IEFBE 3754
11 juli 2024
Artikel

Monopolisatie van taal? De zaak 'The Women Peloton' tegen Peloton Interactive Inc.

 
IEFBE 3753
4 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: GEMA tegen GL

 
IEFBE 3751
2 juli 2024
Uitspraak

Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel

 
IEFBE 2326

Uitspraak ingezonden door Pierre-Yves Thoumsin en Emmanuel van Melkebeke, JVM.

Acht domeinnamen moeten worden overgedragen bij gebrek aan legitiem belang

Antwerpen(afd. Antwerpen) - Anvers(div. Anvers) 10 mei 2017, IEFBE 2326; (Boogybook.com tegen De Beukelaer), https://ie-forum.be/artikelen/acht-domeinnamen-moeten-worden-overgedragen-bij-gebrek-aan-legitiem-belang

Vzr. Rechtbank van Koophandel Antwerpen 10 mei 2017, IEFbe 2326 (Boogybook.com tegen De Beukelaer) Wederrechtelijke registratie van domeinnamen. Partijen zijn in gesprek geweest over een samenwerking in fotoboeken. Afgesproken is dat Boogybook.com het online-gedeelte op zich zou nemen en De Beukelaer de fysieke verspreiding. De Beukelaer liet daarom acht domeinnamen registreren (boogybook.xx en boogyfotobook.xx, telkens .be, .lu, .fr en .uk). De samenwerking tussen partijen is er niet gekomen en Boogybook.com stelt dat de domeinnaamregistratie onrechtmatig is en dat zij aanspraak maakt op de overdracht ervan. De vordering wordt gegrond verklaard. Nu er van samenwerking geen sprake meer is heeft De Beukelaer niet langer een legitiem belang om de domeinnamen te houden. In de mate waarin zij zelfs buitensporige kosten aanrekent verbonden met de registratie van de domeinnamen (€883,80 voor acht domeinnamen), moet worden beschouwd dat zij tracht hier een ongerechtvaardigd voordeel uit te trekken. De rechtbank veroordeelt De Beukelaer tot overdracht van de acht domeinnamen aan Boogybook.com.

 

IEFBE 2331

Vragen aan HvJ EU over beroep op de minder strenge informatievereisten bij beperkte weergavemogelijkheid

HvJ EU - CJUE 14 jun 2017, IEFBE 2331; (Walbusch tegen Zentrale zur Bekämpfung umlauteren Wettbewerbs), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-over-beroep-op-de-minder-strenge-informatievereisten-bij-beperkte-weergavemogelijk

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 14 juni 2017, IEFbe 2331; IT 2343; C-430/17 (Walbusch tegen Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs) Via Minbuza: Consumentenbescherming. Verweerder (Walbusch Walter Busch GmbH & Co) verspreidde in 2014 als bijlage bij verschillende tijdschriften en kranten een uitvouwbare reclamefolder inclusief bestelformulier. Op de voor- en achterkant van de bestelkaart werd gewezen op het wettelijke herroepingsrecht. Het internetadres van verweerder was tevens aangegeven. Op de website van de verweerder kon men via de link “Algemene voorwaarden” de instructies voor herroeping alsmede het modelformulier voor herroeping raadplegen. Verzoeker (Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs) voert aan dat de reclamefolder van verweerder oneerlijk is omdat de instructies voor herroeping in de voorgeschreven vorm ontbraken en het modelformulier voor herroeping niet was bijgevoegd. Na een vergeefse aanmaning heeft verzoekster een vordering tot staking en tot vergoeding van precontentieuze aanmaningskosten ten bedrage van €246,10 vermeerderd met rente ingesteld. Het Landgericht heeft de vordering toegewezen. De appelrechter heeft deze beslissing deels gewijzigd (de veroordeling van verweerder tot vergoeding van de aanmaningskosten werd bevestigd). Met beroep in “Revision” verzoekt verweerder om afwijzing van de vordering in haar geheel, verzoeker verzoekt om afwijzing van het beroep in “Revision”. 

