Bestuurders burgerlijk aansprakelijk voor commercieel gebruik illegale software
Hof van beroep Antwerpen 14 mei 2018, IEFbe 3499; 2015/AR/144 (Prefamac, Gatic en Zaakvoerster tegen Autodesk en Microsoft) In deze zaak betreft het de auteursrechtelijke bescherming van illegale kopieën van computerprogramma's. De illegale software werd aangetroffen op de maatschappelijke zetel van Prefamac, waarbij de rechtbank in eerste aanleg heeft geoordeeld dat Zaakvoerster als bestuurder ook burgerlijk aansprakelijk is voor de geleden schade. In hoger beroep concludeert het hof dat dat naast Zaakvoerster ook Gatic gehouden is om de schadevergoeding te betalen ten aanzien van Autodesk en Microsoft, gezien deze zes jaar als bestuurder was aangewezen. Hierdoor worden de appellanten onder andere veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan Autodesk en Microsoft.
4.4.3.
(...)
De eerste rechter oordeelde terecht dat krachtens deze wettelijke bepalingen het verboden is, niet slechts het gebruik van de computerprogramma's zonder toestemming van de auteur daarvan, maar ook het louter bezit van dergelijke programma's voor commerciële doeleinden zonder die toestemming, dit althans wanneer de betrokkene weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat het om een onrechtmatige kopie gaat.
De schending van het auteursrecht is op zichzelf foutief zodat de vraag of er al dan niet goede trouw is geweest, geen enkele rol speelt. Of de software al dan niet veel gebruikt werd, doet evenmin toe.
De illegale software werd aangetroffen op de maatschappelijke zetel van de eerste appellant te in het kader van haar commerciële exploitatie.
De Inbreuk in hoofde van de eerste appellante staat vast.
Als bestuurder had de derde appellante moeten en kunnen weten dat er in haar bedrijf een Illegale kopie van software voorhanden was
De eerste rechter oordeelde terecht dat de derde appellante als bestuurder van de eerste appellante burgerlijk aansprakelijk is
De geïntimeerden stellen incidenteel beroep in waar de eerste rechter hun vordering ten
aanzien van de tweede appellante ongegrond heeft verklaard. De eerste rechter oordeelde dat de vordering van de geïntimeerden ten aanzien van de tweede appellante ongegrond was.
De geïntimeerden laten gelden dat de tweede appellante ook als bestuurder werd aan gesproken.
De benoeming van de tweede appellante tot bestuurder à de eerste appellante voor een termijn van zes jaar geschiedde op de algemene vergadering van 7 juni 2004 (B.S. 23 Juni) 2004- stuk 35 van de bundel van de geïntimeerden). In 2010 werd het mandaat van de tweede appellante met zes jaar verlengd (stuk 36 van de bundel van de geïntimeerden).
Ook de tweede appellante had als bestuurder moeten en kunnen weten dat er een illegale kopie van software voorhanden was.
De tweede appellante is dan ook gehouden ten aanzien van de geïntimeerden.
Het incidenteel beroep van de geïntimeerden is op dit vlak gegrond.
'Feta' op producten bestemd voor derde landen ook verboden
HvJ EU 14 juli 2022, IEF 20850, RB 3676, IEFbe 3524; ECLI:EU:C:2022:561 (Europese Commissie tegen Denemarken) De naam ‘Feta’ stond sinds 2002 geregistreerd als een beschermde oorsprongsbenaming (BOB). De naam mag Feta mag sindsdien alleen gebruikt worden voor kaas die uit dat geografische gebied uit Griekenland komt en voldoet aan de van toepassing zijnde productspecificatie. De Commissie geeft met haar eerste klacht aan dat Denemarken de verplichtingen die het heeft uit hoofde van Verordening (EU) No 1151/2012 zou hebben geschonden. Denemarken heeft namelijk het gebruik van de aanduiding ‘Feta’ op in Denemarken geproduceerde kaas bestemd voor uitvoer naar derde landen niet voorkomen dan wel gestopt. Denemarken stelt echter dat de Verordening alleen van toepassing is op producten die worden verkocht in de EU. Het Hof van Justitie oordeelt allereerst dat volgens de bewoording van de Verordening, dit niet het geval is. Ook producten die worden verkocht aan landen buiten de EU vallen onder het verbod.
