Conclusie A-G: recht op informatie houder IE-recht
HvJ EU Conclusie A-G 17 november 2022, IEF 21092, IEFbe 3575; ECLI:EU:C:2022:905 (TB tegen Castorama Polska en Knor) TB is een natuurlijke persoon die via haar online winkels siervoorwerpen op de markt brengt. In het kader van haar commerciële activiteiten verkoopt zij machinaal door haar vervaardigde reproducties met een ongecompliceerde grafische vormgeving, bestaande uit een beperkt aantal kleuren, geometrische figuren en korte zinnen. Twee van deze reproducties worden zonder haar toestemming verkocht in de winkels van Castorama, die deze krijgt aangeleverd door Knor. TB vordert de Sąd Okręgowy w Warszawie (rechter in eerste aanleg Warschau) Castorama informatie te verstrekken over de distributiekanalen en de hoeveelheid ontvangen en bestelde goederen. Castorama betwist dat de reproducties van TB niet als werken kunnen worden aangemerkt. De verwijzende rechter stelt het Hof twee vragen. De eerste vraag is of art. 8 lid 1 van richtlijn 2004/48, aldus worden uitgelegd dat het betrekking heeft op een maatregel ter bescherming van intellectuele-eigendomsrechten die slechts kan worden genomen wanneer in de betreffende procedure of in een andere procedure wordt vastgesteld dat de rechthebbende houder van een intellectuele-eigendomsrecht is?
"Wellmonde" maakt geen inbreuk op "Well and Well"
Gerecht EU 9 november 2022, IEF 21089, IEFbe 3574; ECLI:EU:T:2022:687 (Pharmadom tegen EUIPO) Op 12 december 2016 heeft Wellstat Therapeutics Corp het EU-woordmerk Wellmonde geregistreerd. Op 10 april 2017 heeft Phardom hiertegen oppositie ingesteld omdat eerder het merk Well and Well is ingeschreven. De oppositie is door de kamer van beroep van het EUIPO afgewezen. Het Gerecht oordeelt dat er een geringe mate van visuele overeenstemming is tussen Wellmonde en Well, dat geldt ook voor de fonetische overeenstemming. De tekens stemmen tevens niet begripsmatig overeen. Tot slot oordeelt het Gerecht dat er ook geen sprake is van verwarringsgevaar, de oppositie is terecht afgewezen.
Oppositie tegen beeldmerk wolf terecht afgewezen
Gerecht EU 9 november 2022, IEF 21087, IEFbe 3573; ECLI:EU:T:2022:697 (Société Elmar Wolf tegen EUIPO) Op 25 juli 2016 heeft Fuxtec GmbH, een Duitse verkoper van tuingereedschap, een Unie-beeldmerk geregistreerd. Het merk is een afbeelding van de kop van een wolf. Société Elmar Wolf heeft op 17 augustus 2017 tegen deze registratie oppositie ingesteld omdat haar merk ook de kop van een hond/wolf afbeeldt. De oppositie is door de kamer van beroep van het EUIPO afgewezen. Het Gerecht stelt dat de kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat de betrokken tekens visueel slechts in geringe mate overeenstemmen. Ook heeft de kamer van beroep terecht geoordeeld dat de tekens niet conceptueel overeenstemmen. Tot slot is er geen sprake van verwarringsgevaar. Het beroep van Société Elmar Wolf wordt verworpen.
Europees Parlement neemt wet aan ter versterking cyberveiligheid
Het Europees Parlement heeft vorige week wetgeving goedgekeurd die van EU-landen eist dat zij aan strengere toezichts- en handhavingsmaatregelen voldoen en sancties harmoniseren. Zo komen er strengere cyberveiligingsverplichtingen voor risicobeheer, rapportageverplichtingen en het delen van informatie. Essentiële sectoren zoals energie, vervoer, banken, gezondheidszorg, digitale infrastructuur, openbaar bestuur en ruimtevaart gaan onder de nieuwe veiligheidsbepalingen vallen en moeten dus meer maatregelen nemen om zich te beschermen. De nieuwe regels beschermen ook belangrijke sectoren zoals postdiensten, afvalbeheer, chemicaliën, levensmiddelen, productie van medische apparatuur, elektronica, machines, motorvoertuigen en aanbieders van ICT-producten of -diensten. Alle middelgrote en grote ondernemingen in bepaalde sectoren gaan onder de wetgeving vallen.
