Le concept du ballon n'est ni nouveau, ni original
Tribunal de commerce Tournai 27 février 2014, IEFbe 1287 (Les Aiguilleurs contre Cofidis)
Jugements envoyée par Eric De Gryse, Simont Braun. Pratiques honnêtes du marché. Droit d'auteur. Les Aiguilleurs qui est une agence indépendante de conseil en communication a été contactée fin de l'année 2008 pour participer à un concours non rénuméré organisé par un intermédiaire de COFIDIS. La S.A. Les Aiguilleurs postule que son action soit déclarée recevable et fondée et qu'en conséquence, le Tribunal condamne "COFIDIS Belgique et COFIDIS France, (...) au paiement d'une somme de 400.000 EUR pour le préjudice causé par la contrefaçon de la création originale de l'agence LES AIGUILLEURS". Mais attendu que le concept du ballon n'est ni nouveau, ni original et ce concept a été utilisé et est utilisé de manière très régulière dans de très nombreuses publicités. Le tribunal déclare la demande recevable mais non fondée.
Vragen van uitleg over uitlenen en uitputting e-books
Rechtbank Den Haag 1 april 2015, IEFbe 1286 (VOB tegen Stichting Leenrecht en NUV, Lira en Pictoright)
Uitspraak ingezonden door Dirk Visser en Patty de Leeuwe, Visser Schaap & Kreijger en Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis. Auteursrecht. Uitputting. Leenrecht. E-books. Definitieve prejudiciële vraagstelling [zie eerder IEF 14164]:
1. Dienen de artikelen 1 lid 1,2 lid 1 sub b en 6 lid 1 van richtlijn 2006/115 aldus te worden uitgelegd dat onder “uitlening” als daar bedoeld mede is te verstaan het zonder direct of indirect economisch of commercieel voordeel via een voor het publiek toegankelijke instelling voor gebruik ter beschikking stelten van auteursrechtelijk beschermde romans, verhalenbundels, biografieën, reisverslagen, kinderboeken en jeugdliteratuur:
- door een kopie in digitale vorm (reproductie A) op de server van de instelling te plaatsen en het mogelijk te maken dat een gebruiker die kopie door middel van downloaden kan reproduceren op zijn eigen computer (reproductie 3),
- waarbij de kopie die de gebruiker tijdens het downloaden maakt (reproductie 3), na verloop van een beperkte termijn niet meer bruikbaar is, en
- waarbij andere gebruikers gedurende die termijn de kopie (reproductie A) niet kunnen downloaden op hun computer?
2. Als vraag 1. bevestigend moet worden beantwoord, staat artikel 6 van richtlijn 2006/115 en/of een andere bepaling van het Unierecht eraan in de weg dat lidstaten aan de toepassing van de in artikel 6 van richtlijn 2006/115 opgenomen beperking op het uitleenrecht de voorwaarde stellen dat de door de instelling ter beschikking gestelde kopie van het werk (reproductie A) in het verkeer is gebracht door een eerste verkoop of andere eigendomsovergang van die kopie in de Unie door de rechthebbende of met zijn toestemming in de zin van artikel 4 lid 2 van richtlijn 2001/29?3. Als vraag 2. ontkennend moet worden beantwoord, stelt artikel 6 van richtlijn 2006/115 andere eisen aan de herkomst van de door de instelling ter beschikking gestelde kopie (reproductie A), zoals bijvoorbeeld de eis dat die kopie is verkregen uit legale bron?
4. Als vraag 2. bevestigend moet worden beantwoord, dient artikel 4 lid 2 van richtlijn 200 1/29 aldus te worden uitgelegd dat onder de eerste verkoop of andere eigendomsovergang van materiaal als daar bedoeld mede wordt verstaan het op afstand door middel van downloaden voor gebruik voor onbeperkte tijd ter beschikking stellen van een digitale kopie van auteursrechtelijk beschermde romans, verhalenbundels, biografieën, reisverslagen, kinderboeken en jeugdliteratuur?
Is begrip vorm beperkt tot 3d-eigenschappen van zoolkleurmerk?
