IEFBE 3754
11 juli 2024
Artikel

Monopolisatie van taal? De zaak 'The Women Peloton' tegen Peloton Interactive Inc.

 
IEFBE 3753
4 juli 2024
Uitspraak

HvJ EU: GEMA tegen GL

 
IEFBE 3751
2 juli 2024
Uitspraak

Gerecht verwerpt vordering Société du Tour de France, geen verwarringsgevaar of oneerlijk voordeel

 
IEFBE 2088

Hof: Teken Stitch & Glory maakt toch inbreuk op woordmerk Stitch&Co

Antwerpen - Anvers 5 sep 2016, IEFBE 2088; (Stitch&Co tegen Lazuli), https://ie-forum.be/artikelen/hof-teken-stitch-glory-maakt-toch-inbreuk-op-woordmerk-stitch-co

Voorz. Rechtbank van KH (en afd.) Antwerpen 21 oktober 2015 (Stitch&Co tegen Lazuli) en Hof van Beroep Antwerpen 5 september 2016, IEF 16589; IEFbe 2088 (Lazuli tegen Stitch&Co) Merkenrecht. Stitch & Co is een handelszaak die textielen en stoffen verkoopt onder het gelijkluidende ingeschreven woordmerk. Lazuli heeft ook een handelszaak en een webwinkel met een logo met de woorden "Stitch & Glory". Het logo met onderschrift 'No stitch, no glory' is geen element in het WOORDmerk STITCH&CO en zodoende is er geen sprake van een merkinbreuk.  De voorzitter stelt wel inbreuk op eerlijke marktpraktijken vast en beveelt staking. Het hof oordeelt dat er wel merkinbreuk wordt gepleegd ex 2.20.1.b. BVIE. Gelet op het minieme verschil tussen het woordmerk van geïntimeerde en het door de appellante gebruikte teken kan het publiek menen dat de betrokken waren van dezelfde onderneming afkomstig zijn. Er is wel degelijk verwarringsgevaar.

 

IEFBE 2087

Verwijdering van journalisten van tribune tijdens parlementair debat is schending EVRM

EHRM - Cour eur. D.H. 9 feb 2017, IEFBE 2087; application no 67259/14 (Selmani e.a. tegen FYROM), https://ie-forum.be/artikelen/verwijdering-van-journalisten-van-tribune-tijdens-parlementair-debat-is-schending-evrm

EHRM 9 februari 2017, IEF 16588; IEFbe 2087; application no 67259/14 (Selmani e.a. tegen FYROM) Mediarecht. Uit het persbericht: Selmani c.s. zijn journalisten en zijn met geweld verwijderd van de tribune van het nationale parlement weer zij verslag deden van het parlementaire debat over de Rijks begroting voor 2013. Gedurende het debat hebben leden van de oppositie verstoringen veroorzaak en zijn verwijderd door de beveiligingsmedewerkers. Verzoekers zijn geaccrediteerde journalisten en weigerden de tribune, een voor journalisten toegewezen gebied, te verlaten en werden gedwongen verwijderd. Bij het Constitutioneel Hof klagen zij over het incident en klagen ze dat er geen mondelinge zitting was om feiten aan te vechten. Er was geen indicatie dat er gevaar was van de protesten buiten het parlement of van de journalisten, enkel van de verwijderde parlementsleden. Verwijdering van de journalisten was niet noodzakelijk noch te rechtvaardigen, dat is een inbreuk op artikel 10, vrijheid van meningsuiting. Dat er - ondanks verzoek daartoe - geen mondelinge behandeling is geweest en zonder reden te geven waarom die niet noodzakelijk was, is een schending van artikel 6 (right to a fair hearing).

 

IEFBE 2085

Hoger beroep is aangekondigd.

