IEFBE 3834
25 november 2024
Uitspraak

Aanvraag uniebeeldmerk 'Russian Warship, Go F**k Yourself' terecht afgewezen

 
IEFBE 3833
25 november 2024
Artikel

Union-IP Round Table in Paris over fast fashion

 
IEFBE 3831
25 november 2024
Uitspraak

Preduciële vragen over rechtstreekse werking van een richtlijn voor een privaatrechtelijke vereniging

 
IEFBE 2130

Conclusie AG: Geen verzet tegen opnemen naam op een zwarte lijst die volgens Belastingdienst als stromannen zijn te beschouwen

HvJ EU - CJUE 30 mrt 2017, IEFBE 2130; ECLI:EU:C:2017:253 (Peter Puškár), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-geen-verzet-tegen-opnemen-naam-op-een-zwarte-lijst-die-volgens-belastingdienst-als-stro

Conclusie AG HvJ EU 30 maart 2017, IT 2255; IEFbe 2130; ECLI:EU:C:2017:253; C-73/16 (Peter Puškár) Verwerking van persoonsgegevens – Bescherming van de grondrechten – Verplichte precontentieuze procedure – Lijst van persoonsgegevens die is opgesteld ter bestrijding van belastingfraude – Toelaatbaarheid van de lijst als bewijsmiddel – Beginsel van loyale samenwerking – Verhouding tussen de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Verzoeker heeft een beroepschrift ingediend waarmee hij verzoekt om alle SLW belastingautoriteiten te verbieden zijn naam en identificatiegegevens te plaatsen op een (‘zwarte’) lijst van natuurlijke personen die volgens het openbaar bestuur zijn te beschouwen als ‘stromannen’. Het bestaan van de lijst is bevestigd door verweerster (belastingdienst). Verzoeker stelt dat vermelding op de lijst inbreuk maakt op zijn recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bescherming van de goede naam. Conclusie AG:

1) Het gebruik van persoonsgegevens is in het kader van de belastingheffing onderworpen aan [Privacyrichtlijn], alsook aan de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, terwijl op strafrechtelijk gebied alleen de artikelen 7 en 8 van het Handvest van toepassing zijn voor zover het gaat om door het Unierecht geregelde vraagstukken.

 

IEFBE 2129

HvJ EU: Vereiste informatie over handelaar die uitsluitend online verkoopt, moet eenvoudig en snel worden meegedeeld

HvJ EU - CJUE 29 mrt 2017, IEFBE 2129; ECLI:EU:C:2017:243 (Verband Sozialer Wettbewerb tegen DHL Paket), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-vereiste-informatie-over-handelaar-die-uitsluitend-online-verkoopt-moet-eenvoudig-en-snel-wor

HvJ EU 29 maart 2017, RB 2833; IEFbe 2129; ECLI:EU:C:2017:243; C-146/16 (Verband Sozialer Wettbewerb tegen DHL Paket) Oneerlijke handelspraktijken – Reclame in een gedrukt medium – Weglaten van essentiële informatie – Toegang tot die informatie via de internetsite waar de betrokken producten worden verdeeld – Producten verkocht door de persoon die de advertentie heeft gepubliceerd of door derden. HvJ EU:

Artikel 7, lid 4 [OHP-richtlijn], moet aldus worden uitgelegd dat met een reclameadvertentie als in het hoofdgeding, die onder het begrip „uitnodiging tot aankoop” in de zin van die richtlijn valt, aan de in die bepaling voorziene informatieverplichting kan worden voldaan. Het staat aan de verwijzende rechter om, per geval, na te gaan of de beperkingen qua ruimte in de reclametekst rechtvaardigen dat informatie over de leverancier uitsluitend op het onlineverkoopplatform ter beschikking wordt gesteld, en voorts, in voorkomend geval, of de door artikel 7, lid 4, onder b), van die richtlijn vereiste informatie inzake het onlineverkoopplatform eenvoudig en snel wordt meegedeeld.

