Vorderingen in hoger beroep over woordmerk ‘VERSO’ zijn ongegrond
Hof van Beroep Antwerpen 11 april 2016, IEFBE 1985 (BVBA Totex tegen NV Verso) Woordmerk. Handelsnaam. Vervallenverklaring. Eiser is houder van het Benelux woordmerk VERSO in de klassen 18 en 25 en stelt dat hij het teken tevens als handelsnaam gebruikt. Eiser vordert in 2010 bij de rechtbank (IEFBE 674) een verbod van elk gebruik van zijn merk en domeinnaam www.verso.be. Het woordmerk wordt volgens eiser ter beschikking gesteld aan "zijn" vennootschap TOTEX BVBA. De rechtbank oordeelt dat het TOTEX is die de handelsnaam Verso voert en niet eiser. De bescherming komt dan ook toe aan TOTEX. Eiser kan niet worden beschouwd als handelaar, ondanks de licentieverlening van het merk aan TOTEX. Verder is niet bewezen dat NV VERSO het teken "VERSO" anders dan als handelsnaam zou gebruiken, van merkenrechtelijke inbreuk is dan ook geen sprake. De rechtbank oordeelde dat geen normaal gebruik van het merk is gemaakt en verklaart het merk vervallen. In hoger beroep beweert Totex o.a. dat haar belangen zijn benadeeld door het arrest gewezen op 7 oktober 2013 [IEFbe 757]. Zij zegt het Beneluxwoordmerk VERSO te exploiteren en te gebruiken ter onderscheiding van zowel haar handelswaren als haar handelsnamen. Het Hof van Beroep stelt dat de vordering ongegrond is; het merk blijft vervallenverklaard.
Jugement envoyée par Eric De Gryse en Emmanuel Cornu, Simont Braun.
La polysémie d’une marque n’est pas susceptible d’affecter le caractère distinctif fort d’une marque, acquis par l’usage et par la grande renommée liée aux investissements publicitaires effectués
Tribunal UE 27 octobre 2016, IEFbe 1986; T-625/15; ECLI:EU:T:2016:631 (SPA) Marque de l’Union européenne – Procédure d’opposition – Demande de marque de l’Union européenne verbale SPA VILLAGE – Marque Benelux verbale antérieure SPA – Motif relatif de refus.
59 Cette conclusion n’est pas remise en cause par l’observation effectuée par la chambre de recours au point 135 de la décision attaquée, selon laquelle la marque antérieure, en raison de la polysémie du terme « spa » la composant, aurait perdu « son caractère unique », de sorte que le public pertinent confronté à ce terme ferait plus facilement référence à des centres d’hydrothérapie qu’à la marque renommée. En effet, il convient d’observer que, si l’absence de polysémie est un facteur permettant de reconnaître le fort caractère distinctif d’une marque (voir, en ce sens, arrêt du 27 novembre 2008, Intel Corporation, C‑252/07, EU:C:2008:655, point 56), la polysémie d’une marque n’est pas, à elle seule, susceptible d’affecter le caractère distinctif fort d’une marque, acquis par l’usage et par la grande renommée liée aux investissements publicitaires effectués par le titulaire de la marque sur le territoire pertinent. De plus, il importe de souligner que, afin d’apprécier, au sens de la jurisprudence mentionnée aux points 45 à 48, l’existence d’un lien, dans l’esprit du public, entre les signes en conflit, il n’est pas nécessaire d’établir que ce lien soit le seul possible dans l’esprit dudit public.