Hier is van belang of verweerder zich met succes kan beroepen op de minder strenge informatievereisten bij beperkte weergavemogelijkheid overeenkomstig de BGB (Duits Burgerlijk Wetboek), EGBGB (Duitse wet tot invoering van het Burgerlijk Wetboek) en richtlijn 2011/83. Het antwoord op de vraag of de minder strenge informatievereisten hier gelden, hangt af van de uitlegging van artikel 8 lid 4 eerste zin, en artikel 6 lid 1 (h) van richtlijn 2011/83/EU. De vraag rijst evenwel of een zo uitgebreide informatieplicht over het herroepingsrecht verenigbaar is met de doelen van richtlijn 2011/83/EU. Het zou een onevenredige beperking van de vrije reclamevoering kunnen blijken de handelaar ongeacht beperkingen in ruimte en tijd van het door hem voor de reclame gebruikte middel voor communicatie op afstand steeds te verplichten de omvangrijke de instructies voor herroeping meteen en rechtstreeks in dit middel voor communicatie op afstand mee te delen en het modelformulier voor herroeping daar dadelijk bij te voegen. Gestelde vragen:

 

IEFBE 2329

Bas Kist - De Nachtkaars

De zaak over de merkregistratie in de Benelux van een afbeelding van de Nachtwacht gaat als een nachtkaars uit. Op 29 augustus wees het Hof Den Haag het verzoek om inschrijving door Chiever af. Het Hof wilde er duidelijk niet aan, ondanks het feit dat deze kwestie toch een paar interessante en voor de praktijk zeer relevante vragen aan de orde stelt. Kort gezegd meent het Hof dat een afbeelding van de Nachtwacht niet onderscheidend is voor het product strontium en dat Chiever geen gerechtvaardigd belang heeft bij zijn verzoek.

IEFBE 2328

Hof: De Nachtwacht terecht geweigerd als merk

29 aug 2017, IEFBE 2328; ECLI:NL:GHDHA:2017:2446 (De Nachtwacht), https://ie-forum.be/artikelen/hof-de-nachtwacht-terecht-geweigerd-als-merk

Hof Den Haag 29 augustus 2017, IEF 17063; IEFbe 2328; ECLI:NL:GHDHA:2017:2446 (De Nachtwacht) Merkenrecht. Verzoek afgewezen. Ontbreken onderscheidend vermogen. Het BBIE weigerde een afbeelding van de Nachtwacht als merk gedeponeerd door merkenbureau Chiever [IEF 15567]. De Nachtwacht zou als merk te ingewikkeld zijn om als teken te gelden en bovendien niet als merk worden opgevat en ieder onderscheidend vermogen missen. Op 20 oktober 2016 heeft het Bureau de definitieve beslissing tot weigering medegedeeld: het gaat om één van de beroemdste schilderijen ter wereld dat door vrijwel iedereen zal worden herkend en om die reden zal het niet als onderscheidingsteken worden opgevat door het publiek. Het Hof wijst het verzoek van Chiever af. Het gaat om een depot dat verricht is als grap om een foto van de Nachtwacht op canvas van het Bureau te krijgen. Na weigering en publiciteit is besloten op verzoek van geïnteresseerde potentiële klanten, die zich afvragen of ze kunstwerken als merk kunnen claimen, om beroep tegen de weigering in te stellen. Dat beantwoording van deze vraag voor de praktijk van belang zou kunnen zijn, levert geen gerechtvaardigd belang op voor Chiever. Het Bureau heeft de inschrijving van de Nachtwacht als merk terecht geweigerd, aangezien Chiever geen voldoende gerechtvaardigd belang bij haar verzoek heeft en de Nachtwacht in de Benelux geen onderscheidend vermogen bezit.

IEFBE 2327

Le jugement est envoyée par Pierre-Yves Thoumsin et Emmanuel van Melkebeke, JVM.

Bloggeur n'utilise pas le signe 'Belgian Foodie' dans le commerce

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 8 apr 2017, IEFBE 2327; (Belgian Foodie), https://ie-forum.be/artikelen/bloggeur-n-utilise-pas-le-signe-belgian-foodie-dans-le-commerce

Tribunal de comm. Fr. Bruxelles 8 Août 2017, IEFbe 2327 (Belgian Foodie) Droit des marques. Le demandeur a fait procéder au dépôt et a l’enregistrement de la marque communautaire ‘Belgian Foodie’ le 26 Avril 2015. Le défendeur a procède a l’enregistrement du nom de domaine ‘thebelgianfoodie.com’ suivi d’une première publication le 11 novembre 2014 et l’annonce sur sa page Facebook du lancement de son blog du même nom. La demande tend à entendre dire pour droit que l’utilisation sans autorisation du nom commercial par la défendeur constitue une attente aux pratiques de commerce loyales et constitue une violation des droits des marques a la marque Belgian Foodie.  La marque ‘Belgian Foodies’ a un caractère distinctif suffisant : la marque du demandeur est valable et la demande reconventionnelle en annulation est rejetée. Il résulte des explications et des pièces produites que le demandeur établit qu’il exerce une activité commerciale et qu’il dispose des droits confrères au titre de nom commercial. Il ne résulte d’aucune pièce probante que le défendeur exercerait son activité autrement que comme ‘bloggeur’ à titre de loisir. Le demandeur reste ainsi en défaut d’établir que le défendeur fait usage du signe ‘Belgian Foodies’ dans la vie des affaires. La demande fondée sur la protection du nom commercial et de la marque manque par conséquent de fondement. Les demandes principale sont déclare non fondées. 