IEFBE 2128

Conclusie AG: Vreedzaam naast elkaar bestaan in een deel van de Unie, betekent niet dat verwarringsgevaar is uitgesloten in een ander deel

HvJ EU - CJUE 29 mrt 2017, IEFBE 2128; ECLI:EU:C:2017:240 (Ornua, The Irish Dairy Board tegen Tindale & Stanton), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-vreedzaam-naast-elkaar-bestaan-in-een-deel-van-de-unie-betekent-niet-dat-verwarringsgev

Conclusie AG HvJ EU 29 maart 2017, IEF 16685; IEFbe 2128; C-93/16; ECLI:EU:C:2017:240 (Ornua, The Irish Dairy Board tegen Tindale & Stanton) Eenheidskarakter – Artikel 1 – Verwarringsgevaar – Afbreuk aan de reputatie – Artikel 9, lid 1, onder b) en c) – Conflicterende merken die een aanduiding van de plaats van herkomst omvatten – Vreedzame co-existentie van de conflicterende merken in een deel van het grondgebied van de Unie. Conclusie AG:

1)      Artikel 9, lid 1, onder b) en c) [UniemerkVo] moet aldus worden uitgelegd dat het feit dat de conflicterende merken vreedzaam naast elkaar bestaan in een deel van het grondgebied van de Unie, zonder verwarring te creëren, niet betekent dat verwarringsgevaar automatisch uitgesloten is in een ander deel van dat grondgebied. Deze co-existentie is niettemin een relevant element dat in voorkomend geval in aanmerking kan worden genomen in het kader van de globale beoordeling van het verwarringsgevaar en van het bestaan van een verband tussen de betrokken merken, waarop elk van die bepalingen respectievelijk gebaseerd is.

IEFBE 2127

ALAI provisional opinion Filmspeler & Ziggo - avis provisionaire

ALAI, provisional Opinion on the Right of communication to the public; the Advocate General's Opinions in Filmspeler Case C-527/15 and Ziggo Case C-610/15. (EN+FR) Both cases address the facilitation of unlawful communication to the public, in Filmspeler by selling a device loaded with hyperlinks that lead to websites that make available infringing streams of audiovisual works, in Ziggo by providing access to an indexing site for a peer-to-peer network “sharing” infringing copies of audiovisual works. In both cases, the Advocate Generals’ opinions conclude that the device seller and the indexing site are communicating works to the public. ALAI endorses the conclusions of both Opinions, but expresses reservations concerning some of the reasoning in Ziggo. In both cases, the Opinions apply the framework developed by the CJEU in the GS Media case (C-160/15) and several of its predecessors imposing a “new public” prerequisite to liability for infringement of the right of communication to the public. (...)

Ces deux affaires visent le fait de faciliter des communications illicites au public, dans l’affaire Filmspeler par la vente d’un appareil équipé hyperliens renvoyant à des sites internet qui mettent illicitement à disposition des œuvres audiovisuelles en streaming, et dans l’affaire Ziggo par la fourniture d’un accès à un site d’indexation d’un réseau peer-to-peer permettant le « partage » de copies contrefaisantes d’œuvres audiovisuelles. Dans l’une et l’autre affaire, les avocats généraux concluent respectivement que le vendeur de l’appareil et le site d’indexation communiquent des œuvres au public. L’ALAI souscrit aux conclusions des avocats généraux tout en émettant des réserves à propos de certains éléments du raisonnement tenu dans l’affaire Ziggo. Dans les deux affaires, les avocats généraux appliquent, dans leurs conclusions, le cadre élaboré par la CJUE dans l’arrêt GS Media (C-160/15) et plusieurs arrêts antérieurs qui conditionne la responsabilité pour atteinte au droit de communication au public à l’existence d’un « public nouveau ». (...)

