Jugement envoyée par Eric De Gryse, Simont Braun.
Le seul motif d'annulation qui pouvait encore être examiné est rejeté
Tribunal de commerce du Hainaut, div Mons 24 décembre 2015, IEFbe 1966 (Nouvag contre j.m.) En bref: Brevets. Comparez avec IEFbe 1896. Conclusion: Il résulte de l'examen quie précède que le seul motif d'annulation qui pouvait encore être examiné est rejeté. La demande d'annulation du brevet n'est donc pas fondée. Demande reconventionelle: j.m. réclame une somme de 75.000 EUR pour abus de procédure et de 13.892,31 EUR pour frais d'assistance technique. Le tribunal condamne NOUVAG à payer la somme 13.892,31 EUR. Appel a été interjeté contre cette décision.
Namaaksigaretten van Marlboro brengen ernstige verstoring van het economische verkeer met zich mee
Hof van Beroep Antwerpen 24 maart 2016, IEFBE 1963 (OM tegen gedaagden) Verstoring economisch verkeer. Namaak sigaret. In deze zaak is bestraffing ten laste gelegd van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten met kwaadwillig of bedrieglijk opzet in het economisch verkeer en in het kader van een commerciële activiteit waarvan de doelstelling is een economisch voordeel te realiseren, inbreuk te hebben gemaakt op de reglementaire rechten van de houder van een product- of dienstmerk, zoals deze rechten inzake merken bepaald worden, ten nadele van Philip Morris Products voor namaaksigaretten van het merk Marlboro. De beklaagde kan niet in ernst voorhouden niet geweten te hebben dat het om namaaksigaretten ging. Uit zijn eigen verklaring blijkt dat hij gelet op de prijs wist dat het ging om sigaretten afkomstig uit het frauduleus of zwart circuit. Uit de omstandigheden waarin de verhandeling gebeurden, blijkt duidelijk dat het om namaak ging. De feiten zijn uiteraard ernstig nu ze een ernstige verstoring met zich mee brengen van het economische verkeer.
HvJ EU: Parallelimporteren van zelfhulpmiddelen hoeft geen nieuwe beoordeling om te bevestigen in nieuwe taal
HvJ EU 13 oktober 2016, IEF 16316; LS&R 1383; IEFbe 1965; ECLI:EU:C:2016:770 (Servoprax tegen Roche) Richtlijn 98/79/EG betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek – Paralleldistributie in de interne markt – Aanbrenging van de etikettering en de gebruiksaanwijzing van de fabrikant in een andere taal op de buitenverpakking van medische hulpmiddelen voor het zelftesten van het bloedglucosegehalte – Nieuwe of aanvullende conformiteitsbeoordeling. HvJ EU:
Artikel 9 van [richtlijn 98/79/EG betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek] moet aldus worden uitgelegd dat een parallelimporteur van een voor zelfdiagnose bestemd hulpmiddel voor het meten van de bloedsuikerspiegel, dat is voorzien van een CE-markering en dat onderworpen is geweest aan een conformiteitsbeoordeling door een aangemelde instantie, niet verplicht is een nieuwe beoordeling uit te voeren om de conformiteit van de etikettering en de gebruiksaanwijzing van dit hulpmiddel na de vertaling daarvan in de officiële taal van de lidstaat van invoer te bevestigen.
Bijdrage ingezonden door Rutger Kleemans, Freshfields Bruckhaus Deringer LLP.
Rutger Kleemans - UK Court of Appeal over de tweede medische indicatie geclaimd als Swiss type
Uk Court of Appeal 13 oktober 2016, Warner-Lambert v Actavis (pregabaline) , [2016] EWCA Civ 1006; Floyd LJ, Kitichin LJ en Patten LJ. In een door Lord Justice Floyd geschreven beslissing wees het Engelse gerechtshof op 13 oktober 2016 arrest in de zaak over pregabaline tussen Warner-Lambert en Actavis. Warner-Lambert is houder van EP 0 934 061, met als voor deze zaak belangrijkste conclusies twee Swiss-type claims die zien op (zakelijk gezegd) het gebruik van pregabaline bij de bereiding van een medicijn voor behandeling van neuropathische pijn. Conform het vonnis in eerste aanleg (gewezen door Arnold J), oordeelt het hof dat de conclusies die het onderwerp van de procedure vormen nietig zijn wegens niet-nawerkbaarheid.
Interessanter wellicht voor de Nederlandse rechtspraktijk zijn de obiter overwegingen ten aanzien van inbreuk op Swiss-type (tweede medische indicatie) conclusies. Daarbij moet wel in het achterhoofd gehouden worden dat de verschillen op regelgevend gebied met betrekking tot vergoeding, voorschrijven en uitlevering van geneesmiddelen per land verschillen zodat 1:1 extrapolatie van land tot land in dit soort zaken niet altijd mogelijk is.
