DOSSIERS
Alle dossiers

Merkenrecht - Droit des marques  

IEFBE 1402

Oud auteursrecht en nationale auteurswet door OHIM verkeerd begrepen

Gerecht EU 30 juni 2015, IEFbe 1402; T-404/10 RENV ((National Lottery Commission / OHMI - Mediatek Italia en De Gregorio (Représentation d'une main))
Gemeenschapsmerk. In Renvoi. Eerder IEF 11779 (C): Een lachende hand waarbij Italiaans auteursrecht niet voldoende werd erkend. Ouder nationaal auteursrecht. Het gemeenschapsbeeldmerk bestaat uit een hand met twee gekruiste vingers en een lachend gezicht. De Kamer van Beroep heeft het nationale Italiaanse auteursrecht verkeerd geïnterpreteerd, deze fout heeft effect op de beslissing gehad. De beslissing wordt vernietigd, het merk is geldig.

53      On the other hand, although it is true, as has already been pointed out in paragraph 49 above, that the Board of Appeal responded to the applicant’s argument based on the existence of certain anomalies in the 1986 Agreement, the fact remains that that analysis of the Board of Appeal was based on the false premiss that the 1986 Agreement constituted ‘conclusive evidence of the provenance of the statements of the parties to it, pending the introduction of proceedings challenging it as a fraud’ (paragraph 30 of the contested decision) and that its assessment could relate only to the content of that agreement. Therefore, it cannot be excluded that the Board of Appeal would have reached a different conclusion if it had favoured a broader interpretation of its powers.

54      In the light of the above, it must be concluded that, in finding that the applicants for a declaration of invalidity had shown the existence of an earlier right, the Board of Appeal based its approach on a misinterpretation of the national law governing its protection and that that error may have had an effect on the content of the contested decision.
IEFBE 1398

La marque taco mexicain était dépourvue de caractère distinctif

Gerecht EU 29 juni 2015, IEFbe 1398; ECLI:EU:T:2015:440; T-618/14 (Mexicaanse taco)
Vormmerkenrecht. Grupo Bimbo heeft een driedimensionaal Gemeenschapsmerk aangevraagd voor de vorm van een (opgerolde) mexicaanse taco (klik afbeelding voor vergroting). Het OHIM weigert de registratie vanwege ontbreken van onderscheidend karakter. Het Gerecht EU bevestigt dat er geen fouten zijn gemaakt door de beroepskamer: een cylindervormige opgerolde mexicaanse taco in verschillende beige, geel en bruintinten is geen merk.

6. Par décision du 3 juin 2014 (ci-après la « décision attaquée »), la deuxième chambre de recours de l’OHMI a rejeté ce recours au motif que la marque demandée était dépourvue de caractère distinctif au sens de l’article 7, paragraphe 1, sous b), du règlement n° 2017/2009. En substance, la chambre de recours a considéré que l’impression d’ensemble dégagée par la marque demandée ne permettrait pas au public concerné de différencier les produits désignés par ladite marque de ceux ayant une autre origine commerciale, au moment de leur achat. La chambre de recours a relevé plus particulièrement ce qui suit :
–        le public pertinent est constitué des consommateurs finaux de tout le territoire de l’Union européenne, dont le niveau d’attention n’est pas plus élevé que la moyenne, dans la mesure où les produits en cause sont des produits alimentaires, de consommation quotidienne, d’acquisition rapide et de prix modéré (point 12 de la décision attaquée) ;
–        la marque demandée est constituée par l’aspect du produit, à savoir la représentation d’un « taco mexicain », constituée de six vues d’un snack d’extrudé de maïs, à la forme cylindrique et allongée, avec des couleurs dégradées de beige, de jaune et de brun (point 19 de la décision attaquée) ;
–        la forme de « taco mexicain » en cause est une forme géométrique de base qui n’est, en substance, pas différente des autres formes variées et similaires habituellement utilisées dans le secteur des snacks, telles qu’on les trouve dans n’importe quel supermarché (points 21 et 22 de la décision attaquée) ;
–        les différences éventuelles existant entre la marque demandée et un simple et banal cylindre ne sont pas aisément perceptibles et, s’agissant de produits qui sont vendus dans des boîtes ou des sachets généralement revêtus d’une marque verbale ou figurative, elles ne permettent pas au public concerné de reconnaître dans cette forme un élément différenciateur au moment de l’achat (point 23 de la décision attaquée) ;
–        cette appréciation étant fondée sur des faits notoires, il appartient, le cas échéant, à la requérante de démontrer qu’il en va autrement des habitudes des consommateurs sur le marché concerné (points 24 et 27 de la décision attaquée) ;
–        la marque demandée constitue une variante des formes habituelles des produits du secteur concerné, le fait qu’aucune combinaison identique n’est présente sur le marché étant, à cet égard, sans pertinence (points 28 et 29 de la décision attaquée) ;
–        les autres marques tridimensionnelles acceptées à l’enregistrement et invoquées en tant que précédents par la requérante diffèrent de la marque demandée en ce qu’elles n’étaient pas couramment utilisées pour les produits en question (point 34 de la décision attaquée) ; en outre, le caractère enregistrable d’une marque communautaire ne saurait être apprécié que sur la base du règlement n° 207/2009, et non sur la base d’une pratique décisionnelle antérieure des chambres de recours (point 35 de la décision attaquée).
43      Dans ces circonstances, il y a lieu de conclure que la marque demandée ne contient pas d’éléments qui la différencient intrinsèquement des formes du produit en cause qui existent sur le marché et qu’elle n’est dès lors pas apte à permettre au consommateur moyen, normalement informé et raisonnablement attentif et avisé, de distinguer, sans procéder à une analyse et sans faire preuve d’une attention particulière, le produit concerné de ceux d’autres entreprises (voir arrêt, en ce sens, Mag Instrument/OHMI, point 24 supra, EU:C:2004:592, point 32).
44      Il s’ensuit que la chambre de recours n’a pas commis d’erreur lorsqu’elle a conclu que la marque demandée était dépourvue de caractère distinctif intrinsèque.
IEFBE 1397

