HvJEU: OHP-richtlijn niet van toepassing op handelspraktijken uit stofzuigerverordening
HvJ EU 25 juli 2018, RB 3175; IEFbe 2679; ECLI:EU:C:2018:599; C-632/16 (Dyson tegen BSH) Oneerlijke handelspraktijk. Uit persbericht: Het feit dat aan de consument geen informatie wordt verstrekt over de testomstandigheden die hebben geleid tot de indeling in de op het energie-etiket van een stofzuiger aangegeven klasse, vormt geen „misleidende omissie”. Voorts mogen stofzuigerleveranciers en -handelaren geen aanvullende etiketten gebruiken waarop de op het energie-etiket verstrekte informatie wordt herhaald of gepreciseerd, indien dit de consument kan misleiden of verwarren over het energieverbruik
HvJ EU: Ook bescherming zelfs indien de combinatie van werkzame stoffen niet specifiek en precies identificeerbaar in de bewoordingen van de conclusies staan vermeld
HvJ EU 25 juli 2018, IEF 17872; IEFbe 2677; LS&R 1635; C-121/17; ECLI:EU:C:2018:585 (Teva UK e.a. tegen Gilead Sciences) ABC. Octrooirecht. Uit het nieuwsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken: de octrooibescherming van een medicijn dat bestaat uit meerdere werkzame stoffen, moet worden beoordeeld vanuit een oogpunt van de vakman naar de stand van de techniek op de datum van indiening of de prioriteitsdatum van dat octrooi. Het EU-Hof volgt met deze uitleg de opvatting van de Nederlandse regering in een Britse zaak over een middel ter bestrijding van HIV. Door deze uitleg zal het middel waarschijnlijk eerder rechtenvrij geproduceerd kunnen worden.
HvJ EU:
Artikel 3, onder a), van verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen moet aldus worden uitgelegd dat een product dat is samengesteld uit meerdere werkzame stoffen met een gecombineerd effect wordt „beschermd door een van kracht zijnd basisoctrooi” in de zin van deze bepaling, wanneer de conclusies van het basisoctrooi noodzakelijkerwijs en specifiek betrekking hebben op de combinatie van de werkzame stoffen waaruit het product bestaat, zelfs indien die combinatie niet uitdrukkelijk is vermeld in deze conclusies. Daartoe is vereist dat uit het oogpunt van de vakman en op basis van de stand van de techniek op de datum van indiening of prioriteitsdatum van het basisoctrooi:
– de combinatie van deze werkzame stoffen, in het licht van de beschrijving en de tekeningen van dit octrooi, noodzakelijkerwijs valt onder de uitvinding waarvoor dat octrooi geldt, en
– elk van deze werkzame stoffen specifiek kan worden geïdentificeerd in het licht van alle door dat octrooi bekendgemaakte gegevens.
Prejudicieel gestelde vragen over vermelding oorsprong van wijn afkomstig uit een door Israël bezet gebied
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 30 mei 2018, IEF 17870; IEFbe 2675; C-363/18 (PSAGOT ltd tegen Franse Minister van economische zaken) Via Minbuza: PSAGOT Ltd is een wijnbouwbedrijf in Israel. Op hun producten staat: 'uit Israel'. De Franse minister heeft een kennisgeving inzake de vermelding van de oorsprong van goederen uit de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden nietig te verklaren. De Golanhoogte en de Westelijke Jordaanoever (met inbegrip van Oost-Jerusalem) is volgens het internationaal recht geen deel van het Israëlische grondgebied. Daardoor wordt de vermelding “product uit Israël” als onjuist en misleidend beschouwd. Bij producten die afkomstig zijn uit bezet gebied, moet de uitdrukking “Israëlische nederzetting” of vergelijkbaar worden toegevoegd. PSAGOT LTD verzoeken de verwijzende rechter om nietigverklaring van de kennisgeving van de minister wegens bevoegdheidsoverschrijding. De beoordeling of de kennisgeving nietig is, is afhankelijk van de vraag of op het product moet worden vermeld dat afkomstig is uit een sinds 1967 door Israel bezet gebied en of dit gepreciseerd moet worden.
Geen verwarring tussen B-Apart en B-Aparthotels, want toevoeging ‘hotels’ zorgt voor onderscheid
Hof van beroep Gent 27 november 2017, IEFbe 2652 (BE Real Estate en BEapart tegen B-Apart) De redactie is op zoek naar: Voorz. Rechtbank van Koophandel Gent (afd. Gent) 6 januari 2016, om deze aan dit bericht toe te voegen redactie@ie-forum.be. Merkenrecht. Handelsnaamrecht. De partijen in deze zaak verhuren verblijfsaccomodatie. BE Real Estate is houder van een woord- en beeldmerk (nr. 0920211). B-Apart mag de rechten uitoefenen tot het woordmerk “B-apart” (nr. 0959464). BE Real Estate en BEapart zijn van oordeel dat B-Apart inbreuk maakt op hun merkenrechten en hun handelsnaam. De eerste rechter wees de vordering van BEapart af als onontvankelijk en die van BE Real Estate als ongegrond. De rechter achtte het niet bewezen dat er sprake van van inbreuk. Het hof bevestigt het bestreden vonnis in zoverre dat de vorderingen van appellanten van inbreuk op het merk en de handelsnaam worden afgewezen. De verschillen zijn voldoende groot om niet verwarrend te zijn. De toevoeging “hotel” in 'B-Aparthotels' maakt wel degelijk een onderscheid ten opzichte van andere “apart” en “B(-)apart” diensten en waren. Later heeft BEapart een Benelux woordmerk “B-apart” laten registreren. De klassen waarvoor de inschrijving is genomen zijn niet identiek maar liggen dicht bij het woordmerk van B-Apart. Er is een duidelijk verwarringsgevaar en er is sprake van een depot te kwader trouw. Het woordmerk van BEapart is nietig.
