Conclusie AG: klachten octrooi met ondergrens voor boor in staalplaat ongegrond
Conclusie AG HR 19 april 2019, IEF 18476, IEFbe 2886; ECLI:NL:PHR:2019:510 (Tata Steel IJmuiden tegen ArcelorMittal France) Octrooirecht. Deze octrooizaak gaat over de beschermingsomvang van EP 0 971 044 B1 (hierna: EP 044 of het octrooi), waarvan ArcelorMittal houdster is, voor een bepaald soort staalplaat met hoge treksterkte, zie ook [IEF 16130]. Het octrooi vermeldt in de conclusies als ondergrens voor het element boor in de staalsamenstelling >0,0005 gewichtsprocenten (hierna: wt%). Tata Steel zoekt in deze zaak zekerheid alvorens de markt te betreden voor staal met een bepaald gewichtspercentage boor (clearing the way in jargon) en vordert daartoe brede verklaringen voor recht, onder meer inhoudend dat met staalplaten met minder dan 0,00045 wt% boor die verder wel aan de kenmerken van de conclusies van EP 044 beantwoorden, niet onder de beschermingsomvang van EP 044 wordt gekomen. AG acht alle klachten van Tata Steel - juiste maatstaf voor de beschermingsomvang is miskend, uitvindingsgedachte is niet als gezichtspunt maar als uitgangspunt gehanteerd en weginterpreteren van het conclusiekenmerk van de boor-ondergrens - ongegrond.
Niet enkel lovende aard ten grondslag aan betwist merk
HvJ EU 15 mei 2019, IEF 18472, IEFbe 2885; ECLI:EU:C:2019:406 (VM tegen EUIPO) In 2009 heeft VM Vermögens-Management bij EUIPO een Uniemerkaanvraag ingediend krachtens verordening nr. 207/2009 voor woordteken 'Vermögensmanufaktur'. Interveniënte in eerste aanleg, DAT Vermögensmanagement, diende bij EUIPO een vordering tot nietigverklaring van het betwiste merk in. VM voert zes middelen aan, waaronder schending van artikel 65, leden 2 en 3, van verordening nr. 207/2009, in samenhang met artikelen 17 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Schending van artikel 36, eerste zin, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Hogere voorziening wordt in geheel afgewezen. Het argument van VM dat het gerecht blijk gaf van onjuiste rechtsopvatting door te stellen dat het betwiste merk onderscheidend vermogen miste, alleen omdat de uitdrukking Vermögensmanufaktur een lovende verwijzing is, berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest.
Conclusie AG naburige rechten Spedidam
Conclusie AG 16 mei 2019, IEF 18469, IEFbe 2884; ECLI:EU:C:2019:423 (Spedidam) Is het toelaatbaar dat een lidstaat in zijn wetgeving inzake het auteursrecht voorziet in een vermoeden dat de uitvoerend kunstenaar van een bepaald werk een openbare instelling die tot taak heeft audiovisuele opnamen te bewaren, toestemming heeft gegeven om het werk te publiceren en indien nodig, te exploiteren door middel van een stilzwijgende overdracht van de rechten van de uitvoerend kunstenaar? Dat is de kernvraag waar het in dit verzoek om een prejudiciële beslissing om gaat.
HvJ EU: Gebruik van tekens die een voorstelling van de aan de BOB verbonden regio kunnen oproepen, kan onrechtmatig zijn
HvJ EU 2 mei 2019, IEF 18458; IEFbe 2882; RB 3313; C-614/17; ECLI:EU:C:2019:344 (Queso manchego) Gebruik van tekens die een voorstelling van de aan de beschermde oorsprongsbenaming (BOB) verbonden regio kunnen oproepen – Begrip ‚normaal geïnformeerde en redelijk oplettende gemiddelde consument’ – Europese consumenten of consumenten van de lidstaat waar het product met de BOB wordt vervaardigd en hoofdzakelijk wordt geconsumeerd. Gebruik van een beeldmerk dat een beeld oproept van het geografisch gebied waarmee een BGA is geassocieerd kan onrechtmatig zijn. HvJ EU:
1) Artikel 13, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen moet aldus worden uitgelegd dat het gebruik van beeldtekens een voorstelling van een geregistreerde benaming kan oproepen.
Registratie NEYMAR door derde partij die niet wist van de 'rising star in football', ongeldig
Gerecht EU 14 mei 2019, IEF 18456; IEFbe 2881; T-795/17; ECLI:EU:T:2019:329 (NEYMAR) Merkenrecht. Het Gerecht EU bevestigd dat de registratie van het woordmerk NEYMAR door een derde partij ongeldig is. De aanvrager geeft toe dat hij wist van het bestaan van Mr. Da Silva Santos Júnior, maar niet wist dat de Braziliaanse voetballer een 'rising star in football' was wiens talent internationaal bekend was. Hij claimt dat dit nog niet in Europa bekend was. Het EUIPO bewijst dat er veel over hem was gepubliceerd tussen 2009 en 2012 met name in Frankrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.