CONES is beschrijvend voor sigarettenhulzen

Rechtbank Rotterdam 17 juni 2015, IEFbe 1397; ECLI:NL:RBROT:2015:4494 (CONES)
Merkenrecht. Eiser levert sigaretten-,sigaren- en jointhulsen aan professionele afnemers en is houdster van woord/beeldmerken CONES. Gedaagde produceert ook voorgedraaide jointhulzen en duidt de producten aan aan als "paper cones". Het woordmerk CONES wordt onderscheidend vermogen ontzegd, vanwege het beschrijvend karakter. De vorm van de voorgedraaide kegelvormige, papieren huls, met name geschikt voor het roken van wiet, is geen onbelangrijk kenmerk. Beschrijvende karakter geldt niet voor beeldmerken. Alleen het rechthoekig beeldmerk wordt wegens non-usus vernietigd.

4.5. (...)  Om te kunnen concluderen dat het merk onderscheidend vermogen mist omdat het beschrijvend aard is, dient dit uitsluitend te bestaan uit verwijzende of beschrijvende aanduidingen. Gelet op de vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (zie o.a.: HvJEU 23-10-2003, zaak C-191/01, Doublemint, IER 2004, 12) is het echter niet vereist dat het merk op het moment van depot reeds daadwerkelijk wordt gebruikt voor de beschrijving van de ingeschreven waar. Voldoende is dat de kenmerken door het merk ten tijde van het depot kunnen worden beschreven, anders gezegd: dat het redelijkerwijs mogelijk is dat het merk de kenmerken in de toekomst gaat beschrijven. (...)

4.6. (...)  Daar komt bij dat het Engelse woord ‘cone’ vrijwel gelijkluidend is aan het Franse woord ‘le cône’, die beide kegel betekenen, zodat ook niet gezegd kan worden dat het Franstalig deel van het Beneluxpubliek onbekend zal zijn met de betekenis van deze term. Naar het oordeel van de rechtbank is het beschrijvende karakter van de woordmerken CONES met een en ander voldoende komen vast te staan, wat maakt dat deze geen onderscheidend vermogen bezitten. Daarbij komt dat, voor zover [gedaagde] met haar stelling dat het beschrijvende gebruik een gevolg is van de bekendheid van het merk heeft willen stellen dat het merk is ingeburgerd, dit verweer dient te worden gepasseerd, aangezien zij dit verder op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Voorts staat het enkele feit dat bij het indienen van de depots het BBIE de tekens wel onderscheidend vermogen heeft toegedicht niet in de weg aan een ander oordeel daaromtrent van de rechter.
De conclusie is dat althans aan de woordmerken CONES onderscheidend vermogen moet worden ontzegd vanwege het beschrijvende karakter daarvan voor sigarettenhulzen, zodat het woordmerk als geregistreerd onder nummer 0666226 en het woordmerk als geregistreerd onder nummer 0722129 voor zover ingeschreven voor deze waren, dienen te worden vernietigd. Of CONES tevens kan worden aangemerkt als een gebruikelijke aanduiding kan in dit verband derhalve buiten bespreking blijven.