Ingezonden door: Fabienne Brison, hoyng rokh monegier
Niet noodzakelijk om onderhandelingen over exclusieve kabeldistributierechten vlotter te laten verlopen door het collectieve beheer op te leggen
Het Grondwettelijk Hof 13 oktober 2016, IEFBE 1962; Arrest nr. 128/2016 (Agicoa Europe Brussels) Agicoa Europe Brussels, de eerste verzoekende partij, is een organisatie zonder winstoogmerk wier opdracht erin bestaat de rechten uit de doorgifte van audiovisuele werken van zelfstandige producenten te innen en opnieuw aan hen uit te keren, en die collectieve beheersvennootschappen, agenten die de rechten van bepaalde producenten beheren en zelfstandige producenten verenigt. De tweede verzoekende partij, de Beheers- en belangenvennootschap voor Audiovisuele Producenten, is een collectieve beheersvennootschap van producenten van audiovisuele werken. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de artikelen uit de WER. In deze artikelen wordt het mechanisme van de verplichte licentie in geval van openbare uitvoering of uitzending via de omroep van de prestaties van een uitvoerende kunstenaar of van een producent geregeld, en zulks tegen een billijke vergoeding voor de voornoemde personen. De verzoekende partijen voeren aan dat de producenten van audiovisuele werken door de toepassing van dat mechanisme worden benadeeld, aangezien de billijke vergoeding doorgaans lager ligt dan de rechten die voortvloeien uit de toestemming. Zij klagen aan dat de bestreden bepalingen de producenten van audiovisuele werken en de producenten van fonogrammen op voet van gelijkheid plaatsen, terwijl hun situatie noch in feite, noch in rechte vergelijkbaar is. Het Grondwettelijk Hof oordeelt als volgt: Aangezien de omroeporganisaties tal van exclusieve rechten op doorgifte via de kabel (met inbegrip van hun rechten als producent wanneer zij zelf uitzendingen produceren) bundelen, heeft de wetgever het niet noodzakelijk geacht om de onderhandelingen over de exclusieve kabeldistributierechten, wat hen betreft, vlotter te laten verlopen door het collectieve beheer op te leggen.
Geen bescherming voor het gebruik van “La Toiture”: woord is zuiver beschrijvend en gangbaar in Franse taal
Hof van Beroep Brussel 22 maart 2016, IEFBE 1961; 2016/2679 (Toiture tegen Derbigum) Handelsnaam. Merkrecht. Domein. Marktpraktijken. Het logo/beeldmerk en de handelsnaam ‘La Toiture’ werden gebruikt na inschrijving in het merkenregister. Het bedrijf ging failliet en er werd een overeenkomst gesloten tussen de curator en Derbigum Services NV, krachtens welke de gefailleerde vennootschap werd overgedragen aan Derbigum Services NV. In de overeenkomst werd bepaald dat deel uitmaken van het handelsfonds en onder andere de logo’s werden overgedragen, welliswaar met de verplichting om daarin de ondersheidende vermelding zoals ‘nieuw’ of elk ander onderscheidend teken op te nemen zoals “La Toiture”, zonder vermelding naar de heer X. Derbigum vraagt La Toiture ieder gebruik van het teken “La Toiture” onmiddellijk te stoppen. Echter, het hof stelt vast dat er geen rechten ontleend kunnen worden aan de handelsnaam “La Toiture”, omdat dit woord zuiver beschrijvend is en het een woord betreft uit de gangbare Franse taal. Ook de registratie van de domeinnamen die door La Toiture BVBA gebruikt werden, was niet wederrechtelijk.
Staking van gebruik software kan alleen gevorderd worden als dit gepast en nuttig is
Hof van Beroep Brussel 1 december 2015, IEFBE 1960; 2015/9518 (En Vogue Entertainment B.V. tegen Vermeiren Kurt) Geïntimeerde is informaticus en legt zich toe op de ontwikkeling van gespecialiseerde software. Hij voert aan het softwarepakket ‘Greenlight’ te hebben ontwikkeld. Er ontstaat een geschil tussen geïntimeerde en de licentienemer, nadat de exploitatierechten op de software voor ‘Greenlight’ werden verleend in ruil voor een vergoeding. Het geschil heeft geleid tot een beslag inzake namaak, op verzoek van de geïntimeerde. Geïntimeerde voerde bij de rechtbank aan dat de appellante, door de software te blijven gebruiken en reproduceren, een inbreuk heeft gepleegd en pleegt op de auteursrechten en vordert staking van gebruik en reproductie hiervan. Het hof moet nu duidelijkheid geven over het feit of er sprake is van een inbreuk op het auteursrecht. Het hof overweegt hierover als volgt: het belang voor de eiser wordt beoordeeld op het ogenblik van het instellen van de vordering ten aanzien van de maatregelen die hij vraagt: het moet nog gepast en nuttig zijn om de staking van de aangeklaagde praktijk te bevelen. De vordering tot staking kan betrekking hebben op betwiste feiten waaraan een einde is gesteld, op voorwaarde echter dat het risico op herhaling niet is uitgesloten. Verder oordeelt het hof dat er geen ruimte is voor de uitbreiding van de vordering, waarin de geïntimeerde stelt de auteur te zijn van de ontwikkelde software.