Rechtbank Den Haag 1 april 2015, IEFbe 1285 (Louboutin tegen Van Haren)
Uitspraak ingezonden door Wim Maas en Eelco Bergsma, Deterink. Meer Louboutin. Rechtbank formuleert een mogelijke vraag van uitleg aan HvJ EU in bodemprocedure na verstekvonnis [IEF 12902], partijen kunnen zich over dit voornemen uitlaten:
Is het begrip vorm in de zin van artikel 3 lid 1 en onder iii van de Merkenrichtljn (in de Duits, Engels en Franse versie van de Merkenrichtljn respectievelijk Form, shape en forme) beperkt tot de driedimensionale eigenschappen van de waar zoals de/het (in drie dimensies uit te drukken,) contouren, afmetingen en volume daarvan, dan wel ziet deze bepaling mede op andere (niet-driedimensionale) eigenschappen van de waar zoals kleur?
4.30. Zoals hiervoor is overwogen bestaat het merk uit een kleureigenschap van de zool van een schoen. Het merk valt dus, zoals Van Haren aanvoert, samen met een onderdeel van de waar. Het is echter onduidelijk of het begrip vorm in de zin van artikel 3 lid 1 onder iii van de Merkenrichtlijn (in de Duits, Engels en Franse versie van de Merkenrichtlijn respectievelijk Form, shape enforme) beperkt is tot de driedimensionale eigenschappen van (delen van) de waar zoals de/het (in drie dimensies uit te drukken) contouren, afmetingen en volume daarvan, dan wel mede ziet op andere (niet-driedimensionale) eigenschappen van de waar zoals kleur. Indien dit laatste niet door de uitzondering wordt bestreken, zou het merkrecht van een merkhouder concurrenten zonder tijdslimiet beperken hun producten te voorzien van door het publiek gezochte en gewaardeerde eigenschappen, zoals een rode zool van een hooggehakte damesschoen, hetgeen in strijd lijkt met de ratio van de uitzondering.’1 Evenzo zou een merkrecht bijvoorbeeld kunnen verhinderen dat een concurrent reflecterende veiligheidskleding op de markt zou brengen of frisdrank in een reflecterende en daardoor isolerende verpakking, terwijl daarmee een technische uitkomst wordt verkregen.
4.35. Gelet op het voorgaande en nu, zoals hierna zal blijken, de beslissing van het geschil afhangt van de beantwoording van de hiervoor onder 4.30 opgeworpen vraag, acht de rechtbank het noodzakelijk een vraag van uitleg aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen. De rechtbank overweegt de vraag te formuleren als volgt:
Is het begrip vorm in de zin van artikel 3 lid 1 en onder iii van de Merkenrichtlijn (in de Duits, Engels en Franse versie van de Merkenrichtlijn respectievelijk Form, shape en forme) beperkt tot de driedimensionale eigenschappen van de waar zoals de/het (in drie dimensies uit te drukken,) contouren, afmetingen en volume daarvan, dan wel ziet deze bepaling mede op andere (niet-driedimensionale) eigenschappen van de waar zoals kleur?
Aan partijen zal gelegenheid worden geboden zich over dit voornemen en de voor te leggen vraag uit te laten.
On sort du champ d’application du brevet, tel que déterminé clairement par la volonté même du breveté
Cour de cassation de Belgique 12 mars 2015, IEFbe 1284 (Saint-Gobain contre Knauf)
Arrêt envoyée par Fernand de Visscher, Simont Braun. Droit des brevets. La procédure devant la Cour [IEFbe 558]. EP0399320. La Cour rejette le pourvoi. Quant à la première branche: Le moyen, encette branche, ne peut être accueilli. Quant à la deuxième branche: Le moyen, en cette branche, manque en fait.
Quant à la troisième branche: Aux termes de l'article 26, alinéa 1er, de la loi du 28 mars 1984 sur les brevets d'invention, applicable aux brevets européens, l'étendue de la protection conférée par le brevet est déterminée par la teneur des revendications. Toutefois, la description et les dessins servent à interpréter les revendication.
(...) Par ces énonciations, et celles reproduites en réponse à la deuxième branche du moyen, l'arrêt, qui interprète la revendication 1 du brevet de la second demanderesse comme excluant de son champ d'application les produits qui ne comportent pas uniquement des fibres de verre ayant un diamètre inférieur à 8 um, justifie légalement sa décision que la défenderesse n'a pas commis de contrefaçon en fabriquant des produits comportant des fibres de verre d'un diamètre supérieur à 8 um en combinaison avec des fibres de verre d'un diamètre inférieur à cette mesure.
Le moyen, en cette branche, ne peut être accueilli.
