Schadevergoeding voor verlies van kans om derde contractant in IT-aanbesteding EUIPO te worden
Gerecht EU 27 april 2016, IT 2050; IEFbe 1782; ECLI:EU:T:2016:248; zaak T-556/11 (European Dynamics tegen EUIPO)
Overheidsopdrachten voor diensten. Aanbestedingsprocedure. Diensten inzake softwareontwikkeling en -onderhoud. Afwijzing van de offerte van een inschrijver. Rangschikking van een inschrijver in de cascadeprocedure. Uitsluitingsgronden. Belangenconflict. Gelijke behandeling. Zorgvuldigheidsplicht. Gunningscriteria. Kennelijk onjuiste beoordeling. Motiveringsplicht. Niet-contractuele aansprakelijkheid. Verlies van een kans. Het besluit tot afwijzing van de offerte wordt nietig verklaard. EUIPO moet de schade vergoeden die eisers heeft geleden door het verlies van een kans om minstens als derde contractant de raamovereenkomst toegewezen te krijgen.
Uitspraak ingezonden door Stijn Debaene en Hakim Haouideg, Field Fisher.
The Book Seat werd slechts op Australische lokale marktjes aangeboden, model is nieuw
Voorz. NL Rechtbank van Koophandel Brussel 20 april 2016; IEF 15908; IEFbe 1781 (Barber tegen BVBA Leuke Dinges)
Modelrecht. Samenloop met octrooirecht. Eiseres ontwikkelt 'The Book Seat', een minizitzak die als boekensteun kan worden gebruikt en heeft hiervoor een octrooi (voor het centrale deel) en gemeenschapsmodel (voor de contouren) verkregen. De distributieovereenkomst met de herverkoper werd verbroken, de Nederlandse agent brengt de identieke 'Lärs boekenhouder" op de markt. Het model is nieuw, omdat het voor de aanvraag slechts op lokale marktjes werd aangeboden en niet (naar HvJ EU Gautzsch Grosshandel IEF 13538; IEFbe 642) op een internationaal befaamde beurs waaraan voornaamste of meeste (EU) marktdeelnemers deelnamen. Er is duidelijk afstand tot het bestaande vormgevingserfgoed. Door verweerder werden drie inkepingen in het midden afgeschaft, bijgevolg valt het niet binnen het octrooi, maar bij normaal gebruik zijn die niet waarneembaar bij het model. Het vervangen van een lus door een volwaardig handvat is niet relevant voor de modelrechtelijke vergelijking. Er wordt een verbod opgelegd.
EFTA-adviesvraag over limiet merkenregistratie voor (bekende) beeldhouwwerken waarop geen auteursrecht meer rust
Request for an Advisory Opinion van EFTA-Gerecht 22 maart 2016, IEF 15907, IEFbe 1780, zaak E-05/16 (Vigeland park)
Advies gevraagd door Hof van Beroep Oslo voor Intellectuele Eigendomsrechten (Klagenemnda for industrielle rettigheter). Merkenrecht. EFTA (Europese Vrijhandelsorganisatie). Verlopen auteursrecht. Zeer bekende, cultureel waardevolle beeldhouwwerken. In het Vigeland park in Oslo, Noorwegen, staat het grootste beeldenpark ter wereld dat door één kunstenaar is gemaakt, Gustav Vigeland. Tussen 1907 en 1942 zijn er 212 stenen en bronzen beelden gemaakt. Het park is de populairste toeristische attractie van Noorwegen. Is de bekendheid van het werk relevant om een merk te weigeren? Geldt de richtlijn ook voor 2D-weergave van 3D-beeldhouwwerken? Moet een merk worden geweigerd op basis van sectorgebruiken of is beschrijvendheid voldoende?
1. May trademark registration of copyright works, for which the protection period has expired, under certain circumstances, conflict with the prohibition in Article 3(1)(f) of the Trade Marks Directive on registering trademarks that are contrary to 'public policy or … accepted principles of morality'?
Prejudicieel gestelde vraag: Is transmissie via gemeenschappelijk antenne-installatie met minder dan 500 verbonden deelnemers geen nieuwe uitzending?
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 16 februari 2016, IEF 15906; IEFbe 1779; zaak C-138/16 (AKM)
Over de uitleg van artikel 3(1) en 5 van de InfoSoc-richtlijn. Via Minbuza: Verzoekster AKM (Autoren, Komponisten und Musikverleger) is een overkoepelende organisatie op grond van de Wet op de rechtenbeheerders. Conform de wettelijke regeling staat zij onder toezicht van het Oostenrijkse MinJUS. Verzoekster regelt voor de aangesloten leden de rechten op muziekwerken.
