HvC over samenhang burgerlijke en correctionele procedure
Hof van Cassatie van België 9 april 2024, IEFbe 3728; ECLI:BE:CASS:2024:ARR.20240215.1N.6, C.22.0491.N (Eiseres tegen DL) Eiseres werd opgericht in 1980 en heeft als activiteit de ontwikkeling en verkoop van reinigings- en desinfecterende producten onder het merk 'NERTA'. DL is van opleiding industrieel ingenieur chemie en was gedurende een periode van 22 jaar in dienst bij Eisers. DL werd wegens dringende redenen ontslaan door Eiseres op 7 augustus 2018 wegens vermeende feiten van diefstal van NERTA-producten. Er is op grond van onder meer schending van bedrijfsgeheimen een afzonderlijke procedure aanhangig gemaakt bij zowel de burgerlijke rechtbank, als de correctionele rechtbank. In cassastie klaagt DL dat wanneer de vereiste voorwaarden uit artikel 4 VT.Sv vervuld zijn, de schorsing van de burgerlijke procedure moet worden uitgesproken door de burgerlijke rechter en dit op straffe van nietigheid. Het HvC oordeelt dat uit de samenhang tussen artikel artikel XVII.1 lid 1 en artikel XVII.21/3, lid 2 WER volgt dat uitspraak kan worden gedaan over een vordering tot staking wegens het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, ook wanneer wegens dezelfde feiten een vervolging voor de strafrechter is ingesteld en hierover nog niet definitief is beslist.