DOSSIERS
Alle dossiers

Merkenrecht - Droit des marques  

IEFBE 2400

Vragen aan HvJ EU: Is het relevant of een merk als beeld- of als kleurmerk wordt aangevraagd?

HvJ EU - CJUE 28 sep 2017, IEFBE 2400; (Hartwall), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-is-het-relevant-of-een-merk-als-beeld-of-als-kleurmerk-wordt-aangevraagd

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 28 september 2017, IEF 17264; IEFbe 2400; C-578/17 (Hartwall) Merkenrecht. Via MinBuZa: Verzoeker (Oy Hartwall Ab) heeft op 20.09.2012 bij verweerder (nationaal octrooi- en registratiebureau) een aanvraag ingediend voor inschrijving van een teken als kleurmerk voor waren van klasse 32: minerale wateren. Verzoeker heeft naar aanleiding van een tussenbeslissing van verweerder toegelicht dat zij om inschrijving verzoekt van het aangevraagde merk als kleurmerk (niet als beeldmerk). Verweerder heeft de aanvraag (bij beslissing van 05.06.2013) afgewezen op grond dat het aangevraagde merk onderscheidend vermogen mist. Er zou geen uitsluitend recht op inschrijving van bepaalde kleuren kunnen worden verleend zonder gefundeerd bewijs dat de betrokken kleuren door langdurig en grootschalig gebruik onderscheidend vermogen hebben gekregen voor de betrokken waren. Het overlegde martktonderzoek van verzoeker zou niet hebben aangetoond dat de kleuren zelf bekend zijn, maar dat het beeldmerk bekend is. Verzoeker stelde beroep in tegen de beslissing van verweerder bij de handelsrechter, welke het beroep heeft verworpen bij bestreden beslissing. Omdat het aangevraagde kleurmerk niet voldoet aan de voor een merk geldende voorwaarden van §1(2) tweede alinea, van de merkenwet, die overeenkomt met artikel 2 van de merkenrichtlijn, behoeft volgens de handelsrechter in de onderhavige zaak niet te worden ingegaan op de in §13 van de merkenwet bedoelde vereisten betreffende het onderscheidend vermogen van een merk. Verzoeker heeft tegen de beslissing van de handelsrechter hoger beroep ingesteld bij de verwijzende rechter (de hoogste bestuursrechter).

 

IEFBE 2397

'Saucisson d'Ardenne' opgenomen in register van beschermde geografische aanduidingen

Europese Commissie 26 oktober 2017, IEF 17238; IEFbe 2397; Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1956 (Saucisson d'Ardenne). Merkenrecht. Geografisch beschermde aanduiding. In vervolg op eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Belgische Raad van State [IEF 11830], heeft de Europese Commissie Uitvoeringsverordening 2017/195 uitgevaardigd waarbij de aanduiding 'Saucisson d'Ardenne' is opgenomen als Beschermde Geografische Aanduiding. 

IEFBE 2395

Vragen aan HvJEU over collectief beheer merkenrechten en over IP-adressen als dienst onder de Richtlijn Elektronische Handel

HvJ EU - CJUE 28 aug 2017, IEFBE 2395; C-521/17 (SNB-REACT), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvjeu-over-collectief-beheer-merkenrechten-en-over-ip-adressen-als-dienst-onder-de-richtl