Verbod op gebruik databank en foto's verkoopmakelaar
Hof van beroep Gent 25 juni 2018, IEFbe 3496; rolnr. 2016/AR/470 (Agence De Ville tegen Immovast) De verkoopmakelaar Agence De Ville daagt Immovast voor de rechter vanwege het hergebruik van de foto's op haar website door Immovast. In eerste aanleg oordeelt de rechter dat het verboden is voor Immovast om beschrijvingen en foto's van de website van Agence De Ville te gebruiken en daarnaast wordt Immovast ook verboden om de databanken van Agence De Ville op te vragen en te hergebruiken, zonder voorafgaande toestemming. Het hof bevestigt het bestreden vonnis, waarbij alle grieven worden verworpen. Een strafklacht jegens de zaakvoerders van Immovast wordt wegens gebrek aan bewijs verworpen.
Raad geeft groen licht voor eerlijke concurrentie online
De Raad van de Europese Unie heeft definitieve goedkeuring verleend voor de digitalemarktenverordening (wet digitale markten, DMA), een wetsbesluit met nieuwe regels voor een eerlijke en concurrerende digitale sector.
De DMA waarborgt een gelijk digitaal speelveld met duidelijke rechten en regels voor grote onlineplatforms ("poortwachters"), en zorgt ervoor dat deze geen misbruik maken van hun positie. De regulering van de digitale markt op EU-niveau creëert een eerlijke en concurrerende digitale omgeving, waardoor zowel bedrijven als consumenten digitale kansen kunnen benutten.
Lees verder >>
Auteursrechtelijke inbreuk op geurverstuivers
Hof van beroep Antwerpen 8 januari 2018, IEFbe 3495; 2016/AR/253 (Casa tegen Innobiz) Innobiz brengt een tweetal geurverstuivers op de markt, de Pluglia en de Kemila V1, waar Casa volgens Innobiz inbreuk op maakt. De rechter in eerste aanleg concludeerde in het voordeel van Innobiz, waartegen Casa als appellante in hoger beroep komt. Ook het hof oordeelt dat Casa auteursrechtelijke inbreuk pleegt doordat Casa namaak geurverstuivers in de handel heeft gebracht. Cada maakt hierdoor volgens het hof ook inbreuk op de eerlijke marktpraktijken door slaafse kopieën van de geurverstuivers op de markt te brengen.
HvJ EU over manipulatiesoftware in dieselvoertuigen
HvJ EU 14 juli 2022, IEF, IEFbe; C-128/20 (GSMB Invest tegen Auto Krainer), C-134/20 (IR tegen Volkswagen) en C-145/20 (DS tegen Porsche Inter Auto en Volkswagen) Uit het persbericht: In dieselvoertuigen ingebouwde software waardoor de doelmatigheid van het emissiecontrolesysteem tijdens het grootste deel van het jaar bij gebruikelijke temperaturen wordt verminderd, vormt een verboden manipulatie-instrument. Omdat het hier niet gaat om een gebrek van geringe betekenis, is ontbinding van de koopovereenkomst in beginsel niet uitgesloten.
Auteursrechtelijke inbreuk door produceren namaakzetel
Hof van beroep Antwerpen 24 december 2018, IEFbe 3491; 2016/AR/2270 (Revilax tegen geïntimeerden) Revilax produceert en verkoopt 'relaxzetels'. Zij beschuldigt geïntimeerde 1 ervan dat hij inbreukmakende zetels zou produceren, geïntimeerde 2 zou deze zetels veredelen en geïntimeerde 3 zou tot slot sterk gelijkende zetels presenteren. Geïntimeerden 1 en 2 zijn oud-werknemers en geïntimeerde 3 is oprichter van Revilax. Het hof oordeelt dat ten aanzien van de Medilax-zetel inbreuk wordt gepleegd door geïntimeerden 1 en 2, vanwege het feit dat zij de inbreukmakende zetel produceren en veredelen. Ten aanzien van geïntimeerde 3 wordt niet bewezen dat hij iets te maken heeft met de productie van deze namaakzetel.
