15 feb 2024
HvC over samenhang burgerlijke en correctionele procedure
Hof van Cassatie van België 9 april 2024, IEFbe 3728; ECLI:BE:CASS:2024:ARR.20240215.1N.6, C.22.0491.N (Eiseres tegen DL) Eiseres werd opgericht in 1980 en heeft als activiteit de ontwikkeling en verkoop van reinigings- en desinfecterende producten onder het merk 'NERTA'. DL is van opleiding industrieel ingenieur chemie en was gedurende een periode van 22 jaar in dienst bij Eisers. DL werd wegens dringende redenen ontslaan door Eiseres op 7 augustus 2018 wegens vermeende feiten van diefstal van NERTA-producten. Er is op grond van onder meer schending van bedrijfsgeheimen een afzonderlijke procedure aanhangig gemaakt bij zowel de burgerlijke rechtbank, als de correctionele rechtbank. In cassastie klaagt DL dat wanneer de vereiste voorwaarden uit artikel 4 VT.Sv vervuld zijn, de schorsing van de burgerlijke procedure moet worden uitgesproken door de burgerlijke rechter en dit op straffe van nietigheid. Het HvC oordeelt dat uit de samenhang tussen artikel artikel XVII.1 lid 1 en artikel XVII.21/3, lid 2 WER volgt dat uitspraak kan worden gedaan over een vordering tot staking wegens het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, ook wanneer wegens dezelfde feiten een vervolging voor de strafrechter is ingesteld en hierover nog niet definitief is beslist.
2. Artikel XVII.1, eerste lid, WER bepaalt dat de voorzitter van de ondernemingsrechtbank het bestaan vaststelt en de staking beveelt van een zelfs onder het strafrecht vallende daad die een inbreuk uitmaakt op de bepalingen van dit Wetboek, van zijn uitvoeringsbesluiten en van de verordeningen van de Europese Unie waarvoor dit Wetboek in sancties voorziet,onverminderd de bijzondere bepalingen eigen aan boekenVI, XI en XII, bedoeld in hoofdstukken 3, 4 en 5 van deze titel. Krachtens artikel XVII.21/3, tweede lid, WER wordt op de vordering tot staking in geval van het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, uitspraak gedaan, niettegenstaande enige vervolging die voor de strafrechter wordt ingesteld wegens dezelfde feiten.
3. Uit de samenhang tussen deze bepalingen volgt dat uitspraak kan worden gedaan over een vordering tot staking wegens het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, ook wanneer wegens dezelfde feiten een vervolging voor de strafrechter is ingesteld en hierover nog niet definitief is beslist.