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJEU 28 augustus 2017, IEF 17225; IEFbe 2395; IT2389; C-521/17 (SNB-REACT). Merkenrecht. Domeinnaamrecht. Via MinBuZa: Verzoekster (SNB-REACT) heeft op 13.02.2014 bij de rechter in eerste aanleg een vordering tegen verweerder (Deepak Mehta) ingesteld tot beëindiging van de inbreuk op merkrechten en tot schadevergoeding. Verzoekster is een instantie voor de vertegenwoordiging van merkhouders en vertegenwoordigt tien merkhouders. Verweerder heeft websites op zijn naam geregistreerd, waarop onlinewinkels onrechtmatig goederen te koop aanbieden die zijn voorzien van met merken identieke tekens. Bovendien bevatten enkele van de door verweerder geregistreerde domeinnamen tekens die identiek zijn met ingeschreven merken. Verzoekster heeft in de procedure betoogd dat de door haar genoemde websites allemaal in de aan verweerder toegewezen IP-gebieden zijn geregistreerd en dat verweerder houder van deze IP-adressen is. Verweerder betwist de vordering. Hij heeft geen enkele van de door verzoekster genoemde domeinnamen geregistreerd. Hij was vroeger enkel houder van de IP-adressen. Een IP-adres en een domeinnaam moeten evenwel van elkaar worden onderscheiden. De rechter in eerste aanleg heeft bij vonnis van 27 oktober 2016 de vordering in haar geheel afgewezen. Verzoekster betwist in hoger beroep het vonnis van de rechter in eerste aanleg, voor zover hij de vordering heeft afgewezen. Volgens verzoekster heeft de rechter in eerste aanleg ten onrechte beslist dat zij niet bevoegd was om een vordering in te stellen wegens een inbreuk op de rechten van merkhouders. 

IEFBE 2393

Jugement envoyée par Frédéric Lejeune.

La marque française GRANDS MYSTÈRES DE L'HISTOIRE ne jouit d'aucune protection en Belgique

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 26 jun 2017, IEFBE 2393; (GRANDS MYSTÈRES DE L'HISTOIRE), https://ie-forum.be/artikelen/la-marque-fran-aise-grands-myst-res-de-l-histoire-ne-jouit-d-aucune-protection-en-belgique

Tribunal de commerce francophone de Bruxelles 26 juin 2017, IEFbe 2393 (GRANDS MYSTÈRES DE L'HISTOIRE) Les défendeurs ont soulevé l'incompétence du juge des cessations belge en invoquant le fait qu'ils sont domiciliés en France et que la marque du demandeur a été déposée et enregistrée en France et ne jouit d'aucune protection en Belgique. Sauf à considérer que la simple adjonction de l'épithète 'grands' à 'mystères de l'histoire' constituerait un apport et un travail créatif et original reflétant la personnalité du demandeur, le titre <<Les grans mystères de l'histoire>> n'est en rien original; il est au contraire d'une grande banalité, et le demandeur ne prouve en rien son apport créatif, sa touche personnelle.

 

IEFBE 2392

'Voetbalglas' wijkt niet wezenlijk af van wat gebruikelijk is

Gerecht EU - Tribunal UE 26 okt 2017, IEFBE 2392; ECLI:EU:T:2017:754 (Erdinger Weißbräu Franz Brombach), https://ie-forum.be/artikelen/voetbalglas-wijkt-niet-wezenlijk-af-van-wat-gebruikelijk-is

Gerecht EU 26 oktober 2017, IEF 17215; IEFbe 2392; ECLI:EU:T:2017:754; T‑857/16 (Erdinger Weißbräu Franz Brombach) Merkaanvraag voor de vorm van een groot glas werd afgewezen door de Kamer van Beroep. Het ontwerp van het glas is niet zo ongewoon of fantasierijk is dat op het eerste zicht de herkomst duidelijk is. Deze vorm wijkt niet wezenlijk af van de norm en wat gebruikelijk is in de branche. Het bovenste deel lijkt ietwat op een voetbal, maar is niet meer dan een versiering. De klacht wordt afgewezen.

IEFBE 2391

Gerecht EU over normaal gebruik en distinctief karakter van een 3D-vormmerk voor biscuitverpakking

Gerecht EU - Tribunal UE 23 okt 2017, IEFBE 2391; ECLI:EU:T:2017:745 (Galletas Gullón), https://ie-forum.be/artikelen/gerecht-eu-over-normaal-gebruik-en-distinctief-karakter-van-een-3d-vormmerk-voor-biscuitverpakking