Niet aannemelijk dat verwarring tussen handelsnamen te duchten is
Hof van Beroep Brussel 25 juni 2019, IEFbe 3490; rolnr. 2016/AR/807 (Brems tegen B) In dit hoger beroep betreft het een handelsnaamrechtelijk geschil tussen de handelsnamen Brems Dakwerken tegen DakwerkenQuincyBrems. Omtrent het gebruik van de domeinnaam DakwerkenQuincyBrems oordeelt de rechter dat B voldoende voorzorgen heeft getroffen om verwarringsgevaar te vermijden. Brems heeft daarbij noch ten aanzien van de domeinnaam, noch ten aanzien van het handelsnaamrecht, niet aannemelijk gemaakt dat verwarring te duchten is tussen de gebruikte handelsnamen en domeinnamen van partijen. Hierdoor concludeert het hof dat bij het relevante publiek in dit onderhavige geval geen verwarring te duchten is. Het publiek wordt er niet toe gebracht om een ander besluit te nemen, dan het besluit dat zij eigenlijk zou hebben genomen.
Rechtstreekse vergoedingsplicht voor online platformen in België
Op 16 juni jl. heeft het Belgische parlement een nieuwe wet omtrent auteurs- en naburige rechten goedgekeurd. Een vrij uniek gegeven is dat de Belgische wet bepaalde online platformen een rechtstreekse vergoedingsverplichting oplegt. Het gaat hierbij om de volgende platformen:
- De online content-sharing platformen
- Streamingplatformen met abonnementformules, zoals Spotify, Netflix en Apple Music
Er zijn een reeks uitzonderingen voorzien. Belangrijk is bijvoorbeeld dat de platformen winst moeten nastreven. Niet-commerciële platformen zijn dus niet gevat. Ook platformen die werken met transacties vallen hier niet onder. Dat zijn bijvoorbeeld platformen waar je een som betaalt voor de aankoop of de huur van een audiovisueel werk.
Het rechtstreekse vergoedingsrecht is niet overdraagbaar en is van toepassing wanneer een auteur of uitvoerend kunstenaar het recht op mededeling aan het publiek door die online platformen heeft overgedragen. De vergoeding wordt enkel uitbetaald aan collectieve beheersvennootschappen die auteurs of uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen. Je moet dus lid worden om hierop recht te hebben. Ook hier zijn de modaliteiten nog niet duidelijk. Concreet zullen de beheersvennootschappen onderhandelen met de platformen om die modaliteiten af te spreken.
Jongere gemeenschapsmodellen afstandsbedieningen nietig
Hof van beroep Brussel 30 augustus 2019, IEFbe 3488; rolnr. 2017/AR/1756, 2017/AR/1793 en 2017/AR/1797 (Universal electronics tegen FM marketing, Ruwido tegen Telenet) Telenet levert als onderneming onder andere interactieve digitale televisie aan haar klanten, waarvoor zij tevens een afstandsbediening aan haar klanten geeft. Eerst bestelde Telenet de afstandsbedieningen bij producent Ruwido, maar na een verzuurde relatie liet Telenet een afstandsbediening ontwerpen door Universal die verzekerde dat de afstandsbediening voldoende afweek van het exemplaar van Ruwido, waardoor deze nieuw ontworpen afstandsbediening geen inbreuk zou maken. FM Marketing heeft als merkhouder tezamen met Ruwido vervolgens beroep ingesteld tegen de nieuw ontworpen afstandsbediening van Universal. Het hof wijst de vorderingen af en acht ze ongegrond. Daarbij concludeert ze dat de twee jongere modellen van Ruwido en FM Marketing nietig zijn, omdat de twee jongere Gemeenschapsmodellen 16 maanden voorafgaand aan de indiening van de aanvrage beschikbaar werden gesteld aan het publiek.