Jugement envoyé par Jozefien Vanherpe et Véronique Pede, CAPE IP Law.
L'Abbaye de Villers porte atteinte aux droits de VILLERS pour les bières
Cour d'appel Bruxelles 26 avril 2018, IEFbe 2577 (Brouwerij L. Huyghe contre Abbaye de Villers la Ville/Abbey beer) Marques Benelux. Action en cessation. Produits identiques (bières). Public pertinent. Similitudes. Risque de confusion. Huyghe brasse et commercialise de nombreuses bières dont une est dénommée TRIPLE VILLERS et une autre VIEILLE VILLERS. Elle est titulaire des marques verbales et figurative Benelux. La brasserie Huyghe a été contactée par des réprésentants du site des ruines de l'abbaye de Villers pour discuter du brassage et/ou de la reprise de ses marques VILLERS. La cour constate que l'utilisation par l'ASBL Abbaye de Villers-la-Ville et la SPRL Abbey Beer des signes (Triple; Abbaye de) VILLERS (V; IX; Authentique; Triple) pour des bières constitue une atteinte aux droits exclusifs que la SA Brouwerij L. Huyghe détient sur ses marques Benelux.
Uitspraak en samenvatting aangebracht door Jeroen Muyldermans & Olivier Vrins, Altius.
Vragen aan BenGH: Kan de artistieke vrijheid een geldige reden uitmaken in de zin van BVIE?
Voorz. NL Rechtbank van Koophandel Brussel 12 april 2018, IEF 17718; IEFbe 2576(The Damn Pérignon Collection) Merkenrecht. Vrijheid van meningsuiting. Vragen aan Benelux Gerechtshof. Een kunstenaar gebruikt het teken 'Damn Pérignon' in kunst. Het gebruik van de gewraakte tekens voor kleding trekt ongerechtvaardigd voordeel uit de bekendheid van de Dom Pérignon merken. Verweerster buit het imago van chique en vintage uit dat verbonden is met deze merken, en eigent zich het recht toe van de merkhouder om te bepalen met welke ondernemingen zij samenwerkt in het kader van marketing of sponsoring.
Het gebruik van het teken “Damn Pérignon” is bovendien schadelijk voor de reputatie. Het gebruik van scheldwoorden en de ‘boudoir’ context van promotie daarvan heeft een negatieve invloed op het imago van kwaliteit, luxe, vintage en traditie waarvoor de Dom Pérignon merken garant willen staan.
Afstemmingsregel toegepast in paars kleurmerkzaak op partij die geen partij was in bodemzaak
Hof Arnhem-Leeuwarden 22 mei 2018, IEF 17719; IEFbe 2578; ECLI:NL:GHARL:2018:4622 (GSK tegen Sandoz) Beroep na IEF 15580 waarin de voorzieningenrechter de inburgering van het paarse kleurmerk onvoldoende aannemelijk acht. Toepassing afstemmingsregel op een partij die niet betrokken was in een bodemzaak, maar wel in het daarop volgende kort geding, omdat beide zaken materieel betrekking hebben op dezelfde kwestie. Het kleurmerk is geldig volgens de bodemzaak van de rechtbank van Koophandel Brussel [IEFbe 2520]. Het erga omnes-karakter van het merkrecht brengt mee dat dit ook geldt ten opzichte van Sandoz B.V., die geen partij in de Belgische bodemzaak is. In zoverre slagen de grieven van GSK. De rechtbank Brussel heeft, in strijd met vaste rechtspraak van het Hof van Justitie, de beschermingsomvang van het kleurmerk ten onrechte beperkt tot "tot die precieze kleurtint en -code die werd gedeponeerd als merk". Het beroep van GSK op artikel 2.20 lid 1 sub b en c van het BVIE is afgewezen, omdat het relevante publiek van artsen en apothekers, beslist op basis van werkzame stoffen en niet op basis van de kleur, zodat het "aanleunen van beide tinten niet relevant is voor de keuze" en dus geen verwarringsgevaar of onterechte associatie kan opleveren. Het hof beslist in lijn met het oordeel van Brussel rechtbank in het vonnis en wijst de inbreukvorderingen af. Het hof overweegt ten overvloede dat daarnaast het belang bij de gevraagde voorzieningen ontbreekt. Het Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Uitspraak aangebracht door Michaël De Vroey, Baker McKenzie.
