De EU herziet haar regels voor de governance van het .eu-TLD
Ontwerpverordening voor .eu-TLD naam, 2018/0110 (COD) De EU herziet haar regels voor de governance van het topniveaudomein .eu, de internetdomeinnaam voor de Europese Unie en haar burgers. De ambassadeurs van de lidstaten zijn het vandaag in het Comité van permanente vertegenwoordigers eens geworden over het standpunt van de Raad over de voorgestelde herziening, die rekening houdt met de aanzienlijke veranderingen in de internetomgeving sinds de aanneming van de eerste .eu-verordening 16 jaar geleden, zoals de hardere concurrentie voor domeinnamen en de grotere rol voor de multistakeholdergemeenschap bij internetgovernance. De overeengekomen tekst maakt de governance van het .eu-domein transparanter door een multistakeholdergroep in te stellen die de Commissie moet adviseren over de toepassing van de regels. Ook wordt het recht om een .eu-domein te registreren uitgebreid naar EU-burgers met een verblijfplaats buiten de EU. Daarnaast heeft de Raad de tekst afgestemd op de bepalingen van de algemene verordening gegevensbescherming.
Prejudicieel gestelde vraag: Is er onderscheidend vermogen #DARFERDAS? als er in de praktijk significante en evidente mogelijkheden bestaan om als herkomstaanduiding te dienen?
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 21 juni 2018, IEF 18053; IEFbe 2773; C-541/18 (#Darferdas?) De merkenafdeling van het Deutsche Patent- und Markenamt (Duits octrooi- en merkenbureau) heeft de aanvraag voor het woordmerk “ #darferdas? ” voor de waren van klasse 25 (kledingstukken, in het bijzonder T-shirts, schoeisel en hoofddeksels) afgewezen op grond dat het aangevraagde merk onderscheidend vermogen mist. De merkaanvrager heeft hierop beroep ingesteld, welke werd verworpen door het Bundespatentgericht. Met het cassatieberoep wil de merkaanvrager alsnog zijn inschrijvingsaanvraag geldend maken.
1. Heeft een teken onderscheidend vermogen wanneer in de praktijk significante en evidente mogelijkheden bestaan om het als herkomstaanduiding van de waren of diensten te gebruiken, ook wanneer het daarbij niet om de meest waarschijnlijke gebruiksvorm van het teken gaat?
Uitspraak ingezonden door Paul Maeyaert, Altius en samenvatting ingezonden door Tim Robrechts en Carl De Meyer, HOYNG ROKH MONEGIER.
Scheerapparaten in transit wel degelijk bestemd voor de EU, maken inbreuk
Hof van Beroep Antwerpen 22 oktober 2018 en 2 oktober 2017; IEFbe 2771 (Koninklijke Philips Electronics tegen Lucheng Meijing) Transit-zaak. In het vonnis in eerste aanleg, werd Philips in het ongelijk gesteld [IEFbe 645]. In een tussenarrest van 2 oktober 2017 had het Hof reeds geoordeeld dat Philips voldoende aannemelijk maakt dat de tegengehouden goederen wel degelijk bestemd zijn voor de EU. Op vraag van Far East Sourcing Ltd werden bijkomende conclusietermijnen opgelegd om partijen de gelegenheid te geven (aanvullend) te concluderen over de geldigheid van het door Philips ingeroepen model en de inbreukvraag. In het eindarrest van 22 oktober 2018 wordt het verweer van Far East Sourcing afgewezen. Het vonnis van de eerste rechter moet worden hervormd en stelt het meer bepaald dat de tegengehouden Golden Shaver scheerapparaten inbreuk maken op DM 034.562; moeten vernietigd worden; Far East Sourcing de kosten van vernietiging moet dragen; de rechtsplegingsvergoeding voor eerste aanleg en hoger beroep (d.i. in het totaal 24.000 EUR) voor rekening zijn van Far East Sourcing.
