zullen worden toegekend door de vennootschap “X “ aan haar ”ontwikkelaars “ onder het statuut van loontrekkende en het statuut van zelfstandige (actuele en toekomstige), ingevolge de ondertekening van de overeenkomsten, in het kader van de overdracht van hun auteursrechten betreffende de computerprogramma’s, zijn roerende inkomsten zoals bedoeld in artikel 17 §1, 5° WIB92, maar zullen evenwel in toepassing van artikel 37 §1 en 2 WIB92 beroepsinkomsten uitmaken in het geval en voor zover ze hoger zouden zijn dan 37.500 euro (niet-geïndexeerd). Deze inkomsten die voortkomen uit de overdracht van de auteursrechten van deze “ontwikkelaars” mogen nooit hoger zijn dan 25% van de totale financiële enveloppe (vóór RSZ) die hen is toegekend. De wijziging van de arbeidsovereenkomsten en het dienstcontract om de verdeelsleutel van de bezoldiging specifiek te bepalen naarmate de overdracht van de auteursrechten of de uitvoering van de materiële prestaties maken geen fiscaal misbruik uit in de zin van artikel 344 §1 WIB92.
Ruling Voorafgaande beslissing 16 december 2014, nr. 2014.508 (25% Infografisten)
De bedragen die door de aanvrager aan zijn (huidige en toekomstige) "infografisten' in loondienst en als vennoot worden toegekend ten gevolge van de ondertekening van overeenkomsten in het kader van de afstand van hun auteursrechten, vormen roerende inkomsten zoals bedoeld in artikel 17 § 1, 5° WIB 92 waarbij echter geldt dat deze in toepassing van artikel 37 § 1 en 2 WIB 92 als beroepsinkomsten worden aangemerkt in het geval en voor zover zij meer dan 37.500 euro (niet geïndexeerd) zouden bedragen. Deze inkomsten uit de afstand van de auteursrechten van de "infografisten" in loondienst en als vennoot mogen nooit meer bedragen dan 25% van de volledige financiële enveloppe (vóór RSZ) die hun is toegewezen.
Ruling Voorafgaande beslissing 18 november 2014, nr. 2014.558 (15% Licentievergoeding computerprogramma)
De vergoeding voor licentierechten voor het gebruik van een computerprogramma ten belope van gezamenlijk 15% van de met dat programma gerealiseerde netto-omzet, die door bvba A aan auteurs X, Y en Z zal worden toegekend, kan als een roerend inkomen als bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92 worden aangemerkt.
Ruling Voorafgaande beslissing 7 oktober 2014, nr. 2014.349 (Bedrijfsleider, bij meer dan 37.500)
Bedrijfsleider. Publiciteitssector. Inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten. De bedragen die door de vennootschap Y in het kader van de overdracht van haar auteursrechten zullen worden toegekend aan haar zaakvoerder, de heer X, vormen roerende inkomsten zoals bedoeld in artikel 17 § 1, 5° WIB92 waarbij echter geldt dat deze in toepassing van artikel 37 § 1 en 2 WIB 92 als beroepsinkomsten worden beschouwd in het geval en voor zover zij meer dan 37.500 euro (niet geïndexeerd) zouden bedragen. Deze inkomsten die voortvloeien uit de overdracht van de auteursrechten van de heer X zullen volgens de methodologie opgenomen in deze beslissing moeten worden vastgesteld.
Ruling Voorafgaande beslissing 23 september 2014, nr. 2014/399 (Tax shelter)
Er bestaat een co-productiecontract tussen deze twee producenten, waarbij ze de rechten op het werk verdelen (auteursrechten, APNI-rechten, enz.). In dit geval bestaat er tussen deze twee producenten een interne onderneming, wat met zich meebrengt dat het verboden is voor producent A om de uitgave die hij maakt voor producent B te facturen. Het is echter toegestaan aan producent A dat hij een schrijven richt tot producent B waarin deze uitgave hem op exclusieve wijze werd toegewezen. In elk geval is de datum van de uitgave, de datum waarop deze uitgave werd gedaan door producent A. De raamovereenkomst en optieovereenkomst in bijlage bij de aanvraag voldoen aan de bepalingen van artikel 194ter WIB 92.
Ruling Voorafgaande beslissing 29 juli 2014, nr. 2014.340 (Hoofdredacteur)
Personenbelasting. Hoofdredacteur. Inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten. De bedragen die door de vennootschap ‘X’, bij toepassing van de overeenkomst, zullen worden toegekend aan haar bezoldigde hoofdredacteur van de website van de vennootschap, als tegenprestatie van de overdracht door deze laatste van zijn auteursrechten, kunnen als roerende inkomsten worden gekwalificeerd in de zin van artikel 17 § 1, 5° WIB92, echter met dien verstande dat overeenkomstig artikel 37 §1 en 2 WIB92 deze bedragen bedrijfsinkomsten zijn wanneer en in de mate waarin ze meer bedragen dan 37.500 euro (niet-geïndexeerd). Die inkomsten voortvloeiend uit de overdracht van auteursrechten van de bezoldigde hoofdredacteur van de aanvrager mogen nooit meer bedragen dan 25% van het totale hem toegekende financiële bedrag (vóór RSZ).