BenGH stelt vragen over vervallen beschermingstermijn aan HvJ EU
BenGH 27 maart 2015, IEFbe 1283 (Montis tegen Goossens Meubelen)
Version français ci-dessous. Uitspraak ingezonden door Ruby Nefkens, Van der Steenhoven. Zie eerder ECLI:NL:HR:2013:1881 en vgl. IEF 14714. Ter beantwoording van de door de Hoge Raad gestelde vragen, stelt het Benelux-Gerechtshof zelf de volgende vragen aan het HvJ EU:
1. Is de beschermingstermijn genoemd in artikel 10 in verbinding met artikel 13 lid 1 Beschermingstermijnrichtlijn van toepassing op auteursrechten die aanvankelijk beschermd werden door de nationale wetgeving op het gebied van het auteursrecht, maar vóór 1 juli 1995 zijn vervallen wegens het niet (tijdig) voldoen aan een formeel vereiste, meer in het bijzonder het niet (tijdig) afleggen van een instandhoudingsverklaring als bedoeld in artikel 21 lid 3 BTMW (oud)?
2. Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt:
Dient de Beschermingstermijnrichtlijn zo te worden uitgelegd dat deze zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling die meebrengt dat het auteursrecht ten aanzien van een werk van toegepaste kunst dat vóór 1 juli 1995 is vervallen wegens het niet voldoen aan een formeel vereiste, als blijvend vervallen geldt?
3. Indien het antwoord op vraag 2 bevestigend luidt:
Indien het desbetreffende auteursrecht volgende de nationale wetgeving moet worden geacht op enig moment te herleven of te zijn herleefd, met ingang van welk tijdstip is dat dan het geval.
La Cour de Justice Benelux demande à la Cour de justice de l'Union européenne de se prononcer sur les questions d'interprétation énoncées ci-après:
1. La durée de protection mentionnée à l'article 10, combiné à l'article 13, paragraphe 1, de la directive "durée de protection" est-elle applicable à des droits d'auteur qui étaient initialement protégés par la législation nationale sur le droit d'auteur, mais qui se sont éteints avant le 1er juilliet 1995 faute d'avoir satisfait ou d'avoir satisfait à temps à une exigence formelle, plus particulièrement l'absence de dépôt ou de dépôt à tempts d'un déclaration de maintien telle que visée à l'article 21, alinéa 3 (ancien), de la LBCM?
2. Si la réponse à la question 1 est affirmative:
La directive "durée de protection" doit-elle être intreprétée en ce sens qu'elle s'oppose à un réglementation nationale qui implique que le droit d'auteur sur une oeuvre des arts appliqués qui s'est éteint avant le 1er juillet 1995 pour n'avoir pas satisfait à une exigence formelle est à considérer comme définitivement éteint?
3. Si la réponse à la question 2 est affirmative:
Si le droit d'auteur en question doit être réputé être ou avoir été restauré à un moment quelconque selon la législation national, à partir de quelle date cette restauration est-elle intervenue?
In de tijdschriften/dans les revues 2015-03
Hieronder een selectie van de hoofdartikelen uit de vakbladen van deze maand, mede mogelijk gemaakt door Praktijkgebied IE.nl (ook via Legal Intelligence of Rechtsorde), voor de losse tijdschriftensites dient u apart in te loggen. Ontbreekt in dit overzicht volgens u een tijdschrift ? Stuurt u ons de inhoudsopgave van dat vakblad: redactie@ie-forum.be (ook voor permanente levering door uitgevers).