Oppositie tegen K Water merk onterecht toegewezen
Gerecht EU 9 november 2022, IEF 21078, IEFbe 3571; ECLI:EU:T:2022:700 (L'Oréal tegen EUIPO) Op 10 juli 2019 heeft L'Oréal bij het EUIPO een aanvraag tot inschrijving van een beeldteken K Water als EU-merk ingediend. Arne-Patrik Heinze heeft op 15 augustus 2019 oppositie ingesteld tegen deze inschrijving. De oppositieafdeling heeft de oppositie afgewezen, maar deze beslissing is vernietigd door het EUIPO. Het EUIPO heeft namelijk geoordeeld dat er verwarringsgevaar is tussen de twee merken. L'Oréal is tegen deze beslissing in beroep gegaan. Het Gerecht oordeelt dat de visuele overeenstemming tussen de twee merken als gering moet worden beschouwd, evenals fonetische overeenstemming. Begripsmatig verschillen de merken van elkaar. Tot slot oordeelt het Gerecht dat er geen sprake is van verwarringsgevaar. De beslissing van het EUIPO wordt vernietigd.
Oppositie CB terecht afgewezen
Gerecht EU 9 november 2022, IEF 21077, IEFbe 3570; ECLI:EU:T:2022:698 (CB tegen EUIPO) CB is het nationale interbancaire netwerk van Frankrijk. CCB is een van de vier grootste banken van China. Op 14 oktober heeft zij een aanvraag tot inschrijving van een EU-merk ingediend, CB heeft hiertegen op 7 mei 2015 oppositie ingesteld. De oppositie is door het EUIPO afgewezen. CB vordert vernietiging van deze beslissing van EUIPO. Het Gerecht verwerpt het beroep. Het uit de stilering voortvloeiende beeldelement binnen het merk van CB moet als dominant worden beschouwd, niet de letters 'C' en 'B'. Er is geen sprake van overeenstemming tussen de twee beeldmerken, er is ook geen sprake van verwarringsgevaar. Tot slot is ook geen sprake van ongerechtvaardigd voordeel trekken uit de reputatie van het merk van CB.
Breid je IE-netwerk uit bij de Martens Academie
Op 13 oktober jl. vierden we de afsluiting van de derde editie van de Martens Academie. Onze deelnemers verdiepten hun kennis in het IE-recht door samen 11 dagen door te brengen met 36 verschillende docenten.
De reis begon met Bjorn Schipper die de ins en outs van het auteursrecht doornam. Ronald Wigman besprak de makers, de rol van de filmproducent en de rechten van het filmauteursrecht. Margriet Koedooder behandelde de spelers, de rechten en de contracten van het muziekauteursrecht.
De laatste lesdag bevatte tips van Christiaan Alberdingk Thijm voor het pleidooi, het presenteren van de feiten, het verweer en re- en dupliek. Bernt Hugenholtz legde de internationale aspecten van het IE-recht uit, zoals reciprociteit en minimumbescherming en wees op een interessante acquisitiemogelijkheid op basis van het RAAP-arrest. Traditiegetrouw sloten we af met de conflictbeheersingslessen van Aernoud Bourdrez: Think like a IP lawyer, don’t act like one.
Maar het is voor deze groep nog niet afgelopen, want elk jaar komen alle oud-deelnemers samen. 16 maart 2023 is de volgende reünie.
Wil je ook je IE-netwerk blijvend uitbreiden? De vierde editie van de Martens begint 8 december 2022.
Als je nog vragen hebt voordat je je inschrijft, kun je een Zoom-gesprek plannen met een lid van ons team of een oud-deelnemer. We zijn hier en maken graag verbinding. Neem voor vragen contact op met Claudia Zuidema of Vivien Rӧrsch.
We hopen dat je lid wordt van onze Martens community om het nieuwe jaar goed te beginnen.