slotsom
4.15. De slotsom dat is dat de primaire vordering tot nietigverklaring van de Beneluxmerken uitsluitend kan worden toegewezen voor het woordmerk als geregistreerd onder nummer 0666226 en voor het woordmerk als geregistreerd onder nummer 0722129 voor zover de inschrijving van dit merk ziet op sigarettenhulzen. De inschrijving van dit laatste woordmerk voor andere waren dan sigarettenhulzen alsmede die van het woordmerk als geregistreerd onder nummer 0578242 zal vervallen worden verklaard wegens non-usus.
De vordering tot vernietiging van de beeldmerken is niet toewijsbaar, terwijl de vordering tot vervallenverklaring daarvan uitsluitend toewijsbaar is voor het rechthoekige beeldmerk als geregistreerd onder nummer 0722131, eveneens wegens non-usus. De rechtbank zal in zoverre de vorderingen worden toegewezen op de voet van artikel 4.5 lid 3 BVIE (ambtshalve) de doorhaling van die merken uitspreken.
4.16. Het gevorderde bevel tot doorhaling met uitvoerbaar bij voorraad verklaring is niet toewijsbaar. De nietigverklaring en vervallenverklaring zelf kunnen naar hun aard niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zodat voor het uitvaardigen van een bevel al voordat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan geen rechtsgrond bestaat. Nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, kan de meest gerede partij op de voet van artikel 1.14 BVIE de doorhaling van de merken, voor zover relevant, verzoeken aan het BBIE. Bij een niet uitvoervaar bij voorraad verklaard bevel heeft [eiseres] daarom geen belang.
IEFBE 1395

Vraag aan HvJ EU over de auditieve gelijkenis die door begripsmatig andere betekenis wordt opgeheven

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 12 mei 2015, IEFbe 1395; zaak C-223/15 (Combit Software)
Vraag gesteld door Oberlandesgericht Düsseldorf, Duitsland. Verzoekster is actief in de computersector (ontwikkeling en verkoop hard- en software, en service en opleidingen op dat gebied). Zij is houdster van het DUI woordmerk ‘combit’ en het gemeenschapswoordmerk ‘combit’. Verweerster ‘Commit Business Solutions’ is een in Israël gevestigde onderneming die via haar website commitcrm (toevoeging crm = customer relationship management) en e-store wereldwijd haar producten verkoopt. Verzoekster vraagt de rechter in eerste aanleg verweerster te verbieden om zonder haar toestemming primair binnen de EU en subsidiair binnen DUI de benaming ‘commit’ voor software te gebruiken. (Enkel) haar subsidiaire vordering wordt toegewezen, op de grond dat zij zich niet op het gemeenschapsmerk kan beroepen omdat zij dat niet heeft gebruikt. Voor het DUI merk oordeelt de rechter dat wel sprake is van het vereiste verwarringsgevaar. Verzoekster gaat daarop in hoger beroep bij de verwijzende rechter.

De verwijzende DUI rechter (Oberlandesgericht Düsseldorf) oordeelt dat wel sprake is van voldoende gebruik van het gemeenschapswoordmerk. Wel deelt hij de mening over het verwarringsgevaar voor de (gemiddelde) consument, ook in de overige EULS, maar met uitzondering van het Engelse taalgebied waar men meer gewend is aan afkortingen en onderscheid weet te maken tussen com bit en commit. Zijn uitspraak zal afhangen van de uitleg van het eenheidsbeginsel (artikel 1, lid 2, Vo. 207/2009). Indien dit beginsel niet wordt toegepast zal een tijdrovende (en voor partijen dus kostbare) procedure moeten volgen om voor elke EULS afzonderlijk vast te stellen of sprake is van verwarringsgevaar. Hij legt het HvJEU de volgende vraag voor:

“In welke zin wordt de beoordeling van het verwarringsgevaar bij een gemeenschapswoordmerk beïnvloed indien de fonetische overeenstemming van het gemeenschapsmerk met een benaming die daarop een inbreuk zou maken, vanuit het perspectief van de gemiddelde consument in sommige lidstaten wordt geneutraliseerd door een betekenisonderscheid, maar vanuit het perspectief van de gemiddelde consument in andere lidstaten niet?
a) Moet het verwarringsgevaar worden beoordeeld vanuit het perspectief van de ene of van de andere groep, dan wel vanuit het standpunt van een fictieve gemiddelde EU-consument?
b) Moet het bestaan van een inbreuk op het gemeenschapsmerk worden erkend of afgewezen voor de hele Europese Unie indien slechts in een deel verwarringsgevaar bestaat, of moet in dat geval een onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende lidstaten?”
IEFBE 1394

HvJ EU: Bij visuele overeenstemming is betekenis en uitspraak geschreven Arabisch relevant

HvJ EU 25 juni 2015, IEFbe 1394; ECLI:EU:C:2015:420; zaak C-147/14 (Loutfi Management Propriété intellectuelle)
Merkenrecht. Loutfi is houdster van diverse Gemeenschapsbeeldmerken EL BENNA en EL BNINA. Meatproducts heeft een Benelux-merk EL BAINA gedeponeerd voor producten op islamitische wijze bereid. Inaanmerkingneming van het gebruik van een andere taal dan een officiële taal van de Europese Unie. Antwoord:

Artikel 9, lid 1, onder b) gemeenschapsmerkenverordeing] moet aldus worden uitgelegd dat bij de beoordeling van het mogelijke verwarringsgevaar tussen een gemeenschapsmerk en een teken, die betrekking hebben op dezelfde of soortgelijke waren en beide een dominant Arabisch woord in Latijns en Arabisch schrift bevatten, waarbij deze woorden visueel overeenstemmen, de betekenis en de uitspraak van deze woorden in aanmerking moeten worden genomen in omstandigheden waarin het voor het gemeenschapsmerk en het betrokken teken relevante publiek een basiskennis van het geschreven Arabisch heeft.

Gestelde vraag [IEFbe 832]:

Dient artikel 9.1.b.) GMV, mede gelet op de bepalingen van de artikelen 21 en 22 van het Handvest van de grondrechten van de Unie, aldus te worden uitgelegd dat, bij de beoordeling van het verwarringsgevaar tussen een gemeenschapsmerk waarin een Arabisch woord dominant is en een teken waarin een ander maar visueel overeenstemmend Arabisch woord dominant is, het verschil in uitspraak en betekenis tussen deze woorden door de bevoegde rechterlijke instanties van de lidstaten mag of zelfs moet worden onderzocht en in rekening gebracht, ook al is het Arabisch geen officiële taal van de Unie en van de lidstaten?
IEFBE 1391

Natuurlijk mineraalwater met kenmerken van dat water

HvJ EU 24 juni 2015, IEFbe 1391; ECLI:EU:C:2015:414 Zaak C‑207/14 (Hotel Sava Rogaška tegen Republika Slovenija)
Etikettering. Reclame. Handelsmerk. Herkomstaanduiding. Zie eerder: IEF 1297. Antwoord: Het begrip „natuurlijk mineraalwater afkomstig van eenzelfde bron” in de zin van artikel 8, lid 2, van richtlijn 2009/54/EG (...) moet aldus worden uitgelegd dat het betrekking heeft op natuurlijk mineraalwater gewonnen uit een of meer natuurlijke of kunstmatige ontspringingspunten dat eenzelfde watervlak of eenzelfde onderaardse laag tot oorsprong heeft, voor zover de kenmerken van dat water volgens de in bijlage I bij die richtlijn vermelde criteria bij al die natuurlijke of kunstmatige ontspringingspunten identiek zijn en constant blijven binnen natuurlijke schommelingen.

IEFBE 1390

Online aanvragen merkregistratie vernieuwd

Version française ci-dessous. Merkaanvragen via de website (BOIP Online Filing) is gewijzigd, voor BMB Connect is er niets gewijzigd. Om online een merkaanvraag in te dienen moet u verplicht inloggen met uw MijnBBIE-account. Indien u nog geen account heeft, kunt u dit op onze website gratis en eenvoudig aanmaken. Het inloggen na invoer van de aanvraag zoals u gewend bent in de huidige omgeving, is dus niet meer mogelijk. U dient direct online te betalen met iDEAL, Bancontact, creditcard of lopende rekening.

