RSVP: Yearly Study Day AIPPI Belgium on 21 november 2024
Join us on November 21, 2024, for the annual AIPPI Study Day at Chocolate Nation in Antwerp. Explore engaging topics such as an UPC update, the EU Design Package, expanding and unifying laws on Geographical Indications and Greenwashing, and finally upcycling, rebranding, debranding, repairing, etc.
Registration is now open! Find detailed information in the invitation attached. For any inquiries, feel free to reach out to us at aippi@arnold-siedsma.be. We eagerly anticipate your participation!
Datum Benelux Merken Congres 2025 bekend!
Noteer het vast in uw agenda: op 26 juni 2025 vindt het Benelux Merken Congres plaats! Uiteraard weer onder leiding van Tobias Cohen Jehoram (De Brauw Blackstone Westbroek) en Martin Senftleben (UVA). De sprekers, locatie en het programma zullen later bekend worden gemaakt.
Zekerheidsstelling van procedurele kosten
UPC CoA 26 augustus 2024, IEF 22264, IEFbe 3796; UPC_CoA_328/2024 (Ballinno tegen Kinexon companies en UEFA). In deze procedure heeft Ballinno eerst om voorlopige voorzieningen verzocht. Verweerders, Kinexon en UEFA, vroegen hierbij of Ballinno kon worden verzocht zekerheid te stellen voor de kosten. Dit werd toegewezen en het verzoek om voorlopige voorzieningen werd afgewezen. Ballinno verzoekt bij het Hof van Beroep vernietiging van beide beschikkingen. Volgens Ballinno geldt Rule 158 RoP, die gaat over de zekerheidsstelling van de kosten, alleen voor procedures voor het Gerecht in Eerste Aanleg (en niet voor procedures voor het Hof van Beroep of procedures om voorlopige voorzieningen), omdat de Rule in hoofdstuk 6 van deel 1 van de RoP staat. Dit hoofdstuk heeft als titel: Procedures before the CFI. Kinexon en UEFA verzoeken ook voor de procedure voor het Hof van Beroep dat Ballinno zekerheid stelt voor de kosten.
'Hinterland' merk voor gin heeft geen beschrijvend karakter
Gerecht EU 4 september 2024, IEF 22265, IEFbe 3797; ECLI:EU:T:2024:585 (EUIPO tegen verzoekster). Op 3 januari 2022 heeft Erzeugergemeinschaft Winzersekt bij het EUIPO een aanvraag ingediend tot nietigverklaring van het Uniewoordmerk Hinterland, dat was ingeschreven in 2019. Het Merk is ingeschreven voor klasse 33, oftewel voor drank anders dan bier. Het verzoek tot nietigverklaring is ingewilligd. De kamer van beroep heeft de vordering tot nietigverklaring afgewezen. Zij is van mening dat de term ‘Hinterland’ geen specifieke betekenis had met betrekking tot de waren waarop dit merk betrekking heeft en daarmee geen onderscheidend vermogen. In de tweede plaats vormt de term geen geografische aanduiding en wordt er ook geen kenmerk dat inherent is aan het product beschreven. Tot slot zou ‘Hinterland’ het publiek niet misleiden aangezien dit woord geen concrete betekenis heeft. Verzoekster verzoekt bij het Gerecht om het bestreden besluit nietig te verklaren en de beslissing van de nietigheidsafdeling te bevestigen. Het EUIPO verzoekt dat de vorderingen worden afgewezen.
Kwalificatie als octrooigemachtigde voor het UPC
UPC CoA 22 augustus 2024, IEF 22262, IEFbe 3794; UPC_CoA_364/2024, UPC_CoA_393/2024 (Verzoeker tegen griffie van het UPC). Verzoeker wil als octrooigemachtigde worden ingeschreven op de lijst van vertegenwoordigers voor het UPC. Dit verzoek is door de griffier van het UPC afgewezen. Hiertegen doet verzoeker een verzoek tot heroverweging. Ook dit verzoek is afgewezen door de griffier van het UPC, en deze heeft het voor een definitieve beslissing naar het Hof van Beroep van het UPC verwezen. Het Hof van Beroep oordeelt dat verzoeker wel heeft aangetoond te zijn gemachtigd om op te treden voor het Europees Octrooibureau, maar dat bewijst niet dat hij aan de kwalificatievereisten van artikel 48 lid 2 UPCA voldoet en voor het UPC mag optreden, wat bijvoorbeeld kan worden aangetoond door een European Patent Litigation Certificate. Deze vereiste kwalificatie kan ook worden aangetoond door met succes bepaalde cursussen af te ronden (Rule 12.1 (a)(ii) EPLC Rules), maar dat heeft verzoeker niet bewezen.