Conclusie AG: AirBnB is een dienst van de informatiemaatschappij en kan niet worden beperkt
Conclusie AG HvJ EU 30 april 2019, IT 2777; IEFbe 2883; ECLI:EU:C:2019:336; C-390/18 (AirBnB) Het aanbieden van een dienst bestaande uit het koppelen, via een electronisch platform, van potentiële gasten met hosts voor korte-termijn accommodatie waarbij de dienstverlener geen controle heeft over de procedures bij die dienst, maakt dat het een dienst is van de informatiemaatschappij. Een lidstaat kan geen beperkingen opleggen die het vrij verkeer van deze dienst.
AG: niet ieder gebruik van beschermde zuivelbenaming in ‘aanduiding’ is verboden
Conclusie AG 12 april 2019, IEF 18454, IEFbe 2880, LS&R 1707, RB 3312; ECLI:NL:PHR:2019:378 (Sojayoghurt) Eiseres is de brancheorganisatie van de Nederlandse zuivelindustrie. Verweerster verzorgt op de Nederlandse markt de verkoop van de sojaproducten die onder het merk X worden verhandeld. Op 30 mei 2012 werd verweerster door de rechtbank Breda in kort geding veroordeeld om het gebruik van het woord yoghurt in publicaties en reclame-uitingen over haar product Mild & Creamy te staken. Het arrest van het hof betrof o.a. de vraag of verweerster door het gebruik van zuivelbenamingen onrechtmatig heeft gehandeld en haar sojaproducten op misleidende wijze heeft gepresenteerd. De AG concludeert onder andere dat de opgesomde zinsneden, bewoordingen, woordcombinatie e.d. sterk feitelijk van aard zijn. Daar kan het HvJEU weinig mee. Een verwijzing moet gaan over rechtsvragen. De belangrijkste rechtsvraag is of de opvatting van eiseres juist is: ieder gebruik van een beschermde zuivelbenaming in een ‘aanduiding’ op grond van punt 5 is verboden. Het antwoord op die vraag is ontkennend. Dat blijkt uit het systeem van de regeling en aangehaalde buitenlands uitspraken, waaronder die van het Brusselse Hof van Beroep. Nu hierover nauwelijks redelijke twijfel kan bestaan is, een verwijzing om die kwestie voor te leggen niet noodzakelijk.
Uitspraak ingezonden door Katelijn van Voorst van Foxwaldmeister en Bas de Jong van Jelsma De Jong.
Naam redlights is niet zuiver beschrijvend
Vrz. Rechtbank Amsterdam 7 mei 2019, IEF 18445, IT 2774, IEFbe 2879; ECLI:NL:RBAMS:2019:5471 (Link Media tegen Siteways) Handelsnaamrecht. Eiser Link Media exploiteert sinds 2009 een online advertentieplatform voor betaalde seks onder de domeinnaam redlights.be. In juni 2015 is Link Media BVBA ten behoeve van de Nederlandse markt eenzelfde soort platform begonnen met de domeinnaam redlights.nl. Op 29 juli 2016 is Siteways opgericht, zij houdt zich eveneens bezig met het beheren en exploiteren van advertentieplatforms voor betaalde seks, onder meer onder de naam redlight.nl. Link Media vordert het gebruik van het teken redlight en redlights te staken en gestaakt te houden. Siteways heeft aangevoerd dat enkel verwarringsgevaar te weinig is om gebruik van de naam redlight te verbieden omdat de naam alleen beschrijvend van aard zou zijn. De benamingen zijn niet zuiver beschrijvend voor een advertentieplatform op dit gebied. Ook op deze beperktere beschermingsomvang wordt een inbreuk gemaakt. Siteways zal het gebruik van de naam moeten staken.
Conclusie AG: criteria modellenbescherming niet toepassen op auteursrechtelijke bescherming
Conclusie AG 2 mei 2019, IEF 18448, IEFbe 2878; ECLI:EU:C:2019:363 (Cofemel tegen G-Star Raw CV) Auteursrecht. Modellenrecht. G-Star stelde dat verzoekster inbreuk maakte op zijn auteursrecht door o.a. identieke kledingstukken. Cofemel bracht in dat de kledingstukken geen ‘artistieke creaties in juridische zin’ zijn, aangezien ze niet oorspronkelijk zijn en niet bekend is aan wie de desbetreffende auteursrechten toebehoren.
In tweede aanleg kwamen rechters tot de conclusie dat de broeken van het model ARC en het grafisch ontwerp van het model ROWDY auteursrechtelijk moeten worden beschermd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2(1)i van het Portugees wetboek van auteursrechten en de naburige rechten (hierna: CDADC). Gelet op de vernieuwende aard en oorspronkelijkheid ervan, evenals hun esthetische waarde, die vrucht is van de intellectuele schepping door de auteur ervan. Verzoekster Cofemel stelde cassatieberoep in bij de verwijzende rechter [IEF 17471].
Promotieonderzoek auteursrecht in een digitale omgeving
Op 28 mei verdedigt Simon Geiregat zijn proefschrift ´Uitputting van het auteursrecht in een digitale omgeving´ aan de Universiteit Gent. In deze dissertatie geeft hij een analyse van de beschikkingsmogelijkheden van de eerste verkrijger van een auteursrechtelijk beschermd digitaal werk.