Vragen aan HvJ EU: Kunnen beperkende regels voor vastgoedmakelaar tegen Airbnb worden ingeroepen
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 7 juni 2018, IEFbe 2673; IT 2611; Zaak C-390/18 (AirBNB Ireland) Via Minbuza: De in Ierland gevestigde onderneming Airbnb Ireland biedt een online platform dat tot doel heeft verhuurders (zowel verhuurbedrijven als particulieren) die over accommodatie beschikken en potentiële huurders in een groot aantal landen met elkaar in contact te brengen. Franse internetgebruikers sluiten een contract af met Airbnb Ireland voor het gebruik van de website (plaatsing van advertenties, reserveringen) en met Airbnb Payments UK Ltd voor betalingen via de website. Op 24.01.2017 heeft de vereniging voor professionele accommodatie en toerisme (hierna: Ahtop) een klacht ingediend bij de rechter in eerste aanleg vanwege het verrichten van werkzaamheden van bemiddeling in en beheer van onroerend goed en winkelpanden zonder beroepskaart uit hoofde van de wet-Hoguet en andere strafbare feiten. In deze wet-Hoguet zijn verschillende regels vastgelegd waaraan vastgoedmakelaars dienen te voldoen (bijhouden van een register, afgifte van een beroepskaart e.d.), aangezien het om een gereglementeerd beroep gaat, op straffe van strafrechtelijke sancties. Ahtop verwijt Airbnb zich aan deze regels te onttrekken, terwijl het bedrijf volgens de vereniging het beroep van vastgoedmakelaar uitoefent via een online platform. Naar aanleiding van deze klacht heeft het parket van Parijs op 16.03.2017 een vordering tot het instellen van een gerechtelijk onderzoek ingediend vanwege het beheer van financiële middelen voor werkzaamheden van bemiddeling in en beheer van onroerend goed en winkelpanden door een persoon zonder beroepskaart (wet-Hoguet) en andere strafbare feiten. Airbnb betwist werkzaamheden als vastgoedmakelaar te verrichten en betoogt dat de wet-Hoguet niet op haar van toepassing is omdat deze strijdig is met de bepalingen van richtlijn 2000/31.
Uitspraak ingezonden door Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn.
BenGH: Auteursrecht op werk van toegepaste kunst dat is vervallen wegens niet afleggen van een instandhoudingsverklaring herleeft niet
Benelux Gerechtshof 18 juli 2018, IEF 17862; IEFbe 2671; A 2013/2 (Montis tegen Goossens Meubelen) Auteursrecht. Toegepaste kunst. Instandhoudingsverklaring. Zie eerder Rechtbank [IEF 7961], Hof [IEF 9551], HR [IEF 14714], BenGH [IEF 14819], HvJ EU [IEF 16327]. Het vervallen van artikel 21, lid 3, (oud) Eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen, per 1 december 2003, ingevolge het Protocol van 20 juni 2002 houdende wijziging van die wet, heeft niet tot gevolg dat het auteursrecht ten aanzien van een werk van toegepaste kunst dat voor 1 december 2003 is vervallen wegens het niet tijdig afleggen van een instandhoudingsverklaring, herleeft.
Français: L'abrogation au 1er décembre 2003 de l'article 21, alinéa 3, ancien, de la Loi uniforme Benelux en matière de dessins ou modèles, par le Protocole du 20 juin 2002 portant modification de cette loi, n'a pas pour effet de faire renaître le droit d'auteur sur une œuvre des arts appliqués qui s'est éteint avant le 1er décembre 2003 en raison de l'absence de dépôt à temps d'une déclaration de maintien.