Screenshots en hyperlinks zijn op zichzelf onvoldoende voor een modelrechtelijk relevante openbaarmaking
EUIPO KvB 11 september 2024, IEF 22257, IEFbe 3791; R 5/2024-3 (Ekomill OÜ tegen Ecosauna Project OÜ). Eiseres in deze zaak is Ekomill OÜ (hierna: Ekomill). Zij was geruime tijd de rechthebbende van een Gemeenschapsmodel met betrekking tot een verplaatsbaar gebouw (zie afbeelding). Maar op verzoek van Ecosauna Project OÜ (hierna: Ecosauna) heeft de nietigheidsafdeling van het EUIPO dit model nietig verklaard, omdat het niet het vereiste eigen karakter heeft (art. 6 GemVo). De nietigheidsafdeling concludeert namelijk dat er vóór de registratie van Ekomill al twee modellen bestonden die dezelfde kenmerken hadden als het model van Ekomill. Dit blijkt uit verschillende sociale media posts die door Ecosauna zijn aangevoerd, inclusief screenshots en hyperlinks. Ekomill gaat in hoger beroep en betwist de relevantie en authenticiteit van de posts. Zij benadrukt dat Ecosauna er belang bij heeft dat het model nietig wordt verklaard. De aangevoerde bronnen zouden niet betrouwbaar zijn en van de Facebook-posts kan bovendien de datum zijn veranderd. Ecosauna ontkent dit alles.
Plerixafor-behandeling van Genzyme bij kankerpatiënten is niet octrooieerbaar
EOB 24 januari 2024, IEF 22258, IEFbe 3792, LS&R 2257; ECLI:EP:BA:2024:T125922.20240124 (Genzyme Corporation tegen Generics [UK] Limited c.s.). Genzyme Corporation (hierna: Genzyme) is de rechthebbende van een Europees octrooi ten aanzien van het gebruik van plerixafor. In het bijzonder gaat het om de toepassing daarvan in een behandeling van drie stappen voor kankerpatiënten die chemotherapie hebben ondergaan. De inschrijving van het octrooi is bestreden door zeven opponenten. In eerste aanleg wordt de oppositie afgewezen, maar een deel van de opponenten gaat nu in hoger beroep. Kort gezegd komt de oppositie erop neer dat het gebruik van plerixafor door Genzyme niet kan worden aangemerkt als nieuw in de zin van het Europees Octrooiverdrag. In beginsel hebben de opponenten gelijk: plerifaxor als middel bestaat al geruime tijd. Maar de vraag is of de behandeling van Genzyme desondanks kan worden aangemerkt als nieuwe toepassing van dit middel. Zo ja, dan geniet de behandeling octrooirechtelijke bescherming (art. 54 lid 2 EOV).
Verzoek om discretionaire heroverweging (Rule 220.3 RoP) afgewezen
UPC CoA 21 augustus 2024, IEF 22255, IEFbe 3790; UPC_CoA_469/2024 (AYLO tegen Dish & Sling). De rechter-rapporteur heeft geoordeeld dat drie in-house counsels van Dish en Sling toegang krijgen tot vertrouwelijke informatie van deze zaak (Rule 262A RoP). AYLO is het hier niet mee eens en verzoekt het Gerecht in Eerste Aanleg in Mannheim dat de beschikking van de rechter-rapporteur wordt herzien. Dit verzoek is afgewezen.
In hoger beroep voert AYLO aan dat de vertrouwelijke kennis in deze zaak een enorme economische waarde kan hebben voor de ondernemingen Dish en Sling. Voor de drie in-house counsels is het bijna onmogelijk om te voldoen aan de verplichting om de vertrouwelijke informatie uitsluitend voor deze procedure te gebruiken, gelet op de omvang van hun taken.
ICE kledingmerk wordt doorgehaald wegens onvoldoende gebruik
KvB 2 september 2024, IEF 22254, IEFbe 3789; R 307/2024-1 (Drifa ehf. tegen GILMAR S.P.A.). Deze zaak draait om het ICE merk van GILMAR S.P.A. (hierna: Gilmar), dat als Uniemerk staat ingeschreven met betrekking tot de verkoop van tassen en kleding. In 2022 heeft Drifa ehf. (hierna: Drifa) het EUIPO verzocht om de registratie door te halen wegens niet-gebruik (non-usus), maar dit verzoek is afgewezen. Gilmar had namelijk 2000 pagina´s aan bewijs geleverd waaruit bleek dat zij haar merk in de afgelopen jaren voldoende had gebruikt. Drifa gaat in hoger beroep tegen deze beslissing. Zij voert aan dat het ICE merk niet is gebruikt, omdat Gilmar het merk alleen in combinatie met andere merken heeft gebruikt en ¨ice¨ in die gevallen niet los te onderscheiden was als merkaanduiding. Dat laatste zou daarnaast voortvloeien uit het feit dat het merk überhaupt maar weinig onderscheidend vermogen heeft. Bovendien stelt Drifa dat het gebruik door Gilmar in de gehele relevante periode maar zeer beperkt geweest.
Toewijzen voorlopige voorziening in Ierland is kennelijk onjuist
UPC CoA 19 augustus 2024, IEF 22253, IEFbe 3788; UPC_CoA_388/2024 (Sibio c.s. tegen Abbott). Bij het Gerecht in Eerste Aanleg heeft Abbott een verzoek tot een voorlopige voorziening gedaan. Deze is gedeeltelijk toegewezen. Sibio c.s. verzoekt in dit hoger beroep dat de beschikking wordt vernietigd en het verzoek van Abbott wordt afgewezen. Daarnaast verzoekt Sibio c.s. dat het beroep opschortende werking heeft.