Auteurs & Media | BIE 2015-3 | Jubileumeditie 40-jaar BMM |
Praktijkgebied IE is een voor de IE-professional ontwikkeld, gebruikersvriendelijke zoekmachine met IE-bronnen. Dagelijks worden jurisprudentie, commentaren, vakbladen, deLex-uitgaves, officiële publicaties en wetgeving bijgewerkt. Alle bronnen zijn en integraal doorzoekbaar en via een boomstructuur en kruimelpad eenvoudig toegankelijk. U kunt na inloggen zoeken via www.pgie.nl, of de databank toevoegen aan uw Legal Intelligence of Rechtsorde-account. |
Auteurs & Media 2015/1
Vrije tribune
Persvrijheid na Charlie Hebdo
Dirk Voorhoof
Doctrine/Rechtsleer
Droit d’auteur/Auteursrecht
Algemene en praktische voorstelling van de boeken m.b.t. de intellectuele eigendom in het WER Lien Van de Kelder en Natacha Lenaerts
La présomption de cession des droits d’exploitation audiovisuelle
Ariane Joachimowicz
Audiovisuele auteurs en het vermoeden van overdracht
Katrien Van Der Perre
De Regulator
Carine Libert
Le service de régulation du droit d’auteur et des droits voisins – Aperçu general
Jérôme Debrulle
Enkele beschouwingen bij de nieuwe «dienst regulering van het auteursrecht en de naburige rechten»
Carlo Adams
De Europese Richtlijn tot verlenging van de beschermingsduur van de naburige rechten van uitvoerende kunstenaars en producenten in de muzieksector en haar omzetting in boek XI
Luc Gulinck
Jurisprudence/Rechtspraak
Droit d’auteur/Droit des médias Auteursrecht/Mediarecht
-HJEU (gr. kamer) 3 september 2014
Johan Deckmyn en Vrijheidsfonds VZW t. Helena Vandersteen, Christiane Vandersteen, Liliana Vandersteen, Isabelle Vandersteen, Rita Dupont, Amoras II CVOH, WPG Uitgevers België
Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29 – Reproductierecht – Beperkingen en restricties – Begrip «parodie» – Autonoom Unierechtelijk begrip
Droit d’auteur et droits voisins – Directive 2001/29 – Droit de reproduction – Exceptions et limitations – Notion de «parodie» – Notion autonome du droit de l’Union
«De parodie-exceptie volgens het Hof van Justitie», noot Dirk Voorhoof
Droit d’auteur/Auteursrecht
-Cass. (3de k.) 17 maart 2014 Tradart, vennootschap naar Zwitsers recht t. J.-B. F., S.L. en Jean-Baptiste Forestier, vennootschap naar Frans recht
Originaliteit – Persoonlijke stempel – Eigen intellectuele schepping van de auteur – Fotografie Originalité – Empreinte de la personnalité – Création intellectuelle propre à l’auteur – Photographie
«Geen banaliteiten in het auteursrecht», noot Yves Vandendriessche
-Bruxelles (9e ch.), 23 octobre 2013 Hewlett-Packard Belgium c. Reprobel
Reprographie – Interprétation de la notion de «compensation équitable» des articles 5.2.a et 5.2.b de de la directive 2001/29 – Indemnisation du préjudice causé par la reprographie et critères permettant aux États de fixer une compensation équitable en matière de reprographie – Partage légal de la compensation équitable en matière de reprographie entre auteurs et éditeurs – Système national de compensation pour reprographie couvrant implicitement mais certainement les partitions de musique et les copies contrefaisantes
Reprografie – Interpretatie van het begrip «billijke compensatie» van de artikelen 5.2.a en 5.2 b, van Richtlijn 2001/29 – Vergoeding van de schade veroorzaakt door de reprografie en criteria die de lidstaten toelaten om een billijke vergoeding voor reprografie vast te stellen – Wettelijke verdeling tussen auteurs en uitgevers van de billijke vergoeding voor reprografie – Nationale vergoedingsregeling voor reprografie die impliciet maar zeker ook geldt voor muziekpartituren
-Liège, 20 mars 2014 Aerts et s.p.r.l. oxyos c. s.p.r.l. Auctus et Vandamme, curateur à la faillite de s.p.r.l. Dobe, en présence de Vion Retail Nederland b.v.
Droit d’auteur – Programme d’ordinateur – Titularité – Cession – Preuve – Contrat de commande – Écrit – Présomption de titularité
Auteursrecht – Computerprogramma – Houderschap – Overdracht – Bewijs-Bestellingsovereenkomst – Geschrift – Vermoeden van houderschap
-Voorz. Rb. Kh. Antwerpen 4 november 2014 n.v. VRT, n.v. Medialaan en n.v. SBS Belgium t. n.v. Right Brain Interface
Omroepen – Naburige rechten – Kopieerder – Thuiskopie – Onrechtmatige bron – Mededeling – Publiek – Databanken – Tussenpersoon – Stakingsbevel – Publicatie – Dwangsom
Organismes de radiodiffusion – Droits voisins – Copieur – Copie privée – Source illicite – Communication – Public – Bases de données – Intermédiaire – Ordre de cessation – Publication – Astreinte
Droit des médias/Mediarecht
-Bruxelles (acc.), 30 septembre 2014 M.P. c. M.M.