Gerecht 23 oktober 2017, IEF 17213; IEFbe 2391; ECLI:EU:T:2017:745 (Galletas Gullón). Merkenrecht. Vormmerk. In 2003 heeft Galletas Gullón een merkaanvraag ingediend voor een drie-dimensionaal vormmerk voor 'biscuits' waarin de kleuren blauw, groen, rood, wit, geel en zwart terug te vinden zijn. In 2014 heeft verweerder bij de Cancellation Division om herroeping van het merk verzocht. Verweerder stelde dat er geen sprake was van normaal gebruik van het merk. De Cancellation Division verwierp dit beroep. In beroep bij de Board of Appeal van het EUIPO werd het vormmerk van Galletas Gullón ingetrokken. Galletas Gullón gaat in beroep bij het Gerecht, welke de beslissing van het EUIPO vernietigt. Redengevend voor het Gerecht hiertoe is dat zij vindt dat het distinctieve karakter van het merk door de jaren heen niet is gewijzigd. Daarnaast oordeelt het Gerecht dat Galletas Gullón voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van normaal gebruik van het merk.

IEFBE 2388

Uitspraak ingezonden door Charles Gielen, NautaDutilh.

Louboutin-zoolmerkzaak terugverwezen voor behandeling door grote rechtsprekende formatie

HvJ EU - CJUE 12 okt 2017, IEFBE 2388; ECLI:EU:C:2017:765 (Louboutin tegen Van Haren), https://ie-forum.be/artikelen/louboutin-zoolmerkzaak-terugverwezen-voor-behandeling-door-grote-rechtsprekende-formatie

Beschikking van het HvJ EU 12 oktober 2017, IEF 17209; IEFbe 2388; ECLI:EU:C:2017:765; C-163/16 (Louboutin tegen Van Haren) Zie eerder Conclusie AG IEF 16890. Heropening van de mondelinge behandeling. Houden van een terechtzitting. Daar de Negende kamer van oordeel was dat de zaak principiële vragen deed rijzen over het Uniemerkenrecht, besloot zij op 13 september 2017 om de zaak terug te verwijzen naar het Hof voor een nieuwe toewijzing ervan aan een grotere rechtsprekende formatie overeenkomstig artikel 60, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof. De mondelinge behandeling en pleitzitting staat gepland op 14 november 2017.

IEFBE 2386

HvJ EU: Geen afwijzing merkinbreukvordering vanwege te kwader trouw zonder de reconventionele nietigverklaring toe te wijzen

HvJ EU - CJUE 19 okt 2017, IEFBE 2386; ECLI:EU:C:2017:776 (Hansruedi Raimund tegen Michaela Aigner), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-geen-afwijzing-merkinbreukvordering-vanwege-te-kwader-trouw-zonder-de-reconventionele-nietigv

HvJ EU 19 oktober 2017, IEF 17193; IEFbe 2386; ECLI:EU:C:2017:776; C-425/16 (Hansruedi Raimund tegen Michaela Aigner). Merkenrecht. Raimund is houder van het Uniewoordmerk 'Baucherlwärmer', een kruidenmengsel. Aigner stelt dat Raimund het merk in strijd met de goede zeden en te kwader trouw heeft verworven. De verwijzende OOS rechter (Oberster Gerichtshof) stelt vast dat kwade trouw bij aanvraag een absolute nietigheidsgrond is die in de inbreukprocedure alleen geldig kan worden aangevoerd wanneer verweerster op grond daarvan een reconventionele vordering instelt. De vraag rijst hoe de reconventionele vordering dient te worden behandeld. Conclusie AG: [IEF 16882].

Antwoord HvJ EU:

1)      Artikel 99, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk moet aldus worden uitgelegd dat de krachtens artikel 96, onder a), van deze verordening bij een rechtbank voor het Uniemerk ingestelde vordering wegens inbreuk niet kan worden afgewezen op basis van een absolute nietigheidsgrond, zoals de in artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening bepaalde grond, zonder dat deze rechtbank de reconventionele vordering tot nietigverklaring, die de gedaagde op deze vordering wegens inbreuk heeft ingesteld op basis van artikel 100, lid 1, van deze verordening, en die op dezelfde nietigheidsgrond is gebaseerd, heeft toegewezen.
2)      De bepalingen van verordening nr. 207/2009 moeten aldus worden uitgelegd dat zij er niet aan in de weg staan dat de rechtbank voor het Uniemerk de vordering wegens inbreuk, in de zin van artikel 96, onder a), van deze verordening, kan afwijzen op basis van een absolute nietigheidsgrond, zoals de in artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening bepaalde grond, zelfs al is de beslissing op de krachtens artikel 100, lid 1, van deze verordening ingestelde reconventionele vordering tot nietigverklaring, die op dezelfde nietigheidsgrond is gebaseerd, niet definitief geworden.
 