IEFBE 2324

HvJ EU: Regeling die leidt tot relatief grotere afname digitale netwerken ten opzicht van geëxploiteerde analoge kanalen, is discriminerend en onevenredig

26 jul 2017, IEFBE 2324; ECLI:EU:C:2017:597 (Persidera SpA), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-regeling-die-leidt-tot-relatief-grotere-afname-digitale-netwerken-ten-opzicht-van-ge-xploitee

HvJ EU 26 juli 2017, IT 2342; IEFbe 2324; ECLI:EU:C:2017:597; zaak C‑112/16 (Persidera SpA) Elektronische communicatie. Telecommunicatiediensten. Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/77/EG. Gelijke behandeling. Via Minbuza: Verzoekster Persidera (v/h Telecom Italia Media Broadcasting = TIMB) vraagt nietigverklaring van besluiten (van respectievelijk ITA MinEZ en de ‘NMa’ tot toewijzing van gebruiksrechten van frequenties voor digitale terrestrische radio- en tv-uitzendingen omdat zij minder frequenties heeft gekregen dan zij voorafgaand aan de overschakelijk feitelijk al gebruikte. De besluiten zijn in strijd met het beginsel van de één-op-één-omzetting op grond van eerder beheer; verzoekster stelt ongelijke behandeling daar zij als enige nationale marktdeelnemer niet alle rechtmatig door haar beheerde zenders heeft kunnen omzetten. De frequenties zijn bovendien technisch onder de maat. Tegen het NMa-besluit voert zij aan dat dit in strijd is met EUrecht en ook de ITA Gw. De rechter in eerste aanleg verwerpt verzoeksters beroep en de zaak ligt nu voor bij de ITA RvS. Verzoekster dringt aan op het stellen van vragen aan het HvJEU. Zij bestrijdt het vonnis omdat, gezien arrest HvJEU C-380/05, de rechter miskent dat zij concurrentienadeel ondervindt door niet toepassen van het beginsel één-op-één omzetting. Interveniënten (telecombedrijven) zijn het niet met verzoekster eens: na omzetting van TIMB in Persidera (door overname van Rete A) is verzoekster eigenaar geworden van in totaal vijf multiplexen in digitale terrestre technologie, hetgeen het maximumaantal is dat voor elke marktdeelnemer is toegestaan.

De verwijzende ITA rechter (Raad van State) kan de zaak pas beslissen als duidelijk is dat de door verweerster gehanteerde toewijzingscriteria rechtmatig zijn. Antwoord HvJ EU:

IEFBE 2323

Vragen aan HvJEU over de wijziging van het productiegebied met betrekking tot het in plakken snijden en verpakken van Schwarzwälder Schinken

13 jun 2017, IEFBE 2323; C-367/17 (Schwarzwälder Schinken), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvjeu-over-de-wijziging-van-het-productiegebied-met-betrekking-tot-het-in-plakken-snijden

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 13 juni 2017, IEF 17050; IEFbe 2323; C-367/17 (Schwarzwälder Schinken) Via Minbuza: Op verzoek van de aanvrager is de benaming “Schwarzwälder Schinken” (hierna: SWS) bij verordening nr. 123/97 sinds 25 januari 1997 geregistreerd als beschermde geografische aanduiding (hierna: BGA) voor “vleeswaren”. De aan de aanvraag ten grondslag liggende omschrijving bevatte geen voorschriften betreffende het versnijden en verpakken van het beschermde product. Verzoeker vroeg om een wijziging van het productdossier betreffende de BGA van SWS op grond waarvan het in plakken snijden en verpakken van de SWS alleen nog kon worden verricht in het productiegebied ervan. Tegen deze voorgenomen wijziging werden drie bezwaren ingediend. Het Duitse patentbureau heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen stellende dat de aanvraag niet in overeenstemming was met verordening 510/2006. Ingevolge het door verzoeker tegen deze beslissing ingestelde beroep heeft de onderhavige rechterlijke instantie de beslissing van het patentbureau vernietigd en vastgesteld dat het verzoek om wijziging wel voldeed aan de vereisten van verordening 510/2006. De derde opposant is daartegen opgekomen via een “Rechtsbeschwerde” bij het Bundesgerichtshof, die de beslissing van de verwijzende rechter heeft vernietigd en de zaak naar hem heeft terugverwezen, op grond dat het recht op hoor en wederhoor van de derde opposant zou zijn geschonden. In het kader van de procedure na die terugverwijzing verzoekt de verwijzende rechter het Hof om uitlegging van het toepasselijke Unierecht. 