Verweerster Zürs.net exploiteert een kabelnetwerk (in Zürs) via welk radio- en tv-uitzendingen integraal worden doorgegeven aan de abonnees. Het gaat om diverse programma’s, zowel van Oostenrijkse als van Duitse origine, publiek en commercieel, en analoog en digitaal. Verzoekster biedt via een glasvezelnetwerk verschillende diensten zoals internet, tv en telefonie. Het betreft hier (de exploitatie van) een ‘antenne-installatie voor kleine gemeenschappen’ in de zin van de OOS auteurswet, en verweerster breidt deze diensten steeds verder uit. In de programma’s worden ook werken uitgevoerd waarvan verzoekster de rechten beheert. Verzoekster eist informatie van verweerster over het aantal abonnees op verschillende tijdstippen en opgave van de op die tijdstippen doorgegeven programma’s. Zij eist subsidiair een vergoeding voor oorspronkelijk niet uit Oostenrijk afkomstige werken (op grond van de Berner Conventie). Verzoekster stelt dat de uitzonderingsbepaling in de Oostenrijk ten behoeve van kleine gemeenschappen strijdig is met verdragen en het EUrecht en wijst op de herziene Berner Conventie (1967/1971). Kabelexploitanten met niet meer dan 500 aansluitingen voldoen niet aan de vereisten van de ‘tweestapstoets’ op basis waarvan beperkingen slechts bij uitzondering mogen worden toegepast. Zij wijst op de jurisprudentie van het HvJEU, waarin met name is bepaald dat aan de ‘mededeling aan het publiek’ een ruime betekenis moet worden gegeven. Verzoekster twijfelt er niet aan dat de door verweerster geëxploiteerde ‘gemeenschappelijke antenne-installatie’ aan de voorwaarden voor ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van de RL voldoet, zodat verweerster daarvoor toestemming nodig heeft en een vergoeding zal moeten betalen.
De verwijzende Oostenrijkse rechter (Handelsgericht Wien) legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:
Moeten artikel 3, lid 1, respectievelijk artikel 5 van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, respectievelijk artikel 11 bis, lid 1, punt 2, van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst in de versie van Stockholm/Parijs 1967/1971 aldus worden uitgelegd dat een regeling, waarbij de doorgifte van omroepuitzendingen via “gemeenschappelijke antenne-installaties” zoals die van verweerster in het hoofdgeding
a) niet wordt beschouwd als een nieuwe omroepuitzending wanneer bij de installatie niet meer dan 500 abonnees zijn aangesloten en/of
b) wordt beschouwd als een onderdeel van de oorspronkelijke omroepuitzending wanneer het de gelijktijdige, volledige en onveranderde doorgifte van omroepuitzendingen van de Oostenrijkse omroeporganisatie door middel van binnenlandse leidingen betreft, en deze vormen van gebruik evenmin onder een ander uitsluitend recht van mededeling aan het publiek met een element van afstand in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG vallen, en derhalve niet afhankelijk zijn van de toestemming van de auteur en hiervoor dus ook geen vergoedingsplicht geldt, strijdig is met het Unierecht respectievelijk met het recht van de Berner Conventie als binnen de rechtsorde van de Unie vallende internationale overeenkomst?
HvJ EU: Vordering billijke thuiskopiecompensatie is een verbintenis uit onrechtmatige daad volgens EEX
HvJ EU 21 april 2016, IEF 15903; IEFbe 1778; ECLI:EU:C:2016:286 ; C‑572/14 (Austro-Mechana tegen Amazon)
Auteursrecht. Collectief beheer. Zie eerder IEF 14608. Het hof verklaart voor recht:
Artikel 5, punt 3, EEX-Vo. moet aldus worden uitgelegd dat een vordering strekkende tot betaling van een vergoeding die verschuldigd is krachtens een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, waarbij het stelsel van „billijke compensatie” wordt toegepast dat is vastgesteld in artikel 5, lid 2, onder b), van InfoSoc-richtlijn, onder het begrip „verbintenissen uit onrechtmatige daad” in de zin van artikel 5, punt 3, van deze verordening valt.
