Vorderingen in vrijwaringsincident gedeeltelijk toegewezen

Rechtbank Den Haag 9 september 2020, IEF 19469, LS&R 1867, IEFbe 3128; ECLI:NL:RBDHA:2020:9215 (VUB en Ablynx tegen QVQ) Octrooirecht. Vrijwaringsincident. Zie eerder [IEF 18996]. In de hoofdzaak vorderen de Vrije Universiteit Brussel (hierna: VUB) en Ablynx samengevat dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad verklaart QVQ te verbieden de aan de octrooihouder voorbehouden handelingen te verrichten en daarnaast voor recht te verklaren dat QVQ in Nederland inbreuk heeft gemaakt op de (zogenoemde) Hamers-octrooien. QVQ vordert in incident voorwaardelijk dat haar wordt toegestaan Ablynx en het Vlaams Instituut voor Biotechnologoie (hierna: VIB) te dagvaarden in vrijwaring ten aanzien van de gepretendeerde vorderingen van de VUB, omdat Ablynx en het VIB de VUB vertegenwoordigen in alle zaken ten aanzien van de Hamers-octrooien voor zover deze niet in licentie zijn gegeven aan Unilever. Aan de voorwaardelijkheid kent de rechtbank geen betekenis toe. Een vrijwaring komt naar zijn aard pas aan de orde in geval van een veroordeling in de hoofdzaak. Het past niet in het systeem van de wet om de eisende partij in vrijwaring op te roepen. De vordering tot oproeping in vrijwaring van Ablynx stuit daarop af. QVQ wordt wel toegestaan het VIB in vrijwaring te doen dagvaarden. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol van woensdag 23 september 2020.
Uitspraak ingezonden door Axel Naeyaert, Vobis.
Schadevergoeding wegens overname journalistieke werken

Hof van beroep Gent 7 september 2020, IEFbe 3127; 2019/AR/476 (Appellant en Enea tegen Vancia Car Lease) Auteursrecht. Inbreuk. Appellant en zijn vennootschap Enea zijn de auteur resp. de uitbater van de autonieuwswebsite auto55.be. De autoleasingmaatschappij Vancia Car Lease heeft zonder toestemming deze artikelen overgenomen op haar website. In eerste aanleg werd geoordeeld dat Vancia Car Lease inbreuk pleegde op de auteursrechten van appellant en werd Vancia Car Lease veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 100,- ex aequo et bono per overgenomen artikel. In hoger beroep wordt bevestigd dat de 78 kwestieuze artikelen auteursrechtelijk beschermd zijn en dat Vancia Car Lease inbreuk maakt op de auteursrechten van appellant. De schadevergoeding wordt verhoogd tot € 0,15 per teken, vermeerderd met een toeslag van 25%. De methode van de gederfde licentievergoeding wordt dus toegepast.
HvJ EU wijst hogere voorziening van Edison af

HvJ EU 16 september 2020, IEF 19453, IEFbe 3126; ECLI:EU:C:2020:714 (Edison tegen EUIPO) Merkenrecht. Edison heeft bij het EUIPO een Uniemerkaanvraag ingediend voor het beeldmerk dat het woordelement EDISON bevat. Na de inschrijving heeft Edison het EUIPO verzocht om in te schrijven dat zij afstand doet van een deel van de waren van klasse 4 van de classificatie van Nice waarvoor het merk was ingeschreven. Edison stelde voor om de oorspronkelijk aangewezen waren van die klasse te herdefiniëren. Het EUIPO weigerde, omdat dit zou leiden tot uitbreiding van de lijst van waren waarop de inschrijving van het Uniebeeldmerk EDISON betrekking op had. Het Gerecht heeft het beroep van Edison verworpen. Edison betoogt dat het Gerecht de draagwijdte van de termen ‘verlichtingsstoffen’, ‘brandstoffen (waaronder motorbenzine)’ en ‘motorbrandstoffen’ in de zin van de achtste editie van de classificatie van Nice onjuist heeft beoordeeld, waardoor het ‘elektrische energie’ ten onrechte heeft uitgesloten van klasse 4 ervan. Volgens Edison heeft het Gerecht alleen de 'ontologische' kenmerken van elektrische energie in aanmerking genomen en is het voorbijgegaan aan de 'functionele' kenmerken ervan. De hogere voorziening wordt afgewezen.
Terugtrekking Verenigd Koninkrijk heeft geen gevolg voor bescherming ouder merk