IEFBE 2126

Grondwettelijk Hof handhaaft btw op advocaatdiensten

Grondwettelijk hof - Cour constitutionelle 23 feb 2017, IEFBE 2126; (Advocatenordes), https://ie-forum.be/artikelen/grondwettelijk-hof-handhaaft-btw-op-advocaatdiensten

Grondwettelijk Hof 23 februari 2017, IEFbe 2126 (Advocatenordes tegen btw) Fiscaal. Via LegalWorld: In België werd de btw ingevoerd door de wet van 3 juli 1969, waarbij toen de diensten die een advocaat verrichte, werden vrijgesteld van btw-heffing. Omdat België daarmee anno 2013 een unicum was geworden in de Europese Unie, werd die vrijstelling voor advocaten opgeheven door de wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen. Dat werd door diverse Ordes en verenigingen aangevochten voor het Grondwettelijk Hof. Na een tussenarrest, waarbij prejudiciële vragen werden gesteld aan het Hof van Justitie, viel met het arrest van 23 februari het doek over deze principiële zaak. Het Grondwettelijk Hof ziet geen graten in de btw voor advocaten.

IEFBE 2125

EHRM: Blogbeheerder niet verantwoordelijk voor snel verwijderd lasterlijk bericht van een gebruiker

EHRM - Cour eur. D.H. 9 mrt 2017, IEFBE 2125; Application no 74742/14 (Pihl tegen Zweden), https://ie-forum.be/artikelen/ehrm-blogbeheerder-niet-verantwoordelijk-voor-snel-verwijderd-lasterlijk-bericht-van-een-gebruiker

EHRM 9 maart 2017, IEF 16676; IEFbe 2125; IT 2253; Application no 74742/14 (Pihl tegen Zweden) Mediarecht. Over Pihl was een lasterlijk online commentaar anoniem geplaatst op een blog. Er is een civiele claim neergelegd bij de kleine non-profit organisatie die de blog beheerde, ze zou verantwoordelijk zijn voor dit commentaar van een derde. De claim werd afgewezen. Het EHRM zoekt de balans tussen individuele belang voor privéleven en vrijheid van meningsuiting van een individu of groep die een internet portaal beheert. Gezien de omstandigheden hebben de nationale autoriteiten een fair balance gevonden door de organisatie niet verantwoordelijk te houden voor het anonieme commentaar. Ondanks dat het een aanvallend commentaar was ("that guy pihl is also a real hash-junkie according to several people I have spoken to"), was het geen hate speech of een aanzetting tot geweld, het is geplaatst op een kleine blog dat door een non-profit organisatie wordt beheerd en het is was offline gehaald de dag nadat de klacht is gedaan; het heeft slechts negen dagen online gestaan. Pihl is niet ontvankelijk.

IEFBE 2124

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm en Lex Keukens, bureau Brandeis.

Nederlandse Maatschappij is een zo algemeen gangbaar begrip dat daardoor geen begripsmatige overeenstemming ontstaat

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 21 mrt 2017, IEFBE 2124; (NEM/NLE tegen NIM), https://ie-forum.be/artikelen/nederlandse-maatschappij-is-een-zo-algemeen-gangbaar-begrip-dat-daardoor-geen-begripsmatige-overeens

Hof Den Haag 21 maart 2017, IEF 16675; IEFbe 2124 (NEM/NLE tegen NIM) Beschikking. Merkenrecht. NIM heeft een Benelux-depot verricht voor woord-/beeldmerk, NLE heeft oppositie gevoerd op basis van haar woord-/beeldmerken. Het bureau heeft de oppositie afgewezen; de visuele en auditieve overeenkomsten tussen het teken en merken wegen niet op tegen de begripsmatige verschillen. Hoewel zowel het teken als het merk communiceert dat het gaat om een Nederlandse Maatschappij is dat een zo algemeen gangbaar begrip en wordt dat gebruikt door zo'n grote groep van Nederlandse aanbieders van waren of diensten, dat alleen daardoor geen begripsmatige overeenstemming ontstaat, althans wordt die overeenstemming opgeheven doordaat teken en merk aangeven dat het gaat om een andersoortige Nederlandse bedrijven die afwijkende diensten leveren, namelijk internetdiensten enerzijds en energiediensten anderzijds. Het hof verwerpt het beroep.