Geregistreerd model snoerloze tafellamp maakt auteursrechtinbreuk

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 10 jan 2017, IEFBE 2085; (Neoz tegen Imagilights), https://ie-forum.be/artikelen/geregistreerd-model-snoerloze-tafellamp-maakt-auteursrechtinbreuk

NL Rechtbank van KH Brussel 10 januari 2017, IEFbe 2085 (Neoz tegen Imagilights) Modelrecht. Auteursrecht. Neoz produceert onder meer snoerloze tafellampen voor restaurants, hotels, architecten en interieurontwerpers en heeft daarvoor Modelrechten vanaf 2012 ingeschreven voor de tafellamp 'Cooee'. Imagilights produceert herlaadbare snoerloze verlichtingsoplossingen. Gedaagde lanceert een collectie die treffend gelijkt. Deze collectie is gebaseerd op een uit 2008 gedateerde ontwerpen met snoer, die in 2015 zijn omgevormd tot een snoerloos model. Gedaagde roept de nietigheid van het model in. Artikel 25.1, f) GMV komt erop neer dat degene die het artikel inroept aantoont dat het latere model gebruik maakt van een werk dat volgens het recht van een lidstaat voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. Het gebrek aan commercialisatie van de 2008-ontwerpen in de periode tussen de creatie in 2008 en de door eisende partij ingeroepen voorrangsdatum is niet relevant. Het Belgisch auteursrecht legt immers geen enkele voorwaarde van commercialisatie of publiek gebruik op voor het bestaan of inroepen van auteursrecht. Het Divulgatierecht (recht om een werk al dan niet in openbaarheid te brengen) maakt zelfs expliciet deel uit van het Belgisch auteursrecht. Tot slot verbiedt de Berner Conventie om genot of uitoefening afhankelijk te maken va enige formaliteit. De 'Cooee'-collectie maakt auteursrechtinbreuk. De modelrechten van eisende partij worden nietig verklaard.

IEFBE 2084

Wijzigingen betreffende het BMM-Keurmerk

Het Reglement op het Gebruik en Toezicht van het Keurmerk is op bepaalde onderdelen aangepast en de Regeling Vakbekwaamheid BMM-Keurmerk is ingevoerd. De Regeling is per 1 januari 2017 ingegaan. Keurmerkhouders zullen begin 2018 voor het eerst opgave doen van het aantal behaalde punten (12) onder genoemde Regeling. In die Regeling is onder andere opgenomen dat elke Keurmerkdrager vóór 15 februari het over het afgelopen jaar aantal behaalde punten doorgeeft aan het secretariaat. Erkend gemachtigden ontvangen daartoe tijdig een uitnodiging.

En français: Il y a plusieurs modifications concernant la marque de certification...

IEFBE 2083

Inbreukverbod op LIEF! door teken LIEFDIER voor dierenaccessoires

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 2 feb 2017, IEFBE 2083; ECLI:NL:RBDHA:2017:921 (LIEF! tegen LIEFDIER), https://ie-forum.be/artikelen/inbreukverbod-op-lief-door-teken-liefdier-voor-dierenaccessoires

Vzr. Rechtbank Den Haag 2 februari 2017, IEF 16574; IEFbe 2083; ECLI:NL:RBDHA:2017:921 (KFH/LIEF! tegen IJsvogel) Uniemerkenrechten. KFH is houdster van Uniewoordmerken LIEF! ook voor dierenaccessoires. IJsvogel brengt een magazine uit voorzien van het logo LIEF DIER en een 'Lief Dier collectie' van kussens voor honden of katten. Het merk LIEF! is geldig. LIEF in LIEF DIER heeft, zoals IJsvogel ook aanvoert, een specifieke betekenis, omdat het doorgaans verwijst naar een eigenschap van het dier waarvoor het dierenaccessoire is bestemd. Zo kan het merk LIEF! ook worden opgevat, derhalve is er - naast de vidueel en auditieve - ook conceptuele overeenstemming. Een punt van verschil is het ontbreken van het uitroepteken in LIEF DIER. Ten opzichte van de hiervoor vermelde punten van overeenstemming, legt dit verschil evenwel onvoldoende gewicht in de schaal. Inbreukverbod met nevenvorderingen wordt toegewezen tegen gedaagde partij die voor soortgelijke dierenaccessoires teken LIEFDIER gebruikt.

IEFBE 2082

Conclusie mede ingezonden door Bastiaan van Ramshorst, stichting BREIN.