Door Schoonheidsschool ontwikkelde theorieën zijn luchtkastelen die geen band meer hebben met de werkelijkheid
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afd. Antwerpen, 3 mei 2018 en Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afd. Antwerpen, 14 december 2017, IEFbe 2573 (Lesley-Ann Poppe en VZW I-Learning tegen BVBA Belenus en VZW Schoonheidsschool) Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Eind augustus 2017 werd de Schoonheidsschool in gebreke gesteld door mevrouw Poppe wegens schending van haar recht op naam, aanhaking aan haar bekendheid en verwarringstichting (zie IEFbe1546). De Schoonheidsschool had een aantal benamingen met de bestanddelen ‘Lesley-Ann’ en ‘Poppe’ geregistreerd als Beneluxmerk en had er bij Google voor gezorgd dat mevrouw Poppe haar eigen naam niet meer kon registreren of gebruiken als zoekwoord. Het gebruik van de naam van mevrouw Poppe door Benelus en de Schoonheidsschool is onrechtmatig. Zij falen aan te tonen dat zij deze handelsnaam in het verleden zelf zouden hebben gebruikt. De juridische theorieën die zij ontwikkelen zijn luchtkastelen die geen enkele band meer hebben met de werkelijkheid. Nu blijkt dat de naam van mevrouw Poppe niet als handelsnaam wordt gebruikt, kan zij ook onmogelijk haar toestemming hiertoe hebben gegeven. De merkregistraties zonder de toestemming van mevrouw Poppe zijn onrechtmatig en er is sprake van depots te kwader trouw. De merken zijn nietig.
Het principe van voor-voorgebruik GELDOF niet uitgebreid tot ascendenten van deposant
Hof van Beroep Gent 5 maart 2018, IEFbe 2575; IEF 17714 (Geldof tegen Engicon) Merkenrecht. Recht op gebruik eigen naam. Depot te kwader trouw. Eiseressen exploiteren een GELDOF METAALCONSTRUCTIE en vorderen met succes bij de rechtbank van koophandel [IEFbe 1612] de doorhaling van merkdepot van GELDOF door mevrouw Geldof. Het Hof bevestigt de bestreden vonnissen. Het gedeponeerde Benelux woordmerk GELDOF is nietig wegens manifest te kwader trouw. Appellante levert geen enkel bewijs dat zij voorbereidingen had getroffen om onder de eigen naam zelfstandige activiteiten te ontwikkelen. De stelling van appellante dat het principe van voor-voorgebruiker zou moeten worden uitgebreid met betrekking tot het voor-voorgebruik van ascendenten van deposant (haar vader) is juridisch nergens onderbouwd.
Met samenvatting van Emiel Jurjens, Kennedy Van der Laan/Mediareport.
EHRM in tweede Guja-arrest: wederom schending rechten klokkenluider
EHRM 27 februari 2018, IEF 17709; IEFbe 2574; application no. 1085/10 (Guja tegen Moldavië 2) Mediarecht. Klokkenluiders kunnen bescherming ontlenen aan de vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM). Het standaard-arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) hierover is het Guja-arrest uit 2008. Deze zaak draaide om Iacob Guja, een ambtenaar in Moldavië die twee opzienbarende brieven had gelekt naar de media waaruit bleek dat vanuit de regering druk was uitgeoefend op het OM op strafzaken stop te zetten. Guja werd daarop ontslagen, wat naar het oordeel van het EHRM een schending van artikel 10 EVRM opleverde. Guja werd daarop weer in dienst genomen, maar kort daarop wéér ontslagen. Hij wendde zich wederom tot het EHRM, dat ook nu weer oordeelt dat zijn rechten onder artikel 10 EVRM zijn geschonden.
Gedelegeerde Uniemerkverordening en uitvoeringsverordening ter aanvulling Uniemerkverordening
Op 24 april 2018, verscheen in het Publicatieblad van de EU de nieuwe gedelegeerde verordening (EU) 2018/625 van de Commissie, die de Uniemerkverordening 2017/1001 aanvult en verordening (EU) 2017/1430 intrekt. Ook de uitvoeringsverordening (EU) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/626 van de Commissie, houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Uniemerkverordening 2017/1001, en die verordening (EU) 2017/1431 intrekt, werd gepubliceerd.