IEFBE 2123

IP News Reprographie: Le gouvernement belge persiste et signe

Droit d’auteur – reprographie. Le Moniteur belge du 10 mars 2017 contient deux arrêtés royaux particulièrement importants. Ces deux textes sont la réponse du gouvernement belge à l’arrêt HP contre Reprobel de 2015 sanctionnant la loi belge en droit d’auteur. Les auteurs sont toujours privés de la reprographie numérique et les éditeurs se voient à nouveau octroyer un droit à la reprographie Canada Dry (un soi-disant « droit propre »). Gageons que si le deuxième texte est attaqué en justice (mais par qui?), il ne résistera pas longtemps. Analyse. En savoir plus sur IPNews.be

IEFBE 2122

Uitspraak aangebracht door Hans Dhondt, Janson Baugniet.

Deskundige 'Er kan onmogelijk sprake zijn van plagiaat op het niveau van de bron- en objectcode'

Antwerpen - Anvers 7 nov 2017, IEFBE 2122; (B&Co tegen T), https://ie-forum.be/artikelen/deskundige-er-kan-onmogelijk-sprake-zijn-van-plagiaat-op-het-niveau-van-de-bron-en-objectcode

Hof van Beroep Antwerpen 7 november 2016 (met tussenarrest 31 maart 2016) en Rb van Eerste Aanleg Antwerpen 2 januari 2014; IEF 2122 (B&Co tegen T) Auteursrecht. Software. Geen plagiaat. Mailer. De beschreven Mailer van T zou naar structuur en inhoud een identieke weergave zijn an mailer zoals eerder gecreëerd door B&Co. T had kennis van de software van B. Het Hof bevestigt het bestreden vonnis voor in zover de hoofdeisen ontvankelijk, doch ongegrond verklaard zijn.

De software: Uit het verslag van de gerechtsdeskudige blijkt dat vanuit technisch standpunt de programma's van partijen zeer verschillend zijn, ze zijn in andere computertalen, gebruiken andere databasesoftware en andere technische architectuur. Er kan onmogelijk sprake zijn van plagiaat op het niveau van de bron- en objectcode. De gebruikersinterface van de programma's zijn evenens verschillend. De databasetabellen, bestaande uit een lijst van top 40-aandoeningen, bestaan reeds in het publiek domein. Er is geen substantiële investering op objectieve wijze aangetoond.

Door geïntimeerde o.a. als een "hacker" af te schilderen en hem openlijk (voor het ledenbestand van Domus Medica) te beschuldigen te weinig ervaring als wachtarts te hebben, is het bewezen dat de appellanten opzettelijk schade hebben willen toebrengen aan de eer en goede faam van eerstgenoemde. Er volgt publicatie van arrest in "De Artsenkrant" en "Huisarts Nu".

IEFBE 2121

Het letterbeeld verschilt slechts vanwege de afwijkende beginletters CMIB en NMIB

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 17 mrt 2017, IEFBE 2121; ECLI:NL:RBDHA:2017:2626 (CMIB tegen NMIB), https://ie-forum.be/artikelen/het-letterbeeld-verschilt-slechts-vanwege-de-afwijkende-beginletters-cmib-en-nmib

Vzr. Rechtbank Den Haag 17 maart 2017, IEF 16672; IEFbe 2121; ECLI:NL:RBDHA:2017:2626 (CMIB tegen NMIB) Merkenrecht. CMIB is een incassobureau met als opdrachtgever moedervennootschap Infomedics die debiteurenbeheer van tandartsen en fysiotherapeuten aanbiedt. CMIB is als woordmerk geregistreerd en maakt onderdeel uit van een logo. NMIB is een door Netpoint - concurrent van Infomedics - opgericht incassobureau. Het letterbeeld verschilt visueel slechts vanwege de afwijkende beginletters C en N. In combinatie met de aanduiding ‘Nationaal Medisch Incasso Bureau' is daarmee ook een begripsmatige overeenstemming. Op grond van 2.20 lid 1 sub b BVIE wordt NMIB verboden haar handelsnaam of enig met woordmerk CMIB overeenstemmende handels- of domeinnaam, of teken te gebruiken voor incassodiensten.