De vernieuwde omgeving biedt als voordeel dat u direct na het indienen van uw aanvraag een bevestiging als pdf in uw mailbox ontvangt met uw depotnummer en financieel overzicht. U ontvangt dus geen papieren bevestiging meer van ons.

Voor deze elektronische procedure moet u inloggen op Mijn BBIE. Indien u voor andere toepassingen al een account bezit voor Mijn BBIE maken wij u erop attent dat de accountbeheerder ervoor moet zorgen dat uw accountgebruikers (medewerkers) de rechten krijgen om gebruik te kunnen maken van deze nieuwe toepassing.

À compter de cette semaine, vous pouvez introduire vos demandes d'enregistrement de marque en ligne via notre nouvel environnement web. En collaboration avec le Réseau européen des marques, dessins et modèles (ETMDN), nous travaillons continuellement à l'amélioration de nos services à l'adresse d'un vaste éventail d'utilisateurs.

Dans le cadre de l'utilisation du nouvel environnement web, veuillez tenir compte des points suivants :
- Afin d'introduire une demande d'enregistrement de marque en ligne, vous devez premièrement vous identifier à votre compte Mon OBPI. Si vous n'avez pas encore de compte, vous pouvez en créer un gratuitement et en toute facilité sur notre site.
- Le paiement doit être directement effectué en ligne via iDEAL, Bancontact, carte de crédit ou compte courant.

Le nouvel environnement n'entraîne aucun changement sur les demandes introduites via BMB Connect.

IEFBE 1389

Résumé de la réforme du « paquet marques »

Nederlandse versie hierna, BMM: Deux textes européens d’importance sont en voie d’être finalisés (1) un règlement modifiant les marques de l’Union européenne ; et (2) une nouvelle directive sur les marques. En voici un aperçu en 10 points. Les trois institutions européennes (Commission, Parlement et Conseil) sont parvenues à un accord politique, de sorte que les textes ne subiront vraisemblablement plus de modifications. Le Parlement et le Conseil devraient adopter les versions définitives des textes après les vacances d’été. En cas d’approbation, les textes seront publiés et la majorité des modifications du nouveau règlement rentrera en vigueur 90 jours plus tard (soit vraisemblablement au cours de la première moitié de 2016). Les Etats membres auront, quant à eux, en principe trois ans pour transposer la nouvelle directive.

1. Nouveau vocabulaire
Ne dites plus « marque communautaire », mais bien « marque de l’Union européenne » (traduction de « European Union trade mark »). Ne dites plus l’« Office de l’harmonisation dans le marché intérieur (marques, dessins et modèles) », mais bien l’« Office de l’Union européenne pour la Propriété intellectuelle » (traduction de « European Union Intellectual Property Office »).

2. Suppression de la représentation graphique
Les nouveaux textes suppriment l’exigence de représentation graphique de la marque. Celle-ci devra cependant toujours être représentée de manière claire et précise.

3. Nouvelles taxes pour les marques UE

De nouvelles taxes s’appliqueront aux marques UE. Les tarifs seront désormais identiques pour le dépôt d’une nouvelle demande et le renouvellement d’un enregistrement, à savoir :
850 EUR pour 1 classe
900 EUR pour 2 classes
150 EUR par classe au-delà des deux premières

4. Régime « IP Translator » exceptionnel pendant 6 mois
Les titulaires de marques UE déposées avant le 22 juin 2012 pour des « intitulés de classes » selon l’arrangement de Nice bénéficieront d’un délai unique de 6 mois pour déposer auprès de l’Office une déclaration visant à clarifier leurs marques.

5. La forme ou une autre caractéristique peut justifier un refus
Dorénavant, pourront être refusés les signes constitués exclusivement :
par la forme ou une autre caractéristique du produit imposée par la nature même du produit;
par la forme ou une autre caractéristique du produit nécessaire à l’obtention d’un résultat technique;
par la forme ou une autre caractéristique qui donne une valeur substantielle au produit.

6. Pas de protection pour certaines dénominations
Les appellations d’origine protégée, les indications géographiques, les mentions traditionnelles pour les vins, les spécialités traditionnelles garanties et les dénominations de variétés végétales protégées ne pourront en principe pas être enregistrées à titre de marque.