Jurisprudentielunch merken-, modellen- en auteursrecht op 7 december
Raak in één keer volledig up-to-date bij deze halfjaarlijkse jurisprudentielunch! Op woensdag 7 december geven Tobias Cohen Jehoram (De Brauw Blackstone Westbroek), Jesse Hofhuis (Hofhuis Alkema Groen) en Joris van Manen (HOYNG ROKH MONEGIER) een compleet overzicht van actuele rechtspraak in het merkenrecht, het auteursrecht en productvormgeving.
Tijd: 13:00 – 16:15 uur (inloop vanaf 12:30 uur)
Locatie: Amsterdam, met online optie
Accreditatie: 3 opleidingspunten NOvA, BMM en Vlaamse Orde
HvJ EU Conclusie A-G: vereniging houders kwekersrechten
HvJ EU Conclusie A-G 27 oktober 2022, IEF 21065, IEFbe 3567; C‑522/21, ECLI:EU:C:2022:847 (MS tegen STV) STV is een vereniging van houders van kwekersrechten, die door deze houders is belast met de behartiging van hun rechten en in het bijzonder met het in eigen naam uitoefenen van het recht op informatie en het recht op betaling. MS, verzoeker in het hoofdgeding, is een landbouwer, tegen wie in eerste aanleg door STV een vordering is ingesteld om onder meer informatie te verkrijgen over de onrechtmatige aanplanting van het door het Unierecht beschermde wintergerstras "KWS Meridian”. STV heeft betaling gevorderd van een verdergaande schadevergoeding ten bedrage van het viervoud van het gemiddelde bedrag dat in rekening wordt gebracht voor het produceren onder licentie. MS betoogt dat de schade van STV is gecompenseerd door de betaling van de "enkelvoudige” licentievergoeding, in plaats van het bedrag dat verschuldigd is als vergoeding voor aanplanting.
HvJ EU: SodaStream tegen MySoda
HvJ EU 27 oktober 2022, IEF 21062, IEFbe 3566; C‑197/21, ECLI:EU:C:2022:834 (SodaStream tegen MySoda) SodaStream produceert en verkoopt bruiswatertoestellen waarmee consumenten koolzuurhoudend water en koolzuurhoudende dranken met een smaakje kunnen bereiden uit leidingwater. SodaStream is houder van de Uniemerken en nationale merken SODASTREAM en SODA-CLUB. MySoda verkoopt in Finland onder het merk MySoda bruiswatertoestellen in verpakkingen die doorgaans geen kooldioxidefles bevatten. Sinds juni 2016 biedt MySoda in Finland flessen afgevuld met kooldioxide aan, die compatibel zijn met zowel haar eigen bruiswatertoestellen als die van SodaStream. Sommige van deze flessen werden aanvankelijk door SodaStream in de handel gebracht. SodaStream vordert vaststelling dat MySoda inbreuk maakt op haar merkenrechten. Uiteindelijk komt de zaak bij de Korkein oikeus (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Finland), die stelt een viertal prejudiciële vragen aan het Hof. De verwijzende rechter wenst met zijn vier vragen in wezen te vernemen of, en onder welke voorwaarden, de houder van een merk die in een lidstaat waren op de markt heeft gebracht die zijn bestemd om meermaals te worden hergebruikt en te worden nagevuld zich kan verzetten tegen verdere verhandeling van die waren in die lidstaat door een wederverkoper die de flessen heeft nagevuld en het etiket met het oorspronkelijke merk heeft vervangen door een andere etikettering, doch daarbij het oorspronkelijke merk op die waren zichtbaar heeft gelaten. Het Hof oordeelt dat de merkhouder zich in een dergelijke situatie niet tegen de wederverkoper kan verzetten, mits die nieuwe etikettering bij consumenten niet de onjuiste indruk wekt van het bestaan van een economische band tussen de wederverkoper en de merkhouder. Dit verwarringsgevaar dient globaal te worden beoordeeld, aan de hand van de vermeldingen op de waar en op de nieuwe etikettering ervan, alsmede tegen de achtergrond van de distributiepraktijken in de betrokken sector en de mate waarin de consumenten op de hoogte zijn van deze praktijken.