Charles Gielen onder HvJ EU ESS/Group Nivelles
Noot Charles Gielen onder HvJ EU 21 september 2017, IEF 18047; IEFbe 2769; eerder als NJ 2018/360 (ESS en EUIPO/Group Nivelles) 1. Deze zaak [IEF 17130] gaat over de bescherming van de verschijningsvorm van voortbrengselen, ofwel over modelrechten, en in het bijzonder modelrechten, gevestigd onder de zgn. Gemeenschapsmodellen Verordening (EG) nr. 6/2002, hierna “GMVo.” Voor bescherming is vereist dat een GM nieuw is en een eigen karakter heeft. Group Nivelles vordert nietigverklaring van een GM van Easy Sanitary Solutions (hierna: “ESS”), bestaande uit een douchegoot en zij beriep zich op afbeeldingen van een ouder model van een derde, stellende dat door de openbaarmaking daarvan, het model van ESS niet nieuw is, hetzij geen eigen karakter heeft. Het begrip “nieuwheid” vormt de kern van dit arrest. In hoeverre het oudere model afbreuk doet aan het eigen karakter van het ESS-model zal onderwerp vormen van een nadere beslissing van, als ik het goed zie, de nietigheidsafdeling van EUIPO.
2. Het Hof heeft naar aanleiding van een door EUIPO tegen de beslissing van het Gerecht ingebracht middel, allereerst een beslissing gegeven over de vraag hoe het zit met de bewijslast en bewijsvoering in het kader van een vordering tot nietigverklaring van een model. Ik bespreek de volgens mij juiste beslissing van het Hof op dit punt (rov. 54 t/m 77) niet.
Prejudicieel gestelde vraag over uitzonderingsregeling die exploitatie tussen kunstenaars(collectieven) en instituut regelt
Prejudicieel gestelde vraag aan HvJ EU 11 juli 2018, IEF 18044; IEFbe 2768; C-484/18 (INA) Naburige rechten. Via Minbuza. Het INA is verantwoordelijk voor het bewaren en tot zijn recht laten komen van het nationale audiovisuele erfgoed. Het bewaart de audiovisuele archieven van de nationale radio- en televisiezenders en draagt bij aan de exploitatie ervan. PG en GF verwijten het INA dat het, zonder hun toestemming, op zijn website videogrammen en een fonogram te koop heeft aangeboden met uitvoeringen door de jazzdrummer waarvan zij de rechthebbenden zijn. Het INA beroept zich op een bijzondere wettelijke regeling op basis waarvan het de archieven kan exploiteren door de uitvoerend kunstenaars een forfaitaire vergoeding te betalen zoals vastgesteld in collectieve overeenkomsten met hun representatieve vakbonden. De rechthebbenden stellen dat die wettelijke regeling strijdig is met de richtlijn.
HvJ EU: Houder van internetaansluiting kan zich niet aan filesharing auteursrechtinbreuk onttrekken door gewoon een gezinslid aan te wijzen dat toegang kon hebben
HvJ EU 18 oktober 2018, IEF 18043; IEFbe 2767; IT 2657; ECLI:EU:C:2018:841; C-149/17 (Audioboek Dan Brown; Lübbe tegen Strotzer)
Uit het persbericht: De houder van een internetaansluiting waarmee inbreuken op het auteursrecht zijn gemaakt door filesharing, kan zich niet onttrekken aan zijn aansprakelijkheid door gewoon een gezinslid aan te wijzen dat toegang kon hebben tot die aansluiting. De rechthebbenden moeten beschikken over een doeltreffende voorziening in rechte of over middelen op grond waarvan de bevoegde rechterlijke instanties kunnen gelasten dat de noodzakelijke informatie wordt verstrekt. HvJ EU:
Artikel 8, leden 1 en 2, [InfoSoc-Richtlijn], gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1, van deze richtlijn, enerzijds, en artikel 3, lid 2,[Handhavingsrichtlijn], anderzijds, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling als in het hoofdgeding, zoals uitgelegd door de bevoegde nationale rechterlijke instantie, krachtens welke de houder van een internetaansluiting waarmee inbreuken op het auteursrecht zijn gemaakt door filesharing, daarvoor niet aansprakelijk kan worden gesteld, wanneer hij minstens één gezinslid aanwijst dat toegang had tot deze aansluiting, zonder dat hij meer preciseringen verstrekt over het tijdstip waarop deze aansluiting is gebruikt door dat gezinslid en over de aard van het gebruik ervan door dat gezinslid.