7. Délais d’opposition raccourcis pour les marques IR désignant l’UE
L’opposition contre une marque internationale désignant l’UE pourra toujours être faite dans un délai de trois mois. Cependant, le point de départ de ce délai est modifié : ce sera désormais un mois (et non plus six) à compter de la publication de la demande. La date butoir est donc avancée de cinq mois.

8. Agir contre les marchandises en transit
Les titulaires de marques pourront agir contre les marchandises de contrefaçon en provenance de pays tiers et ce, même si elles n’ont pas (encore) été mises en libre circulation dans l’UE, à moins que la preuve ne soit fournie que le titulaire de la marque ne peut agir contre les marchandises en question dans le pays de leur destination finale. Cette preuve doit être fournie dans le délai de la procédure pour la détermination d’une atteinte au droit, tel que prévu par le règlement douanier (UE) n° 608/2013.

9. Procédures de nullité et de déchéance devant le Bureau Benelux
Sans affecter la compétence des cours et tribunaux, les offices nationaux vont devoir mettre des procédures administratives en place visant à statuer sur une demande en nullité ou déchéance d’une marque.
Ceci vise tant la déchéance d’une marque pour absence d’usage normal ou en raison de sa dégénérescence en désignation usuelle que la nullité pour motifs absolus ou relatifs, en ce compris le grief de prétendue mauvaise foi.

10. Marques de certification (certification marks)
Outre le système de marques collectives, un nouveau système spécifique de marques de certification est introduit. 

 

BMM bericht: Hieronder een overzicht in 10 punten van de twee belangrijke Europese teksten die op ons afkomen (Verordening inzake EU merk en de nieuwe merkenrichtlijn). De drie Europese instellingen (Commissie, Parlement en Raad) hebben een politiek compromis bereikt, waardoor de teksten vermoedelijk niet meer zullen veranderen. Na de zomervakantie, zullen de teksten ter definitieve goedkeuring aan de Raad en het Parlement worden voorgelegd. In geval van goedkeuring, wordt de definitieve tekst gepubliceerd en treedt het merendeel van de wijzigingen van de nieuwe verordening 90 dagen later (dus waarschijnlijk in de eerste helft van 2016) in werking. De Lidstaten zullen in principe 3 jaar de tijd hebben om de nieuwe richtlijn in hun wetgeving om te zetten.

1. Nieuwe benamingen
Zeg niet meer “Gemeenschapsmerk”, maar “EU merk” (“European Union trade mark”).
Zeg niet meer “Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne markt (tekeningen en modellen)”, maar “EU Bureau voor de Intellectuele Eigendom” (“European Union Intellectual Property Office”).

2. Geen eis meer van grafische voorstelling
De nieuwe teksten schrappen het vereiste van grafische voorstelling van het merk. Het merk moet steeds precies en duidelijk worden weergegeven.

3. Nieuwe taksen voor EU merken
Er komen nieuwe taksen voor EU merken. De tarieven zijn voortaan identiek voor een nieuwe aanvraag als voor de hernieuwing van een inschrijving :
850 EUR voor 1 klasse
900 EUR voor 2 klassen
150 EUR per klasse boven de 2 eerste klassen
​4. Uitzonderlijk IP Translator regime van 6 maanden
Houders van EU merken die vóór 22 juni 2012 werden aangevraagd voor Nice class headings zullen 6 maanden de tijd hebben om bij het EU Bureau een verklaring neer te leggen ter verduidelijking van hun EU merken.

5. Niet enkel de vorm kan aanleiding geven tot weigering
Voortaan zullen worden geweigerd tekens die uitsluitend bestaan uit :
de vorm of een ander kenmerk die door de aard van de waar bepaald wordt ;
de vorm of een ander kenmerk die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen ;
de vorm of een ander kenmerk die een wezenlijke waarde aan de waar geeft.

6. Geen merkbescherming voor bepaalde benamingen
Beschermde oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen voor wijn, gegarandeerde traditionele specialiteiten en merken die uit oudere benamingen van beschermde kweekproducten bestaan, kunnen in principe geen merk zijn.

7. Kortere oppositietermijn tegen IR merken die de EU aanduiden
Oppositie tegen een IR merkaanvraag die de EU aanduidt, blijft mogelijk gedurende een termijn van drie maanden. Het startpunt van de termijn verandert evenwel : het wordt nu één maand (i.p.v. zes maanden) na de publicatie van de aanvraag. De termijn wordt m.a.w. met vijf maanden verkort.