Diffamations et injures communiquées par trois courriers électroniques dont deux sont communiqués à un grand nombre de personnes – Délit de presse (oui) – Délit de presse connexe (oui)
Laster en beledigingen in drie e-mails, waarvan er twee worden verstuurd naar een groot aantal mensen – Persmisdrijf (ja) – Verwant persmisdrijf (ja)
-Corr. Bruxelles (61e ch.), 4 février 2014 N.G. c. J.W
Incitation à la haine – Violence et menace par écrit – Courriel anonyme – Action dirigée contre le propriétaire du service de remailer permettant l’anonymisation des messages – Acquittement
Aanzetting tot haat – Geweld en bedreiging via een geschrift – Anonieme e-mail – Vordering tegen de eigenaar van remail-dienst die anonieme berichten mogelijk maakt – Vrijspraak
Note
-Civ. Bruxelles 13 novembre 2014 n.v. Euronext et C. c. s.a. Mediafin et N.
Responsabilité de la presse – Demande avant dire droit – Suppression d’un article de presse dans l’attente de la décision au fond – Mesure non nécessaire dans une société démocratique Verantwoordelijkheid van de pers – Verzoek tot tussenvonnis – Schrappen van een artikel in afwachting van de beslissing ten gronde – Maatregel die niet vereist is in een democratische samenleving
-Vlaamse regulator voor de media (alg. k.), 12 januari 2015 n.v. Medialaan, n.v. SBS Belgium en n.v. Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie t. n.v. Right Brain Interface [IEF 1156]
Omroepen – Dienstenverdeler – Omroepdiensten – Publiek – Toestemming
Radiotélévisions – Distributeur de services – Services de radiotélévision – Public – Autorisation
Actualités/Actualiteiten
Beslissingen Vlaamse Regulator voor de Media
Raad voor de Journalistiek
Colloques et comptes rendus
Colloquia en boekbesprekingen
Berichten IE
Berichten uit het buitenland- Frankrijk 2014 - Deel II - Rein-Jan Prins
Rechtspraak
Merkenrecht
Nr. 11. HvJ EU 18 september 2014, zaak C-205/13, Hauck/Stokke, IEF 14209, ECLI:EU:C:2014:2233 (uitlegging van artikel 3, lid 1 van de merkenrichtlijn ; weigering van inschrijving of nietigverklaring; driedimensionaal merk; verstelbare Tripp Trapp-kinderstoel; teken dat uitsluitend bestaat uit de vorm die door de aard van de waar wordt bepaald) – met noot van M.F.J. Haak
Rechtspraak in het kort
Octrooirecht
Nr. 12 Vzr. Rechtbank Den Haag 21 juli 2014, Argus IP Management/Voxbone, IEF 14081, ECLI:NL:RBDHA:2014:9894 (geen sprake van directe of indirecte octrooiinbreuk; geen onredelijke proceskostenopgave)
Merkenrecht
Nr. 13 HvJ EU 10 november 2014, Ford Motor Company/X, IEF 14520 (prejudiciële vragen over merkgebruik voor reserveonderdelen als bedoeld in art. 14 van de Modellenrichtlijn (reparatieclausule))
Kwekersrecht
Nr. 14 Hof van Beroep Gent 1 december 2014, Jean Hustin & Jo Goossens/Kanzi, IEF 14459 (vervolg op HvJ EU 20 oktober 2011, BIE 2011, nr. 117, p. 400 e.v.; geen uitputting van kwekers- en merkrecht)
Broccoli en Tomaten-octrooien zijn geldig
EOB Grote kamer van beroep 25 maart 2015, IEFbe 1281; G 2/12 (Tomatoes II) - IEFbe 1281; G 2/13 (Broccoli II)
Octrooirecht op zaden, vruchten en plantmateriaal:
1. The exclusion of essentially biological processes for the production of plants in Article 53(b) EPC does not have a negative effect on the allowability of a product claim directed to plants or plant material such as plant parts[Tomatoes: or a fruit].
[Broccoli case only: 2.a. The fact that the process features of a product-by-process claim directed to plants or plant material other than a plant variety define an essentially biological process for the production of plants does not render the claim unallowable.]
2.b. In particular, the fact that the only method available at the filing date for generating the claimed subject-matter is an essentially biological process for the production of plants disclosed in the patent application does not render a claim directed to plants or plant material other than a plant variety unallowable.
3. In the circumstances, it is of no relevance that the protection conferred by the product claim encompasses the generation of the claimed product by means of an essentially biological process for the production of plants excluded as such under Article 53(b) EPC.