HvJ EU: Verkrijger van kopie computerprogramma mag kopie tweedehands doorverkopen aan nieuwe verkrijger
HvJ EU 12 oktober 2016, IEF 16310; IEFBE 1959; Zaak C‑166/15 (Aleksandrs Ranks - Jurijs Vasiļevičs) Gebruikslicentie. Kopie computerprogramma. De eerste verkrijger van een kopie van een computerprogramma met een onbeperkte gebruikslicentie mag die kopie en de bijbehorende licentie tweedehands doorverkopen aan een nieuwe verkrijger. Als de originele fysieke drager van de oorspronkelijk geleverde kopie echter beschadigd raakt, wordt vernietigd of verloren gaat, mag die verkrijger zijn reservekopie van het programma niet aan de nieuwe verkrijger verschaffen zonder toestemming van de auteursrechthebbende. HvJ EU: In zijn arrest van heden oordeelt het Hof dat uit de regel inzake uitputting van het distributierecht volgt dat degene die het auteursrecht op een computerprogramma heeft (in dit geval Microsoft) en in de Unie een kopie van dat programma op een fysieke drager (zoals een cd-rom of dvd-rom) met een onbeperkte gebruikslicentie heeft verkocht, zich niet meer tegen de latere wederverkoop van die kopie door de eerste verkrijger of latere verkrijgers kan verzetten, ongeacht of contractuele bedingen latere overdracht verbieden.
Boek met reistips vormt geen uitdrukking van persoonlijkheid en geniet geen auteursrechtelijke bescherming
Hof van Beroep Gent 10 november 2015, IEFBE 1958; 2015/8783 (Journalisten auteursmaatschappij tegen Borgerhoff&Lamberigts) Auteursrecht. Bij de rechtbank werden de volgende vragen voorgelegd: 1) genieten de voorgelegde publicaties van de heer X, die zijn materiele auteursrechte overdroeg aan appellante, auteursrechtelijke bescherming? 2) zo ja, beging geïntimeerde een inbreuk op die rechten met de voorgelegde publicatie? De eerste rechter oordeelde dat aan de publicatie van de heer X geen auteursrechtelijke bescherming toekwam en wees de vordering als ongegrond af. Nu buigt het hof zich over deze zaak waaruit blijkt dat de publicaties van de heer X geen uitdrukking zijn van zijn persoonlijkheid. Er zijn daarnaast geen vrije en creatieve keuzes gemaakt. Verder is het aangevoerde argument dat minstens één anterioriteit moet voorgelegd worden, om aan te tonen dat de teksten van de heer X niet origineel zijn, juridisch niet correct.
Geen verwarringsgevaar door te geringe visuele en auditieve overeenstemmingen
Hof van Beroep Brussel 18 november 2015, IEFBE 1957; 2015/9100 (Lecatecs tegen Global Logistics - Traxgo) Merkenrecht. Woord- en beeldmerk. Het betreft in deze zaak een samengesteld woord- en beeldmerk, waarbij aanspraak wordt gemaakt op drie kleuren, wit, zwart en blauw en dat gedeponeerd werd voor de diensten uit klasse 38 in de zin van de overeenkomst van Nice. In deze zaak wordt de vraag gesteld of er een verwarringsgevaar bestaat tussen het gedeponeerde merk en het oudere merk. De opposante stelt dat woordelement ‘TRAX’ als eerste deel van het teken in zwarte kleur de meeste aandacht krijgt, terwijl de andere woordelementen weinig onderscheidend en in klein lettertype minder belangrijk zijn. Er wordt terecht gesteld dat de visuele overeenstemming tussen TRAX en TRAXON van zeer groot belang is, ook al omdat het woordelement TRAX geen duidelijke betekenis heeft in één van de Benelux talen. Bij overweging van alle gegevens oordeelt het hof dat in de totaalindrukken van de beide betrokken tekens de heel beperkte punten van visuele en auditieve overeenstemming te geringe reikwijdte hebben om bij het doelpubliek verwarring te kunnen veroorzaken.