Rommelige Houtlook is onvoldoende om andere algemene indruk tafelgashaard te geven
Vzr. Rechtbank Den Haag 20 april 2016, IEF 15897; IEFbe 1775; ECLI:NL:RBDHA:2016:4263 (Happy Cocooning tegen Arpe)
Modelrecht. Eiser heeft gemeenschapsmodelrechten op 'Cocoon Tables' voor een tafelgashaard. In een eerdere procedure tegen Outdoor is een opgelegd verbod [IEF 13771] en bekrachtigd door Hof Den Haag [IEF 14107]. Arpe wijst op de verschillen in maatvoering, het verzonken zijn van het bedieningspaneel, de vorm van de uitsparingen aan de onderzijde, de afwezigheid van handgrepen en de vormgeving die volgens Arpe bij de Thyone ‘rommelig’ is en bij Model 2 ‘minimalistisch’. De verschillen in maatvoering acht de voorzieningenrechter niet overtuigend, en de houtlook is onvoldoende om de algemene indruk van de Thyone te beïnvloeden; in het outdoor-assortiment neemt de look ook geen heel bijzondere plaats in. Inbreukverbod met nevenvorderingen toegewezen.
Règlement général sur les données personnelles (GDPR) ; un dossier et un site pour tout connaitre !
T. Léonard, E. Wery, D. Chaumont, « Règlement général sur les données personnelles (GDPR) ; un dossier et un site pour tout connaitre ! », avril 2015, dossier publié sur le site www.droit-technologie.org.
Le Règlement général sur la protection des données (connu comme le "GDPR" pour General Data Protection Regulation) marque sans aucun doute une avancée spectaculaire de la protection des personnes personnelles. Texte de compromis, il a tout à la fois tenté d'améliorer la protection des personnes concernées en tenant compte de l'évolution technologique depuis la Directive de 1995 tout en répondant à des demandes de modification du régime provenant à la fois des autorités de contrôle que des responsables, tenant compte de l'expérience acquise durant ces 20 dernières années.
Commentaire transversal du règlement GDPR (334 KB)
Conclusie AG: Geen (immateriele) schadevergoeding voor feiten die plaatsgevonden hebben vóór de publicatie van een gemeenschapsmerkaanvraag
Conclusie AG HvJ EU 21 april 2016, IEF 15891; IEFbe 1774; zaak C-280/15 (Nikolajeva)
Merkenrecht. Gemeenschapsmerkenverordening. Redelijke vergoeding. Zie eerder [IEF 15141, IEFbe 1446]. Overeenkomstig het verzoek van het Hof spitst de AG zijn aandacht toe op beantwoorden van de tweede en derde vraag. Conclusie AG:
1) De artikelen 9, leden 1 en 3, 14, lid 1, en 101, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk verzetten zich tegen een nationale bepaling die erin voorziet dat de rechtsbescherming van een ingeschreven merk begint op de dag van indiening van de aanvraag van het merk.
2) Artikel 9, lid 3, van verordening nr. 207/2009 moet aldus worden uitgelegd dat een redelijke vergoeding in de zin van deze bepaling niet kan worden gevorderd voor feiten die hebben plaatsgevonden vóór de publicatie van een gemeenschapsmerkaanvraag.
3) Het begrip ‚redelijke vergoeding’ van artikel 9, lid 3, verordening nr. 207/2009 moet aldus worden uitgelegd dat invordering van winsten kan worden verlangd wegens feiten die hebben plaatsgevonden ná de publicatie van een gemeenschapsmerkaanvraag wanneer die feiten na de publicatie van de inschrijving van het merk verboden zouden zijn op grond van deze publicatie. Voor die ‚redelijke vergoeding’ kan geen immateriële schade in aanmerking worden genomen.
MAXIFLEX te beschrijvend voor maximaal-flexibele handschoen
Rechtbank Den Haag 20 april 2016, IEF 15886; IEFbe 1772; ECLI:NL:RBDHA:2016:4084 (Majestic tegen ATG Gloves)
Merkenrecht. Beschrijvend merk. Inburgering. Tussenvonnis. Zie eerder: [IEF 13668]. De rechtbank Den Haag overweegt dat het Uniemerk MAXIFLEX [van Majestic] beschrijvend is voor veiligheidshandschoenen met maximale flexibiliteit. De rechtbank overweegt dat het merk vanwege het beschrijvende karakter daarom in beginsel nietig verklaard dient te worden. ATG verweert zich met een beroep op inburgering, maar doet dat ontoereikend om inburgering vast te stellen in het Nederlandse taalgebied. ATG krijgt hiervoor een bewijsopdracht.