Gerecht EU 23 september 2020, IEF 19447, IEFbe 3125; ECLI:EU:T:2020:433 (Bauer Radio tegen EUIPO) In 2013 deed de Weense Simon Weinstein bij het EUIPO een Uniemerkaanvraag betreffende het woordteken MUSIKISS. In 2014 heeft Bauer Radio oppositie ingesteld tegen de inschrijving van het aangevraagde merk, deze oppositie is gebaseerd op de oudere woord- en beeldmerken KISS, die in het Verenigd Koninkrijk zijn ingeschreven.
Ondanks de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, behoudt de zaak haar voorwerp. Er kon wel degelijk oppositie worden ingesteld op grond van de oudere KISS-merken tegen MUSIKISS. Het EUIPO en Weinstein voeren twee middelen van niet-ontvankelijkheid aan, ontleend aan artikel 66, lid 2, van verordening 2017/1001 en aan artikel 72, lid 4, van deze verordening. Deze middelen worden afgewezen.
HvJ EU: Italiaanse wet in strijd met vrijheid van vestiging

HvJ EU 3 september 2020, IEF 19438, IT 3254, IEFbe 3124; ECLI:EU:C:2020:627 (Vivendi tegen Mediaset) Telecommunicatierecht. Mededingingsrecht. Prejudiciële beslissing. Zie eerder [IT 3047]. Het Franse Mediabedrijf Vivendi is de moedermaatschappij van een groep die actief is in de mediasector. In 2016 is Vivendi een vijandige overname van aandelen van Mediaset gestart. Volgens Mediaset handelt Vivendi in strijd met het Italiaanse recht. De Italiaanse wet bepaalt dat het voor een onderneming verboden is om een omzet te behalen die meer bedraagt dan 10% van de totale in het geïntegreerd communicatiesysteem gerealiseerde omzet, wanneer die onderneming een aandeel van meer dan 40% van de totale in die sector gerealiseerde omzet heeft. De bepaling is in strijd met de vrijheid van vestiging, omdat de beperking niet geschikt is om de doelstelling – de bescherming van het pluralisme op informatiegebied en in de media – te verwezenlijken. Bovendien maakt de betreffende bepaling, anders dan het EU-recht, geen onderscheid tussen de productie en de overbrenging van inhoud. Dat de drempel van 10% door Vivendi wordt bereikt is niet noodzakelijkerwijs een aanwijzing dat er een gevaar bestaat voor het pluralisme in de media, omdat die drempel niks zegt over of en in welke mate Vivendi in een positie is om de inhoud van de media te beïnvloeden. De Italiaanse bepaling is in strijd met de vrijheid van vestiging ex art. 49 VWEU.
Uitspraak ingezonden door Jorn Torenbosch, Universiteit Utrecht en Klos c.s. Advocaten.
HvJ EU beantwoordt prejudiciële vragen over ‘netneutraliteit’

HvJ EU 15 september 2020, IT 3249, IEFbe 3123; ECLI:EU:C:2020:708 (Telenor) Telecommunicatierecht. Zie eerder [IT 2728]. Telenor is een aanbieder van internettoegangsdiensten. Telenor biedt aan haar klanten twee soorten pakketten aan, die – afhankelijk van welke versie je kiest – een bepaalde hoeveelheid data bieden en daarnaast onbeperkt gebruik van bepaalde apps bieden. Het Hof legt voor het eerst de verordening 2015/2120 uit waarin de ‘neutraliteit van het internet’ is verankerd. Artikel 3 verordening 2015/2120 moet aldus worden uitgelegd dat dergelijke pakketten onverenigbaar zijn met lid 2, gelezen in samenhang met lid 1 van dit artikel, voor zover deze pakketten de uitoefening van de rechten van eindgebruikers beperken, en onverenigbaar zijn met lid 3 van dat artikel, voor zoveel de blokkerings- of vertragingsmaatregelen berusten op commerciële overwegingen.
Uitspraak ingezonden door Dirk-Jan Ridderinkhof, Hogan Lovells.
Franse rechter acht Eli Lilly's pemetrexed-octrooi geldig

Tribunal Judiciaire de Paris 11 september 2020, IEF 19430, LS&R 1857, IEFbe 3122; 17/10421 (Eli Lilly tegen Frensenius) Zie eerder [IEF 19261], [IEF 19082], [IEF 17690], [IEF 18534]. Deze zaak ziet op de (equivalente) beschermingsomvang van Europees octrooi EP (NL) 1 313 508, waarvan Lilly houdster is. De Franse rechter acht het pemetrexed-octrooi van Lilly geldig en legt Frensenius Kabi een permanent inbreukverbod op.
Uitspraak ingezonden door Jeroen van Kampen, Rijksuniversiteit Groningen.
HvJ EU verwerpt beroepen in zaak MESSI

