Gepubliceerd op dinsdag 19 maart 2019
IEFBE 2844
Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise ||
6 mrt 2019
Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 6 mrt 2019, IEFBE 2844; ECLI:NL:RBROT:2019:1824 (Heineken tegen De Laak), https://ie-forum.be/artikelen/tappen-van-vals-bier-uit-de-heinekentaps

Tappen van vals bier uit de Heinekentaps

Rechtbank Rotterdam 6 maart 2019, IEF 18303; IEF 2844; ECLI:NL:RBROT:2019:1824 (Heineken tegen De Laak) Merkinbreuk. Heineken is houdster van woord- en beeldmerken Heineken en Amstel. De Laak drijft een horecaonderneming. Als onbetwist staat vast dat door De Laak ander bier dan Heineken bier is getapt uit de taps met daarop aangebracht het Heineken logo/beeldmerk. Het enkele feit dat De Laak het bier op de tapinstallatie nooit heeft aangeprezen als zijnde Heinekenbier, kan De Laak c.s. niet baten. De Laak heeft de op de tapkranen aangebrachte logo’s niet afgeplakt en/of voorzien van een andere etikettering. De aanzienlijke kans dat bij derden/consumenten de indruk is ontstaan dat het bier afkomstig was van Heineken is op geen enkele wijze is weggenomen, zodat afbreuk is gedaan aan de herkomstfunctie van het merk. Betaling aan Heineken van €200.000 bij wijze van voorschot op de schadevergoeding in de schadestaatprocedure, winstafdracht, recall, schriftelijke opgave en andere nevenvorderingen.

4.10.2. Als onbetwist staat vast dat door De Laak ander bier dan Heineken bier is getapt uit de taps met daarop aangebracht het Heineken logo/beeldmerk. [gedaagde 1] heeft dat zelf ook tegenover de FIOD erkend. Dit maakt dat sprake is geweest van merkinbreuk. Het enkele feit dat De Laak het kelderbier voor zover sprake was van ander kelderbier op de tapinstallatie dan Heinekenbier, dit bier nooit heeft aangeprezen als zijnde Heinekenbier, kan De Laak c.s. niet baten. Ook ten aanzien hiervan heeft te gelden dat, nu gesteld noch gebleken is dat De Laak de op de tapkranen aangebrachte logo’s heeft afgeplakt en/of heeft voorzien van een andere etikettering waaruit duidelijk zou kunnen blijken dat het bier afkomstig is van haarzelf en niet van Heineken, de aanzienlijke kans dat bij derden/consumenten de indruk is ontstaan dat het bier afkomstig was van Heineken op geen enkele wijze is weggenomen, zodat afbreuk is gedaan aan de herkomstfunctie van het merk.

4.18. Ter begroting van de schade is het van belang te weten hoe lang sprake is geweest van het hervullen van de fusten alsmede in welke omvang dit heeft plaatsgehad. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.

4.18.1. De Laak c.s. heeft erkend met het hervullen van de fusten in het voorjaar van 2016 te zijn gestart. Heineken vermoedt dat dit veel eerder is geweest, omdat gebleken is dat in februari 2016 reeds contact is geweest tussen De Laak en drukkerijen voor het vervalsen van THT-stickers, hetgeen naar zij meent duidt op een uitbreiding van de toen reeds jarenlang bestaande fraude. Zij verwijst daarbij naar berichtgeving in de pers over onderzoek van de FIOD. Naar het oordeel van de rechtbank zijn op basis hiervan echter geen concrete conclusies te trekken omtrent de duur van het door De Laak verrichte hervullen van fusten. Vast staat wel dat het hervullen van fusten met en het tappen van vals bier tot een einde is gekomen met het op 1 maart 2017 gelegde beslag op de hiervoor benodigde goederen. Dit betekent dat de fraude in ieder geval een periode van één jaar heeft bestreken.

4.18.2. Heineken heeft het aantal verhandelde fusten vals bier bij dagvaarding geschat op tenminste 40.000, gelet op de bij beslaglegging aangetroffen capaciteit, leveranties, aantal afnemers (naast JNR en De Biergigant nog 15), voorraad et cetera. De gederfde bruto marge heeft zij gesteld op € 100,- per fust, waardoor de schade op minimaal 4 miljoen euro uitkomt. De Laak c.s. heeft een omvang als deze ten stelligste betwist. Zij heeft daarbij onder meer aangevoerd dat het nooit om meer kan gaan dan het aantal bij Heineken ingekochte fusten minus het aantal verkochte fusten en dat voor de berekening van gederfde winst moet worden uitgegaan van een brutomarge neerkomende op € 50,41 per fust aan gederfde omzet met correctie gebaseerd op winstpercentages van Heineken. Uitgaande van (maximaal) 2.345 fusten zou dit neerkomen op een omzetderving (dus nog te corrigeren tot winstmarge) van hooguit € 118.211,45, welk bedrag zij bij pleidooi – alsnog rekening houdend met volumeverlies bij het hervullen en met het weggooien van bedorven bier e.d. – heeft gesteld op maximaal 1.964 fusten en een maximaal omzetverlies van € 99.005,24.