Geen normaal gebruik aangetoond voor koalakoekjes
Gerecht EU 12 juli 2018, IEF 17857; IEFbe 2665; T-41/17; ECLI:EU:T:2018:438 (Lotte Co. tegen EUIPO) Lotte is een Japanse onderneming die actief is in de zoetwarenbranche en vraagt een Gemeenschapsbeeldmerk voor een figuur van een koala. Tegen deze inschrijving werd door Neste Schöller met succes oppositie gevoerd. De oppositie was met name gebaseerd op het drie-dimensionale merk van Nestlé Schöller uit 1988 (nr. 1123092). De kamer van beroep achtte dat Nestlé Schöller toch niet het bewijs van normaal gebruik van het oudere merk bewezen had. Het Hof wees het beroep van Nestlé Schöller hiertegen toe. De procedure werd hervat voor de kamer van beroep en de oppositiebeslissing werd vernietigd. In deze procedure staat het normaal gebruik van het oudere merk en het belang van dergelijk gebruik centraal. In de bestreden beslissing is ten onrechte aangenomen dat het bewijsmateriaal voldoende was om normaal gebruik vast te stellen. Het belang van het gebruik wordt voorts beoordeeld aan de hand van de hoeveelheid verkopen en andere relevante factoren. De geringe hoeveelheden die van het oudere merk werden verkocht, werden niet gecompenseerd door een hoge intensiteit of grote mate van consistentie in verkoop. Het gebruik kan niet worden beschouwd als een normaal gebruik. De bestreden beslissing wordt vernietigd.
F-cars heeft zich schuldig gemaakt aan illegale depollutie en maakt daarmee inbreuk op de eerlijke marktpraktijken
Voorz. Rechtbank van Koophandel Antwerpen (afd. Tongeren) 24 november 2017, IEFbe 2648 (Febelauto tegen F-cars) Marktpraktijken. F-cars is een vennootschap die werd opgericht voor de uitbating van een garage en carrosseriebedrijf. De zaakvoerder van F-cars is eveneens zaakvoeder van F-parts, een firma die in het verleden voertuigen demonteerde en deze onderdelen verhandelde zonder over de nodige vergunningen te beschikken. F-parts is hiervoor veroordeeld op correctioneel en burgerlijk vlak. Febelauto houdt in deze zaak voor dat F-cars de activiteiten van F-parts zou verderzetten en daarmee schade toebrengt aan de leden van Febelauto. Uit verschillende vaststellingen door toezichthouders blijkt dat F-cars zich schuldig heeft gemaakt aan illegale depollutie van afgedankte voertuigen. De vordering van Febelauto is gegrond verklaard. De handelingen van F-cars maken oneerlijke marktpraktijken uit.
Klantenbestand van online drukkerij is een databank: inbreuk op het sui generis-recht van de producent
Hof van beroep Antwerpen 4 december 2017 en Voorz. Rechtbank van Koophandel Antwerpen (afd. Antwerpen) 20 april 2016, IEFbe 2647 (Printalert tegen Flyer, Printconcept.be en Flugia) Marktpraktijken. Printalert is een drukwerkmakelaar op de markt van het online drukwerk. Flyer en Printconcept.be zijn online drukkerijen, die beide zijn ondergebracht onder de holding Flugia. Flugia c.s. houden voor dat de appellante op onrechtmatige wijze gebruik maakt van hun klantenbestand. De eerste rechter heeft geoordeeld dat het klantenbestand van Flugia c.s. een databank is en dat zij het sui generis-recht kunnen inroepen. Printalert maakt op onrechtmatige wijze gebruik van de gegevens uit dat bestand. Het hof bevestigt het bestreden vonnis en sluit zich aan bij de motivering van de eerste rechter dat er sprake is van een databank. Een deskundige heeft vastgesteld dat er een aanzienlijke mate van overeenstemming is tussen de klantenbestanden van beiden en dat Printalert de gegevens heeft gebruikt bij mailings. Het gaat om een overlapping van 22,8%. Bijgevolg is er sprake van het hergebruik van een in kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van de databank van Flugia c.s. Er wordt bevestigd dat Printalert de eerlijke marktpraktijken schendt. Derhalve is er geen reden om het opgelegde stakingsbevel te beperken of te herformuleren.
Verzoekschrift tot beslag inzake namaak van paardenwagens is niet-ontvankelijk, want geen juiste NACEBEL-codes
Voorz. NL Rechtbank van Koophandel Brussel 28 november 2017, IEFbe 2646 (Stephex tegen Krismar en Steels Constructions) Procesrecht. Niet-ontvankelijk. Beide partijen zijn actief op de Belgische markt voor paardenvrachtwagens. Zij maken deze wagens op maat van en in samenspraak met de klant. Stephex legde in 2017 een verzoekschrift tot beslag inzake namaak neer, wat werd toegewezen. Krismar tekende derdenverzet aan. Om het derdenverzet niet al haar nut te ontnemen, kwamen de partijen op de zitting tot een akkoord om de deskundige te verzoeken in zijn verslag geen opgave te doen van de namen van klanten van Krismar. In casu is artikel 875bis, 2e al. Ger. W. van toepassing. De stakingsrechter moet derhalve eerst over de ontvankelijkheid van de vordering uitspraak doen. De vordering moet gebaseerd zijn op de activiteiten en het maatschappelijk doel waarvoor de onderneming op het moment van neerlegging was ingeschreven in de KBO. Indien er betwisting bestaat, moet de rechter nagaan welke activiteiten de onderneming daadwerkelijk uitoefent. Stephex was niet ingeschreven voor de juiste NACEBEL-codes. Het verzoekschrift tot beslag inzake namaak is derhalve niet-ontvankelijk.