Prejudicieel gestelde vragen over afgiftevoorwaarde art. 3a) ABC-verordening
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 17 oktober 2017, IEF 18036; IEFBE 2766; LS&R 1653; C-650/17 (Afgiftevoorwaarde ABC-verordening) Octrooirecht. Via Minbuza. Verzoekster is houdster van een Europees octrooi, dat inmiddels door tijdsverloop is vervallen. Het octrooi betreft een procedure voor de verlaging van de bloedglucosespiegel bij zoogdieren door het toedienen van zogenoemde DPPIV- remmers. De onder deze categorie van werkzame stoffen vallende werkzame stof sitagliptine werd na de datum van de aanvraag van het basisoctrooi door een licentiehoudster ontwikkeld die hiervoor een octrooi heeft verkregen op grond waarvan een aanvullend beschermingscertificaat aan haar werd afgegeven. Verzoekster verzocht bij het Duits octrooi- en merkenbureau op grond van het Duitse deel van het Europese octrooi om afgifte van een aanvullend beschermingscertificaat voor het product “sitagliptine in alle vormen die vallen onder de bescherming door het basisoctrooi”, subsidiair voor “sitagliptine, in het bijzonder sitagliptinefosfaat-monohydraat.” Ten aanzien van de vereiste vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel baseerde zij zich hierbij op de toelatingen van het geneesmiddel Januvia van door het EMA. Bij besluit werd de aanvraag afgewezen, aangezien niet zou zijn voldaan aan de afgiftevoorwaarde overeenkomstig artikel 3a) van de ABC-verordening. De verwijzende rechter concludeert dat het Hof om richtsnoeren moet worden gevraagd over de uitlegging van artikel 3a) van de ABC-verordening.
Prejudicieel gestelde vraag: Geldt bescherming van de volledige benaming 'Aceto Balsamico di Modena' ook voor niet-geografische bestanddelen?
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 12 april 2018, IEF 18035; IEFbe 2765; C-432/18 (Balsamico) Oorsprongsbenamingen. Via Minbuza. Verzoekster vervaardigt op azijn gebaseerde producten en brengt deze in de handel in de regio Baden. Zij verkoopt al minstens 25 jaar producten onder de benaming “Balsamico” en “Deutscher Balsamico”. Verweerster is een vereniging van producenten van producten met de benaming “Aceto Balsamico di Modena”. Dit is een benaming als bedoeld in verordening 583/2009 voor azijn uit de streek Modena. Verweerster is van mening dat het gebruik van de benaming “Balsamico” door verzoekster in strijd is met de bescherming van de geografische aanduiding “Aceto Balsamico di Modena”. De verwijzende rechter concludeert dat het Hof om een richtsnoer moet worden gevraagd over de uitlegging van bescherming van een volledige oorsprongsbenaming indien niet-geografische bestanddelen gebruikt worden.
Kangoeroechips wel gebruikt, maar niet als 3D-merk
Gerecht EU 27 september 2018, IEF 18034 ; IEFbe 2764; ECLI:EU:T:2018:610 (Kangoeroechips) Merkenrecht. Vernietiging. M J. Quinlan heeft een 3D-merk in de vorm van een Kangoeroe voor o.a. chips. Intersnack vordert de doorhaling van dit merk vanwege niet normaal gebruik in de afgelopen vijf jaren. De nietigheidsafdeling wijst het verzoek af. Partijen hebben een licentieverdrag voor de octrooien en modellen voor kangoeroechips gesloten in 1994 en zodoende is er wel normaal gebruik gemaakt van het merk. Echter de Kamer van beroep komt tot de conclusie dat de snacks zijn verkocht, maar niet als merk wordt gebruikt. Op de verpakking staan woorden als 'Jumpy's' of een beeldelement met een gestileerde 2D-silhouet van een kangoeroe. Van de respondenten van het marktonderzoek herkent 60% de vorm, maar slechts de helft daarvan herkent het als afkomstig van een bepaalde onderneming. De vorderingen worden afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Bram Woltering en Peter Claassen, AKD.
Beroep op Asics merk tegen beeldmerkaanvraag met vier lijnen die kruisen slaagt niet
Gerecht EU 16 oktober 2018, IEF 18031; IEFbe 2763; ECLI:EU:T:2018:685; T-581/17 (Asics tegen EUIPO - Van Lieshout Textielagenturen) Merkenrecht. Van Lieshout Textielagenturen heeft een beeldmerkaanvraag gedaan voor vier gekruiste lijnen. Oppositie is gebaseerd op Asics beeldmerken. Oppositiedivisie wees de oppositie af. Board of Appeal wijst het beroep af: "the only similarity resulting from the presence of lines which crossed". Gerecht EU wijst het beroep af.