HvJ EU 17 september 2020, IEF 19427, IEFbe 3121; ECLI:EU:C:2020:722 (MESSI) Merkenrecht. Zie eerder [IEF 17657], [IEFbe 2560]. Uit het persbericht: Het HvJ EU verwerpt de beroepen van het EUIPO en een Spaanse vennootschap in de zaak MESSI. Het Gerecht vernietigde de beslissing van het EUIPO, omdat de bekendheid van de voetbalspeler Lionel Messi opweegt tegen de visuele en fonetische overeenstemming tussen zijn merk en het merk MASSI. In tegenstelling tot wat het EUIPO in beroep betoogt, heeft het Gerecht wel degelijk rekening gehouden met de opvattingen van het gehele relevante publiek. Daarnaast heeft het Gerecht, in tegenstelling tot wat de Spaanse vennootschap stelde, terecht geoordeeld dat de reputatie van Messi een relevante factor vormde voor het vaststellen van een conceptueel verschil tussen de tekens ‘Messi’ en ‘Massi’.
Artikel ingezonden door Charles Gielen, NautaDutilh.
Noot Charles Gielen onder AMS Neve tegen Heritage Radio

Noot onder het arrest van het HvJ EU in de zaak AMS Neve/Heritage Radio van 5 september 2019 [IEF 18850] gepubliceerd in IC-IP 2019/4, p. 660. De rechterlijke bevoegdheid bij online inbreuken op een Uniemerk.
1. Deze zaak betreft de uitleg van art. 97 lid 5 Uniemerkenverordening in de versie 207/2009 (thans art. 125 lid 5 in de versie 2017/1001). Deze bepaling geeft de houder van een Uniemerk (hierna: “UM”) de mogelijkheid om een vordering wegens inbreuk ook (lees: als alternatief voor de bevoegdheidsregeling van art. 94, leden 1-4) in te stellen bij “de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden.” Meestal levert de toepassing van deze voor de UM-houder beschikbare alternatieve mogelijkheid geen probleem op. De beweerdelijk inbreukmakende producten worden bijvoorbeeld verkocht in een supermarkt, lokale slijterij of in een restaurant. De weg naar de rechter ter plaatse wordt eenvoudig bepaald door het land waar die verkopen plaatsvonden. Ingewikkelder wordt het echter wanneer dergelijke producten op websites worden aangeboden. Het is niet altijd duidelijk tot welk publiek die websites zijn gericht, zeker niet wanneer het gaat om websites met een generic top-level domain, zoals .com, en zeker niet als het gaat om Engelstalige websites.
Lees verder.
Artikel ingezonden door Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger.
Dirk Visser: Szpunar gooit BestWater uit het raam

Maciej Szpunar is een held. Hij verdient een standbeeld en een eredoctoraat. Of je het er nu helemaal mee eens bent of niet, de manier waarop hij de rechtspraak van het HvJ EU over hyperlinken in zijn conclusie in de zaak VG Bild-Kunst [IEF 19408] probeert de goede kant op te buigen is meesterlijk. Lees de conclusie van hem, lees ‘m helemaal. (zie ook het persbericht).
“72. Stelt u zich namelijk eens voor wat de gevolgen zijn van het arrest Svensson e.a.(61) in een soortgelijke situatie als die welke tot het arrest Renckhoff heeft geleid. Volgens laatstgenoemd arrest is er sprake van schending van de rechten van een auteursrechthebbende wanneer zijn beschermde werk is gedownload van een website waarop het met diens toestemming voor het publiek beschikbaar was gesteld, en op een andere website wordt geplaatst. Het plaatsen van een link op de tweede website naar hetzelfde werk dat op de eerste site beschikbaar is, zelfs door middel van framing, zodat het werk wordt weergegeven alsof het op de tweede site is geplaatst, zou evenwel niet onder het alleenrecht van de auteur vallen en dus geen inbreuk op dat alleenrecht maken.(62) Het publiek van de oorspronkelijke beschikbaarstelling zou in beide gevallen echter hetzelfde zijn: alle internetgebruikers!73. In navolging van het Hof in het arrest Renckhoff(63) moet dus worden geoordeeld dat het publiek dat de auteursrechthebbende bij de beschikbaarstelling van een werk op een website in aanmerking heeft genomen, bestaat uit het publiek dat die website raadpleegt. Een dergelijke definitie van het publiek dat door de houder van het auteursrecht in aanmerking is genomen, vormt mijns inziens een goede afspiegeling van de werkelijkheid van internet. Een vrij toegankelijke website kan in theorie immers door iedere internetgebruiker worden bezocht. In de praktijk echter is het aantal potentiële gebruikers dat zich daar toegang toe verschaft dan wel variabel in grootte, maar het ligt bij benadering vast. Bij het verlenen van toestemming voor de beschikbaarstelling van zijn werk neemt de houder van het auteursrecht de omvang van deze kring potentiële gebruikers in aanmerking. Dit is met name van belang wanneer deze beschikbaarstelling onder licentie plaatsvindt, omdat het potentiële aantal vermoedelijke bezoekers een belangrijke factor kan vormen bij de vaststelling van de prijs van die licentie”.