IEFBE 2384

HvJ EU over 'dezelfde handelingen' en rechtsmacht wat betreft online merkgebruik

HvJ EU - CJUE 19 okt 2017, IEFBE 2384; ECLI:EU:C:2017:771 (MERCK), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-over-dezelfde-handelingen-en-rechtsmacht-wat-betreft-online-merkgebruik

HvJ EU 19 oktober 2017, IEF 17191; IEFbe 2384; ECLI:EU:C:2017:771; C-231/16 (MERCK) Merkenrecht. Procesrecht. Rechtsmacht. Over de rechtsmacht over een aantal Britse en internationale woordmerken MERCK. Artikel 109 Richtlijn EUTM. Begrippen 'dezelfde partijen' en 'dezelfde handelingen', gebruik van Merck op websites en online platformen. Is er sprake van dezelfde handeling als het gaat om onderhoud en wereldwijd gebruik van identieke online internet presentie op dezelfde domeinnaam? Conclusie AG: [IEF 16757].

Antwoord HvJ EU: 

1)      Artikel 109, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk moet aldus worden uitgelegd dat slechts is voldaan aan de aldaar gestelde voorwaarde inzake het bestaan van „dezelfde handelingen” wanneer voor rechterlijke instanties van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen wegens inbreuk worden ingesteld die respectievelijk op een nationaal merk en een Uniemerk zijn gebaseerd, voor zover deze vorderingen betrekking hebben op een vermeende inbreuk op een nationaal merk en een gelijk Uniemerk op het grondgebied van dezelfde lidstaten.

IEFBE 2379

Vragen aan HvJEU: zijn sigaretten met gementholiseerde bestanddelen verboden onder de Tabaksrichtlijn?

HvJ EU - CJUE 13 jun 2017, IEFBE 2379; C-439/17 (British American Tobacco), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvjeu-zijn-sigaretten-met-gementholiseerde-bestanddelen-verboden-onder-de-tabaksrichtlijn

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJEU 13 juni 2017, IEF 17183; RB 3003; LS&R 1515; IEFbe 2379; C-439/17 (British American Tobacco). Tabak. Consumentenbescherming. Via MinBuZa: Verzoekster (British American Tobacco GmbH) komt op tegen een beslissing van verweerster (Freie und Hansestadt Hamburg) waarbij haar het in de handel brengen van het product Lucky Strike Click Flow Switch-sigaretten is verboden. Deze sigaretten bevatten een capsule met menthol houdende vloeistof in de filter die door knijpen wordt afgegeven. Met het oog op de inwerkingtreding van bepaalde voorschriften van de wet betreffende tabaksproducten en verwante producten heeft verzoekster zich tot verweerster als de voor haar bevoegde toezichthoudende autoriteit gericht. Verzoekster heeft in haar brief uiteengezet dat met de overgangsbepaling van §47(4) TabakerzG, op grond waarvan het verbod in §5(1) punt 1a TabakerzG, om sigaretten en shagtabak met een kenmerkend aroma in de handel te brengen, pas met ingang van 20.05.2020 van toepassing is, het verdergaande voorschrift als vervat in de overgangs-bepaling van de richtlijn niet correct in Duits recht is omgezet. Daardoor mogen op grond van het verbod in §5(1) punt 1b TabakerzG sigaretten en shagtabak waarbij de menthol zich bevindt in de bestanddelen niet zijnde het eigenlijke tabaksrolletje, niet meer in de handel worden gebracht, zelfs indien op die manier een kenmerkend aroma in de zin van §5(1) punt 1a TabakerzG wordt gecreëerd. Dit is in strijd met het Unierecht. De verschillende behandeling van de beide productvarianten – mentholsigaretten die door de toevoeging van menthol aan bestanddelen is gementholiseerd, en sigaretten waarbij het tabaksrolletje is gementholiseerd – heeft geen basis in de richtlijn en is ook niet objectief gerechtvaardigd.