Ruling Voorafgaande beslissing 24 juni 2014, nr. 2014.252 (50% lesgevers)
De door lesgevers gecreëerde werken in de vorm van geschreven teksten, PowerPointpresentaties, syllabus, Dvd, enz. kunnen worden aangemerkt als werken van letterkunde. Zij vallen bijgevolg onder de bescherming van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. 50% van de totale vergoeding toegekend door externe ondernemingen, organisatoren van studiedagen en congressen, aan voormelde lesgevers (natuurlijke personen) voor het geven voordrachten, presentaties, demonstraties, enz. wordt beschouwd als zijnde toegekend voor de éénmalige overdracht van de vermogensrechten op de door hen gecreëerde werken en mag als een roerend inkomen in de zin van artikel 17, § 1, 5°, WIB 92 worden aangemerkt.
Ruling Voorafgaande beslissing 17 juni 2014, nr. 2014.268 (25% creatief personeel)
Personenbelasting. Publiciteitssector. Inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten. De bedragen die door de aanvrager aan zijn creatief personeel zullen worden toegekend ingevolge de wijziging van het arbeidsreglement (voor loontrekkenden) en ook naar aanleiding van de ondertekening van een bijlage (voor zelfstandigen) in het kader van de afstand van hun auteursrechten, zijn roerende inkomsten zoals bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB92, met dien verstande evenwel dat zij krachtens artikel 37, § 1 en 2, WIB92, beroepsinkomsten zijn indien en voor zover zij hoger dan 37.500 euro (niet-geïndexeerd) zouden zijn. Aangezien deze inkomsten voortvloeien uit de afstand van auteursrechten door het creatief personeel (loontrekkenden en zelfstandigen), kunnen zij nooit hoger zijn dan 25% van de totale financiële enveloppe (voor RSZ) die hen wordt toegekend. De wijziging van het arbeidsreglement en de ondertekening van een bijlage waarin wordt vastgelegd welk gedeelte in ruil voor de afstand van auteursrechten wordt toegekend, vormen geen fiscaal misbruik in de zin van artikel 344, § 1, WIB92.
Ruling Voorafgaande beslissing 27 mei 2014, nr. 2014.161 (25% beroepsjournalisten en stagiars)
De bedragen die, overeenkomstig een protocol van collectieve arbeidsovereenkomst (reeds ondertekend maar nog niet in werking getreden) door bepaalde persbedrijven worden toegekend aan de beroepsjournalisten en stagiars, als tegenprestatie voor de overdracht van deze laatsten van hun primaire auteursrechten, kunnen worden gekwalificeerd als roerende inkomsten in de zin van artikel 17 § 1, 5° WIB92, echter met dien verstande dat overeenkomstig artikel 37 § 1 en 2 WIB92 deze bedragen bedrijfsinkomsten zijn wanneer en in de mate waarin ze meer bedragen dan 37.500 euro (niet-geïndexeerd). Die inkomsten voortvloeiend uit de overdracht van primaire auteursrechten mogen nooit meer bedragen dan 25% van het totale toegekende financiële bedrag (vóór RSZ). De ondertekening van het protocol en van de aanhangsels van de arbeidsovereenkomsten vormen geen fiscaal misbruik in de zin van artikel 344 § 1 WIB92.
Ruling Voorafgaande beslissing 15 april 2014, nr. 2014.001 (15% softwareontwikkelaars en marketeers)
Het gedeelte van de bezoldiging dat de nv X wenst toe te kennen aan bepaalde werknemers, nl. de softwareontwikkelaars en de marketeers, die in het kader van hun arbeidsovereenkomst met de nv X beschermde werken hebben ontwikkeld en de auteursrechten hierop in de meest ruime zin contractueel aan de nv X hebben overgedragen, moet, ten belope van maximum 15% als een roerend inkomen in de zin van artikel 17, § 1, 5°, WIB 92 worden aangemerkt en is in principe afzonderlijk belastbaar aan 15% roerende voorheffing.
Ruling Voorafgaande beslissing 15 april 2014, nr. 2014.097 (7,5% computerprogramma)
Auteursrechten. De vergoeding voor licentierechten voor het gebruik van een computerprogramma ten belope van 7,5% van de met dat programma gerealiseerde netto-omzet, die door bvba B aan auteur X zal worden toegekend, kan als een roerend inkomen als bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92 worden aangemerkt.