Geen prima facie geldig octrooi, ‎voorlopig inbreukverbod geweigerd
Voorz. NL Rechtbank van Koophandel Brussel 24 maart 2015, IEFbe 1280 (Astrazeneca tegen Teva Pharma)
Uitspraak aangebracht door Jurgen Figys, Kristof Roox en Christian Dekoninck, Crowell & Moring. Vgl. IEFbe [zoekopdracht: quetiapina]. Beroep tegen deze beslissing is mogelijk. Prima facie geldigheid. Octrooirecht. Astrazeneca is eigenares van EP0907364 B1 voor een verlengde afgifte van quetiapine door gebruik van een geleermiddel. Indien er prima facie geen geldig octrooi is, kan er ook geen inbreuk zijn. Eiseres maakt het niet voldoende aannemelijk dat haar rechtsmiddel succesvol zal zijn en er prima facie grote twijfel bestaat over de geldigheid van het octrooi gelet op de nietigverklaring in België [IEFbe 776], Nederland [IEF 13923], Verenigd Koninkrijk [BAILII]. en Duitsland [via EPLaw] allen gebaseerd op een gebrek aan uitvinderswerkzaamheid. Er wordt geen voorlopig inbreukverbod toegekend.
Wordt een Belgisch deel toch geldig verklaard, dan is de schade herstelbaar en de schade eenvoudig te begroten. Wordt een voorlopig inbreukverbod wel toegekend en de nietigverklaring in hoger beroep bevestigd, dan is er naast rechtstreekse ook onrechtstreekse schade van derden, zoals voor patienten voordeliger generieke concurrenten en voor de sociale zekerheid.
Het is nog al vreemd te moeten horen en lezen dat er prima facie geen betwisting is over het bestaan van een octrooiinbreuk. Indien er prima facie geen geldig octrooi is, kan er prima facie ook geen inbreuk zijn.
Wat de belangen afweging betreft, oordelen Wij dat ook deze voor ons een voldoende reden is, om te stellen dat er geen voorlopig inbreukverbod geboden is gelet op de omstandigheden van de zaak zoals onder meer de omvang van de mogelijke schade.
Indien immers het Belgisch deel van EP'364 in hoger beroep toch geldig wordt verklaard, is de schade van eiseres door de verkoop door verweerster van haar generiek product herstelbaar door een vergoeding van de schade waarvan de omvang vrij eenvoudig kan begroot worden aan de hand van de respectieve omzetten van eiseres en verweerster en die hoe dan ook ophoudt op de vervaldatum van het octrooi op 27 mei 2017.
In geval van het toekennen van een voorlopig inbreukverbod en de nietigverklaring van het octrooi wordt in hoger beroep bevestigd, dan is er niet alleen de rechtstreekse, maar ook de onrechtstreekse schade van verweerster zelf, maar ook van derden zoals deze van patiënten en de sociale zekerheid. Het is immers algemeen bekend dat generieke concurrentie een prijsdaling met zich meebrengt en dus voordeliger is voor de patiënt en voor de sociale zekerheid.
Winnaar BMM Student Award: Emma Ottoy
[red. Dit bericht is op 28 januari hier geplaatst, vanwege het toekennen van de BMM-student Award op de BMM Voorjaarsvergadering van 26 maart, brengen we het opnieuw onder uw aandacht]
Emma Ottoy, Merkafbakeningsovereenkomsten in het licht van het Europees mededingingsrecht, IRDI, 2014, nr. 3, p. 538-558.
Met samenvatting van Emma Ottoy, Linklaters: : Als twee ondernemingen een overeenstemmend teken hebben als merk, kan dit verwarring veroorzaken voor de klanten wat betreft bijvoorbeeld de (commerciële) herkomst van de producten. Om dit risico uit te sluiten, kunnen partijen een merkafbakeningsovereenkomst sluiten, waarin bepaald wordt op welke manier de respectievelijke merken mogen gebruikt worden. Deze afspraken kunnen echter problematisch zijn vanuit een mededingingsperspectief, aangezien deze afbakeningsovereenkomsten mogelijks de markt verdelen.
Lees verder
Michiel Haegens nieuwe voorzitter BMM
Jurist en merkengemachtigde Michiel Haegens is per 26 maart 2015 benoemd tot voorzitter van de Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht (BMM). De BMM is de beroepsvereniging van juridische specialisten uit de Benelux die werkzaam zijn bij octrooi- en/of merkenbureaus, octrooi- en merkenafdelingen van grote bedrijven, de advocatuur en het (universitair) onderwijs. De BMM is de adviseur, belangenbehartiger en opleidingsinstantie van bijna 700 leden, waarvan een gekwalificeerd deel het keurmerk BMM Erkend Merkengemachtigde mag voeren. Haegens is bestuurslid van de BMM sinds 2011 en volgt Thera Adam op wiens voorzitterstermijn is verstreken.