IEFBE 2322

Vragen aan HvJEU: Vormt een regeling, waarbij gebruikers verboden wordt om persproducten aan het publiek ter beschikking te stellen, een technisch voorschrift?

HvJ EU - CJUE 8 mei 2017, IEFBE 2322; C-299/17 (VG Media), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvjeu-vormt-een-regeling-waarbij-gebruikers-verboden-wordt-om-persproducten-aan-het-publi

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 8 mei 2017, IEF 17053; IEFbe 2322; C-299/17 (VG Media tegen Google ) Auteursrecht. Via Minbuza: VG Media is een vennootschap die de in §87f van het Duitse wet op het auteursrecht (hierna: UrhG) genormeerde rechten van houders van naburige rechten op het digitale uitgeefaanbod uitoefent jegens gebruikers. Op 1 augustus2013 trad in Duitsland het in de UrhG geregelde zogenoemde naburige recht voor krantenuitgevers in werking. Het wetsontwerp heeft geen kennisgevingsprocedure doorlopen overeenkomstig richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften.

Verzoeker sluit met de rechthebbenden de “uitoefeningsovereenkomst televisie, radio, uitgever”, op grond waarvan de rechthebbenden de rechten en aanspraken op door hen vervaardigde persproducten in de zin van de UrhG (online, niet print) die hun thans toekomen en gedurende de overeenkomst nog zullen toekomen, exclusief door haar laten uitoefenen. Naar keuze gaat het hier om het recht om delen van persproducten ter beschikking van het publiek te stellen door middel van commerciële zoekmachines en/of het recht om delen van persproducten ter beschikking van het publiek te stellen door middel van diensten die op overeenkomstige wijze content bewerken. Verweerder (Google Inc.) exploiteert onder de domeinnamen www.google.de en www.google.com de bekende zoekmachine voor het vinden van websites (Google Search). Verzoeker richt zich met haar vordering tegen het feit dat verweerder in het verleden tekstfragmenten (snippets) en foto’s uit het aanbod van verzoekers leden voor haar eigen diensten gebruikte zonder daarvoor een vergoeding te betalen. Om die reden vordert zij vaststelling van een verplichting tot schadevergoeding wegens het gebruik van tekstfragmenten, foto’s en bewegend beeld voor het tonen van zoekresultaten en nieuwsoverzichten sinds 1 augustus 2013. Daarnaast vraagt zij om informatie en vordert zij schadevergoeding.

IEFBE 2321

Vragen aan HvJ EU: Zijn gedragingen als het maken en plaatsen op Youtube van videobeelden van politieagenten te beschouwen als een verwerking van persoonsgegevens voor journalistieke doeleinden?

HvJ EU - CJUE 1 jun 2017, IEFBE 2321; (Datu valsts inspekcija), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-zijn-gedragingen-als-het-maken-en-plaatsen-op-youtube-van-videobeelden-van-politie

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 1 juni 2017, IEFbe 2321; IT 2341; C-345/17 (Datu valsts inspekcija) Via Minbuza: Verzoeker tot cassatie maakte een video-opname van het moment waarop hij een verklaring aflegde bij de Letse nationale politie en heeft deze vervolgens op wwww.youtube.com geplaatst. De dienst gegevensbescherming stelde zich in zijn besluit nr. 2-1/6417 van 30 augustus 2013 op het standpunt dat verzoeker inbreuk had gemaakt op artikel 8, lid 1 wet op de bescherming van persoonsgegevens, aangezien hij de politieagenten, als betrokkenen, in strijd met die bepaling niet had geïnformeerd over het doel van de verwerking van hun persoonsgegevens. Verzoeker wendde zich daarop tot de rechter met het verzoek het besluit van de dienst gegevensbescherming onrechtmatig te verklaren en hem een schadevergoeding toe te kennen. Tot staving van zijn vordering voerde hij aan dat hij met die video een praktijk van de politie onder de aandacht wilde brengen die volgens hem onrechtmatig was. De Administratīvā rajona tiesa (lagere bestuursrechter) verwierp dat beroep en ook de Administratīvā apgabaltiesa (regionale bestuursrechter) wees verzoekers vorderingen af. Verzoeker heeft cassatieberoep ingesteld.