8. Optreden tegen transitgoederen
Merkhouders zullen kunnen optreden tegen namaakgoederen afkomstig uit derde landen, zelfs indien de goederen (nog) niet in het vrije verkeer van de EU werden gebracht, tenzij het bewijs geleverd wordt dat de merkhouder in het land van eindbestemming geen recht heeft om tegen de goederen op te treden. Dit bewijs moet worden geleverd binnen de termijnen van de procedure ter bepaling van de inbreuk overeenkomstig de Douaneverordening (EU) nr. 608/2013.

9. Nietigheids- en vervalprocedures bij het Benelux Bureau
Onverminderd de bevoegdheid van de gerechtshoven en rechtbanken, zullen de nationale bureaus administratieve procedures moeten invoeren voor het inroepen van nietigheid of verval van een merk. Dit behelst zowel het verval wegens gebrek aan normaal gebruik of verwording tot soortnaam als absolute of relatieve nietigheidsgronden, waaronder de beoordeling van beweerde kwade trouw.

10. Keurmerken (certification marks)
Naast het systeem van collectieve merken, wordt er een nieuw en specifiek systeem voor keurmerken ingevoerd.

IEFBE 1386

Marque - Comment positionner son signe sur... le produit?

Contribution envoyée par Camille Rideau, Spiegeler avocat. Ce n’est pas la première fois que le Tribunal de l’Union européenne (TUE) [IEFbe 1339] devait se pencher sur ce type de marque dite de position.
Était en cause en l’espèce la marque figurative d’Adidas composée de trois bandes obliques reconnaissables entre toutes du fait de leur position particulière sur la zone située entre les lacets et la semelle de la chaussure et une autre marque dite de position constituée de deux bandes positionnées sur la partie latérale de la chaussure et allant du milieu de la semelle jusqu’au centre du cou-de-pied.

La marque de position est une marque atypique qui ne rentre pas dans une catégorie prédéfinie telles que les marques figuratives ou les marques tridimensionnelles. Elle fait partie des marques dites non-traditionnelles et se caractérise par l’application d’éléments figuratifs ou tridimensionnels à la surface d’un produit .

Deux éléments sont à analyser lors de l’étude de la distinctivité d’une marque de position à savoir :

– la position elle-même qui se doit d’être non-usuelle afin d’être analysée comme une indication d’origine.
– Le signe qui se doit d’être plus qu’un simple élément de décoration et qu’il soit perçu comme une indication d’origine.

Sur le deuxième point, rappelons que la fonction esthétique d’un signe ne s’oppose pas à la fonction d’origine tant que la fonction esthétique ne supplante pas la fonction identificatrice (article 7.1 du Règlement sur les marques communautaires – motifs absolus de refus).

Bien que ne l’ayant pas élevée au rang de définition officielle, l’OMPI définit la marque de position comme étant « caractérisée par un élément immuable toujours placé sur le produit dans la même position et dans des proportions constantes ».

Les juges européens ont souvent fait preuve d’une certaine sévérité au regard de ces marques fortement banales et peu distinctives. Ainsi, le TUE refusa-t’il d’enregistrer des champs géométriques sur le cadran d’une montre (TUE, 14 septembre 2009 T-152/07), la coloration orange couvrant la pointe de chaque article chaussant (TUE, 15 juin 2010, T-547/08), un motif composé de deux coutures courbées sur une poche (TUE, 28 septembre 2010, T-388/09) ou encore les pointes rouges à l’extrémité de lacets pour des chaussures (TUE 11 juillet 2013, T-208/12).

Seules les signes ayant acquis une distinctivité par l’usage semble pouvoir revendiquer une telle marque de position.

Mais revenons à l’arrêt commenté. Ce n’est pas la première fois qu’Adidas se retrouve devant le TUE à défendre sa marque mais c’est bien la première fois où l’étendue de la protection d’une marque de position est abordée si directement.

Dans une première affaire, les trois bandes avaient été analysées sous l’angle de la disponibilité et de l’impératif de ne pas restreindre indûment la possibilité pour d’autres acteurs sur le marché d’utiliser de tels motifs (des bandes) considérés comme banals. La Cour avait alors rappelé que l’impératif de disponibilité ne saurait être invoqué au stade de l’appréciation du risque de confusion mais plus au stade de l’appréciation des motifs de refus.

