Gepubliceerd op donderdag 1 juni 2023
IEFBE 3662
Gerecht EU - Tribunal UE ||
24 mei 2023
Gerecht EU - Tribunal UE 24 mei 2023, IEFBE 3662; ECLI:EU:T:2023:287 (Granini France tegen EUIPO), https://ie-forum.be/artikelen/gerecht-eu-onjuiste-rechtsopvatting-door-kamer-van-beroep-euipo

Gerecht EU: onjuiste rechtsopvatting door Kamer van Beroep EUIPO

Gerecht EU 24 mei 2023, IEF 21458; IEFBe 3662; ECLI:EU:T:2023:281 (Granini France tegen EUIPO) Het Gerecht heeft een eerdere uitspraak van het EUIPO vernietigd. Op 11 oktober 2019 heeft de Duitser Josef Pichler een aanvraag voor registratie ingediend voor het woordmerk 'Joro'. Het merk werd ingeschreven voor onder andere alcoholische dranken. Granini France heeft tegen deze registratie oppositie ingediend, voornamelijk tegen de inschrijving van het merk voor de alcoholische dranken. De oppositie was gebaseerd op het oudere Franse woordmerk 'JOKO', dat is ingeschreven voor frisdranken. De Oppositieafdeling heeft destijds de oppositie slechts gedeeltelijk toegewezen.

De oppositie tegen de inschrijving van het merk voor alcoholische dranken is afgewezen, aangezien deze geen gelijkenis vertoonden met de verschillende niet-alcoholische dranken die onder het oudere merk vallen. In 2020 heeft Granini France hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Oppositieafdeling. De Kamer van Beroep heeft het beroep echter verworpen omdat de aangeboden waren van beide bedrijven niet 'soortgelijk' zijn, waardoor er geen sprake is van verwarringsgevaar. Tegen deze beslissing is Granini France nogmaals in hoger beroep gegaan. 

Het Gerecht begint met de beoordeling van de overeenstemming van de door de conflicterende merken aangeboden waren. Hierbij moet rekening worden gehouden met de aard, het doel en gebruik, en hun aard als concurrerende of complementaire goederen. De Kamer van Beroep kwam destijds tot de conclusie dat alcoholische dranken en frisdrank niet 'soortgelijk' zijn, zoals water en mineraalwater dat wel zijn. Het Gerecht oordeelt dat het EUIPO deze vergelijking niet had mogen maken, maar had moeten kijken naar de specifieke waren waar de conflicterende merken voor zijn ingeschreven. Bij de vergelijking van deze waren moesten alle relevante factoren in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de mogelijke overeenstemming. Nu het EUIPO deze verplichting heeft geschonden, geeft de bestreden beslissing van de Kamer van Beroep blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

Het Gerecht wijst daarom de verzochte wijziging van de bestreden beschikking af en vernietigt de beslissing van de Kamer van Beroep.

23. Or, il convient de constater que, eu égard à l’obligation qui incombe à l’EUIPO, dans le cadre de l’appréciation de la similitude des produits visés par les marques en conflit, au sens de la jurisprudence rappelée au point 20 ci-dessus, de prendre en compte la liste de produits, d’une part, telle qu’elle figure dans la demande d’enregistrement de marque en cause et, d’autre part, telle qu’elle est établie lors de l’enregistrement de la marque antérieure, la chambre de recours devait effectuer une appréciation concrète, fondée sur les boissons spécifiques qui figurent sur les listes de produits respectives des marques en conflit en tenant compte de tous les facteurs pertinents d’appréciation de similitude. Or, au lieu de suivre cette approche, la chambre de recours a fondé ses conclusions sur des considérations générales concernant les différences entre, d’une part, les boissons alcooliques et, d’autre part, les boissons non alcooliques ou l’« eau » et les « eaux minérales ».

25. En effet, l’approche consistant à limiter la comparaison de la similitude des produits spécifiques en cause aux catégories générales des boissons alcooliques et des boissons non alcooliques reviendrait, en substance, à établir une présomption générale relative à l’absence de similitude entre l’ensemble des boissons appartenant respectivement à chacune des catégories susmentionnées en raison de la seule caractéristique liée à la présence ou à l’absence d’alcool dans leur composition. Or, cette approche priverait la jurisprudence citée au point 15 ci-dessus de tout effet utile, dans la mesure où elle fonderait l’absence de similitude des produits en cause sur la base d’un facteur relatif à la nature des produits visés par les marques en conflit. Au demeurant, il ne ressort pas de cette jurisprudence qu’un facteur d’appréciation de similitude des produits visés par les marques en conflit relatif à la nature des produits en cause soit doté d’une prééminence générale sur les autres facteurs d’appréciation de similitude, tels qu’ils sont énoncés par cette même jurisprudence précitée.

30.  Dans ces circonstances, il y a lieu de constater que, en omettant de prendre en compte les produits spécifiques en cause, tels que visés par chacune des marques en conflit, la chambre de recours a entaché la décision attaquée d’une erreur de droit.