HvJ EU: Halfjaarlijkse abonnementsprijs voor decodeerkaart niet (duidelijk) vermelden is een oneerlijke handelspraktijk
HvJ EU 26 oktober 2016, IEF 16338; IT 2159; ECLI:EU:C:2016:800 (Canal Digital Danmark A/S) Oneerlijke handelspraktijken. Reclame voor een satelliettelevisieabonnement – Abonnementsprijs die, naast de maandelijkse prijs, een halfjaarlijkse prijs omvat voor de kaart die nodig is om de uitzendingen te decoderen – Niet-vermelding van de halfjaarlijkse prijs of minder in het oog springende presentatie ervan dan van de maandelijkse prijs – Misleidende handeling – Misleidende omissie – Richtlijnbepaling die alleen is omgezet in de voorbereidende werkzaamheden voor de nationale uitvoeringswet en niet in die wet zelf. HvJ EU:
Conclusie AG HvJ EU: 'hotel room tv' is geen mededeling aan het publiek op een plaats waarvoor toegangsprijs betaald wordt
Conclusie AG HvJ EU 25 oktober 2016, IEF 16334; IEFbe 1983; C-641/15; ECLI:EU:C:2016:795 (Verwertungsgesellschaft Rundfunk tegen Hettegger Hotel Edelweiss) Auteursrecht. Uitsluitend recht van omroeporganisaties – Mededeling aan het publiek. In deze zaak werd de vraag gesteld aan HvJ EU over 'betaling van toegangsprijs' via 'hotel room tv.’ Verwertungsgesellschaft Rundfunk, een Oostenrijkse collectieve beheersorganisatie, in een zaak tegen een hotelketen voor de vergoeding voor de uitzending van televisie content op tv's in de hotelkamers. Conclusie AG:
Artikel 8, lid 3 [verhuur/uitleenrichtlijn 2006/115/EG] dient aldus te worden uitgelegd dat het doorgeven van een televisie- of radiosignaal door middel van in hotelkamers geïnstalleerde toestellen geen mededeling van uitzendingen van omroeporganisaties aan het publiek vormt op een plaats die tegen betaling van een toegangsprijs voor het publiek toegankelijk is in de zin van die bepaling.
Uitbreiding van de grondslag in hoger beroep: bescherming kleur als algemeen bekend merk
Hof Arnhem-Leeuwarden 25 oktober 2016, IEF 16335; IEFbe 1982; LS&R 1386; ECLI:NL:GHARL:2016:8563 (Glaxo Group tegen Sandoz B.V.) Merkenrecht. Glaxo c.s. baseert inbreukvordering op Benelux-merkinbreuk. De voorzieningenrechter heeft alle vorderingen van Glaxo c.s. afgewezen. In hoger beroep wordt bescherming van het kleurmerk "Pantone 2587C" in de Benelux-landen als algemeen bekend merk ingeroepen en verminderen Glaxo c.s. hun eis door onrechtmatige daad te laten varen. Sandoz c.s. verzetten zich tegen de eiswijziging, stellende dat er in hoger beroep in kort geding onvoldoende tijd is om bewijs bij te brengen tegen de stelling van Glaxo c.s. dat de kleur in de Benelux-landen een algemeen bekend merk is. De uitbreiding van de grondslag is geen ontoelaatbare uitbreiding van het partijdebat, volgens de rolraadsheer. Dat enkel door het hof, als feitelijke instantie, recht wordt gedaan op de gewijzigde eis, is inherent aan het wettelijk stelsel. Het gemis van een feitelijke instantie is op zichzelf dan ook niet voldoende voor het oordeel dat de eiswijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Geen sprake van vertraging of bemoeilijking van de verdediging.
Beroep op verlenging van Europees octrooi is ongegrond
Hof van Beroep Antwerpen 11 april 2016, IEFBE 1981; (Celgene Corporation tegen NV Dafra Pharma) Octrooirecht. Celgene is een biotechnologiebedrijf met een aanzienlijke octrooiportefeuille met betrekking tot geneesmiddelen voor kanker en ontstekingsaandoeningen. Dafra Pharma is een farmaceutisch bedrijf en houdster van EP 10.9, bestaande uit de samenstelling thalidomide en artemisinine (derivaten) voor de behandeling van kanker. Celgene eist het octrooi op bij de rechtbank in 2013 (IEFBE 760) , maar deze vordering is ongegrond. In dit hoger beroep stelt appellante dat zij recht heeft op de verlenging van het Europees octrooi en dus gerechtigd is om de Europese octrooiaanvraag voort te zetten als haar eigen aanvraag in plaats van de geïntimeerde en geïntimeerde te veroordelen tot de overdracht aan haar van ‘EPA 10.0.’ Het hof beslist bij arrest op tegenspraak. Het hof verklaart het hoger beroep van de appellante ontvankelijk, maar ongegrond.
Bijdrage ingezonden door CABINET BEDE.