Bijdragen ingezonden door Lisbeth Depypere, CMS.
Lisbeth Depypere - Hof van Justitie verduidelijkt de techniekrestrictie in het modellenrecht
Kort commentaar bij HvJ EU, IEF 17542; IEFbe 2492; (Doceram tegen CeramTec). Technologische innovatie is een hoog goed en zou dus niet mogen worden gehinderd door bescherming van intellectuele rechten zoals merken en modellen. Daarom bestaat in het merkenrecht en in het modellenrecht de “techniekrestrictie”. De techniekrestrictie beoogt kort samengevat dat technische oplossingen enkel als octrooi kunnen worden beschermd, niet als merk of model. De vraag hoe (ruim) de techniekrestrictie moet worden uitgelegd, leidde in het verleden tot verschillende strekkingen.
Hoe de techniekrestrictie in het merkenrecht moet worden geïnterpreteerd, werd door het Hof van Justitie al meermaals verduidelijkt (zie Philips/Remington (C-123/45) en Lego (C-48/09)). In het merkenrecht geldt dat het voor de beoordeling van de vraag of de vorm noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen, niet van belang is dat er voor die vorm alternatieven bestaan waarmee hetzelfde technische resultaat wordt bereikt (de “apparaatgerichte leer”).
Maar in het modellenrecht bleef een dergelijke verduidelijking van de techniekrestrictie vooralsnog uit. Met het arrest van 8 maart 2018 in de zaak Doceram/CeramTec werd daar nu verandering in gebracht.
Ingezonden door Thierry van Innes, Van Innis & Delarue
Hema veroordeeld tot schadevergoeding van 4,5 miljoen euro wegens merkinbreuk
FR Rechtbank van Koophandel Brussel 14 mei 2018, IEF 17696; IEFbe 2570 (Levi Strauss tegen Hema) Merkenrecht. Levi Strauss is houder van het zogenaamde Arcuate-beeldmerk. Hema heeft ruim 220.000 broeken verkocht met tekens die lijken op het beeldmerk van Levi’s. De tekens die door Hema worden gebruikt zijn niet identiek aan die van Levi’s. Hema gebruikt niet twee maar drie gebogen lijnen, die ook niet in het midden van een vijfhoekige tekening ontmoeten, maar iets aan de linkerkant. Aangezien de tekeningen verschillend zijn, kan er dus geen sprake zijn van het gebruik van identieke tekens. De tekens van Hema vertonen echter wel significante gelijkenissen met het Arcuate-beeldmerk. Gebruik van de tekens levert daardoor verwarringsgevaar op. Hema maakt merkinbreuk en wordt verboden de tekens te gebruiken. Hema wordt veroordeeld tot schadevergoeding van €4.432.060.
Verslag - IE-Forum.be Lunch: IP en het bedrijfsleven
Afgelopen vrijdag 27 april 2018 kwam een twintigtal (bedrijfs)juristen en advocaten bijeen voor de thematische bijeenkomst 'IP en het bedrijfsleven' op het kantoor van Baker McKenzie te Brussel. Er was een levendige discussie met deelnemers over de posities van werknemers-uitvinders, de praktijken rondom vindingen en de fiscale regimes die mogelijkheden bieden (veel) aftrekt te genieten.
Michaël De Vroey besprak de positie van werknemer(s) en de vermoedens van rechtenoverdracht ten behoeve van de werkgever. Veelal contractueel, deels via Statuten of de wet.
Johan Brants besprak aan de hand van het levendige voorbeeld van de Pim's cake, de fiscale voordelen die vallen te behalen. Want: "niemand betaalt er graag belasting, en bedrijven al evenmin.". Fiscaliteit en de octrooiverlening is een super instrument om innovatieve bedrijven in België te houden.
Tot slot sprak Koen De Winter over de implementatie van de Richtlijn Bescherming Bedrijfsgeheimen. Dit regime zorgt voor een minimum harmonisatie in de EU en zal een meer coherente bescherming moeten bieden tegen onrechtmatige concurrentievoordelen die verkregen kunnen worden uit gebruik van een bedrijfsgeheim.
Hierna volgen enkele sfeerfoto’s. U bent er de volgende keer natuurlijk ook graag bij. Als u een lunch zelf wilt hosten op uw kantoor, laat het ons weten [redactie@ie-forum.be] en we helpen u graag verder.