Dans l’affaire aujourd’hui commentée, le Tribunal analyse les marques en présence au regard de leur positionnement et de leur configuration (bandes parallèles dont la couleur contraste avec le fond, de même largeur et équidistante).

Il n’est pas très clair si le Tribunal estime que la marque Adidas est une marque de position ou non. En effet, au paragraphe 23 de sa décision, le Tribunal estime que « les marques antérieures sont des marques figuratives composées de trois bandes parallèles de même largeur, disposées sur la face supérieure des chaussures entre les lacets et la semelle ».

Cependant la position des signes est ici appréciée largement comme un élément parmi d’autres et c’est le positionnement globale des signes sur « la partie latérale » de la chaussures qui entre particulièrement en compte. Seul un consommateur très attentif pourrait se rendre compte de la différence de « position » et « d’inclinaison » ce qui n’est pas la caractéristique principale du public pertinent quand les produits considérés sont des chaussures.

Le Tribunal en conclut en l’existence d’une certaine similitude entre les signes en présence renforcée par l’importante renommée de la marque d’Adidas ce qui crée un risque de confusion entre les signes.

Ainsi, bien que le titulaire de la demande de marque à deux bandes ait pris la peine de préciser la position de sa marque (et donc implicitement de limiter l’étendue de la position de son signe et de sa protection) cela ne fera pas obstacle à la création du risque de confusion avec la marque Adidas.

La renommée de cette marque banale lui permet donc encore de s’opposer à l’apposition de (au moins) deux bandes rectangulaire sur le côté des chaussures de sport.

Camille Rideau

IEFBE 1381

Rood-witte dubbele schroefdop onvoldoende onderscheidend als vormmerk

Gerecht EU 16 juni 2015, IEFbe 1381; ECLI:EU:T:2015:381 (Gako Konietzko/BHIM)
Vormmerk. Gako Konietzko heeft een verpakkingsvorm bestaande uit een cilindrisch wit-rode verpakking als driedimensionaal beeldmerk aangemeld, maar het ontbreekt aan onderscheidend vermogen. Het BHIM wijst de aanvraag af. De twee rood en witgekleurde opeenliggende schroefdopopeningen geven niet een noemenswaardige afwijking om een herkomstfunctie te vervullen.

17 Ensuite, s’agissant de l’impression globale produite par la marque demandée, la requérante fait valoir que son caractère distinctif provient, d’une part, des couleurs rouge (couvercle devant être vissé) et blanche (pot), qui se distinguent nettement, selon elle, des couleurs utilisées dans le secteur, et d’autre part, de la forme de la marque, avec l’ouverture centrale dotée d’un bouchon à vis (blanc), apposé sur le couvercle devant être vissé, qui constituerait, selon la requérante, un élément distinctif. De part ces éléments, la marque se distinguerait, selon la requérante, d’une manière significative, des formes habituelles du secteur.

27 En l’occurrence, les éléments de différenciation de la forme demandée, à savoir les deux ouvertures et les couleurs rouge et blanche, ne suffisent pas à la distinguer de façon significative des autres formes du marché, de sorte que cette forme puisse remplir la fonction d’identification d’origine.

29 La seule caractéristique qui éloigne la marque demandée de la forme habituelle est constituée par des obturations superposées. En effet, à la différence des exemples de récipients contenus dans le dossier, la marque demandée est dotée d’une obturation en forme de couvercle, de la taille du récipient, sur laquelle est superposée une deuxième obturation, en forme de bouchon à vis, positionnée au milieu du premier couvercle.

30 Or, même si ce trait pouvait être considéré comme inhabituel, il ne suffirait pas à lui seul à influencer l’impression d’ensemble produite par la marque demandée, dans une mesure telle que cette dernière divergerait de manière significative de la norme ou des habitudes du secteur concerné et, de ce fait, serait susceptible de remplir sa fonction essentielle d’identification d’origine. En effet, la superposition des deux obturations n’est qu’une variante d’une caractéristique habituelle des récipients pour crèmes, liquides et produits confectionnés en pharmacie, de sorte que, quand bien même ces éléments ne seraient pas agencés de la même manière dans d’autres récipients du secteur, le consommateur moyen ne saurait distinguer, sans procéder à une analyse et sans faire preuve d’une attention particulière, le produit concerné de ceux provenant d’autres entreprises.