Abolishment of translations for European Patents
A recent amendment of the Belgian Code of Economic Law (comprising a.o. the Belgian Patent Act) will have important implications on the validation of European Patents in Belgium. As result of said amendment, European Patents designating Belgium and having a date of mention of grant (or of maintenance in amended form or limitation) ON OR AFTER 01 JANUARY 2017, will NO LONGER require a TRANSLATION according to Article 65(1) EPC, irrespectively of the language of the proceedings before the EPO (French, German or English).
The European Patents granted up to 31 December 2016, should continue to comply with today's existing translation requirements, i.e. with the submission of a translation within three (3) months as from the date of mention of grant, maintenance in amended form, or limitation.
For obtaining provisional protection in Belgium in respect of European Patent Applications according to Article 67(3) EPC, a translation of the claims into one of the National official languages will continue to be required.
16 en 17 november - CLI-Conference 1st Annual Conference of the Centre for Law and Internet Law and Society in the Digital Era
Amsterdam, 16/17november 2016. Society is changing fast under the influence of the digital revolution and developments in the field of a.o. Big Data and artificial intelligence. Data, including personal data, are the new natural source of the global economy and the basis for government surveillance, as will be demonstrated by Head of the Dutch General Intelligence and Security Service Rob Bertholee. EU copyright reform and future developments in this field will be presented by Séverine Dusollier, Professor of Intellectual Property Law. The issue of personal data protection reform in the digital society will be addressed by Paul de Hert, Professor at VUB, Associated Professor at Tilburg Institute for Law, Technology and Society Ethical dilemmas of Big Data and new technologies will be the topic of the contribution of Hans Schnitzler free-lance philosopher and author of “Het digitale proletariaat”. Serge Gijrath and Judica Krikke will refl ect on the challenges of technology from an attorney perspective. Lees meer
Uitspraak ingezonden Tom Heremans, CMS en Caroline de Baets, Simont Braun.
Hof van Cassatie: Toestemming aan omroeporganisaties omvat ook mededeling door verweerster
Hof van Cassatie van België 7 oktober 2016, IEFbe 1978 (Agicoa tegen Eviso). Het Hof van Cassatie verwerpt het cassatieberoep tegen Hof van Beroep te Brussel [IEFbe 1385] en na prejudicieel antwoord door HvJ EU [IEFbe 108]. Eviso, voorheen Airfield, heeft geen nieuw publiek bereikt met haar satellietuitzendingen onder de namen TV Vlaanderen en TéléSat. Verweerster heeft geen toegang tot de overeenkomsten tussen de rechthebbende en de omroeporganisaties, op eiseres rust de plicht tot loyale medewerking aan bewijsvoering en aantoning van auteursrechtinbreuk. Van verweerster kan niet worden verwacht dat zij een kopie voorlegt van alle overeenkomst die de omroeporganisatie met de rechthebbenden hebben afgesloten. Er wordt ook aangetoond dat de toestemming aan de omroeporganisaties ook de mededeling aan het publiek door verweerster omvat.
Uitspraak ingezonden door Tom Heremans, CMS.
Hof van Cassatie: Simulcastuitzending als zelfstandige handeling waarmee aan nieuw publiek wordt medegedeeld, niet naar recht verantwoord
Hof van Cassatie van België 30 september 2016, IEFbe 1977 (Coditel tegen SACD c.s. en Telenet tegen SABAM c.s.) incl. verzoekschriften. Auteursrecht. Directe injectie. Cassatie na [IEFbe 662]. De appelrechters die vervolgens beslissen dat de eiseres “bij de directe injectie zorgt voor de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte door middel van de kabel aan het publiek van een eerste uitzending van een tv-programma die voor ontvangst van het publiek is bestemd” en dat “de directe injectie gedaan door de eiseres een kabeldoorgifte is in de zin van art. 52 Auteurswet 1994”, hetgeen inhoudt dat een zelfstandige handeling wordt gesteld waarmee het uitgezonden werk aan een nieuw publiek wordt medegedeeld, verantwoorden hun beslissing niet naar recht (r.o. 11). Het hof vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre dit de hogere beroepen ontvankelijk verklaart en voor recht zegt dat “de digitale kabeldoorgifte bij simulcastzendingen, met name uitzendingen waarbij een simultane, ongewijzigde en integrale gelijktijdige uitzending plaatsvindt van een analoog en digitaal signaal, geen nieuwe vorm van kabeldoorgifte uitmaakt”. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep Brussel.