Conclusie AG: Indexeren bestanden in peer-to-peernetwerk met een zoekmotor is mededeling aan het publiek, indien beheerder op de hoogte was van inbreuk

HvJ EU - CJUE 8 feb 2017, IEFBE 2082; ECLI:EU:C:2017:99 (Stichting Brein tegen Ziggo-XS4ALL), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-indexeren-bestanden-in-peer-to-peernetwerk-met-een-zoekmotor-is-mededeling-aan-het-publ

Conclusie AG HvJ EU 8 februari 2017, IEF 16572; IEFbe2082; IT 2220; ECLI:EU:C:2017:99; C-610/15 (Stichting Brein tegen Ziggo-XS4ALL) Auteursrecht. Peer-to-peer. Zie eerder IEF 13467, IEF 14976; IEF 15422. Indexeringssite met behulp waarvan beschermde werken zonder toestemming van rechthebbenden kunnen worden gedeeld – Artikel 8, lid 3 – Gebruik door een derde van diensten van een tussenpersoon om inbreuk te maken op het auteursrecht – Verzoek om een verbod. Conclusie AG:

Het feit dat een beheerder van een website het mogelijk maakt bestanden te vinden die auteursrechtelijk beschermde werken bevatten en ter uitwisseling worden aangeboden in een peer-to-peernetwerk, door deze bestanden te indexeren en hiervoor te voorzien in een zoekmotor, vormt een mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1 [InfoSocRichtlijn], indien deze beheerder ervan op de hoogte was dat een werk beschikbaar werd gesteld op het netwerk zonder toestemming van de auteursrechthebbenden en hij niet heeft gereageerd om dit werk ontoegankelijk te maken

IEFBE 2081

HvJ EU: Prijsvergelijking tussen winkels van andere omvang en type kan onrechtmatig zijn

HvJ EU - CJUE 8 feb 2017, IEFBE 2081; ECLI:EU:C:2017:95 (Carrefour Hypermarchés), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-prijsvergelijking-tussen-winkels-van-andere-omvang-en-type-kan-onrechtmatig-zijn

HvJ EU 8 februari 2017, IEFbe 2081; RB 2814 ; ECLI:EU:C:2017:95; C-562/15 (Carrefour Hypermarchés)
Persbericht: Vergelijkend adverteren gebaseerd op prijzen tussen winkel met een ander omvang en type is in bepaalde omstandigheden onrechtmatig. Op deze wijze adverteren is ook misleidend indien de consument niet duidelijk geïnformeerd wordt in de advertentie over het verschil in grootte en opmaak van de winkels waartussen wordt vergeleken. HvJ EU:

Artikel 4, onder a) en c), van [richtlijn 2006/114/EG], gelezen in samenhang met artikel 7, leden 1 tot en met 3 van[richtlijn oneerlijke handelspraktijken], dient aldus te worden uitgelegd dat als ongeoorloofd in de zin van eerstgenoemde bepaling kan worden aangemerkt, een reclameboodschap zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding, waarin de prijzen worden vergeleken van winkels van verschillende omvang of van een verschillend type, wanneer deze winkels behoren tot bedrijven die elk een reeks winkels van verschillende omvang en type bezitten en de adverteerder de prijzen die worden toegepast in de winkels van grotere omvang of een groter type van zijn distributieketen vergelijkt met die welke zijn genoteerd in de winkels van kleinere omvang of een kleiner type van de concurrerende ketens, tenzij de consument er in de reclameboodschap zelf duidelijk van op de hoogte wordt gebracht dat het een vergelijking betreft van de prijzen die worden toegepast in de winkels van grotere omvang of een groter type van de adverteerder en de prijzen die zijn genoteerd in de winkels van kleinere omvang of een kleiner type van de concurrerende bedrijven.

IEFBE 2080

Vragen aan HvJ EU: Kan een ABC-houder import naar Duitsland uit toetredende EU-lidstaten tegenhouden, ondanks dat er een ABC-regeling was, maar geen basisoctrooi van de ABC in die landen bestond?

HvJ EU - CJUE 6 feb 2017, IEFBE 2080; (Pfizer tegen Orifarm), https://ie-forum.be/artikelen/vragen-aan-hvj-eu-kan-een-abc-houder-import-naar-duitsland-uit-toetredende-eu-lidstaten-tegenhouden

HvJ EU 6 februari 2017, IEF 16569; IEFbe 2080; LS&R 1424; C-681/16 (Pfizer tegen Orifarm) ABC. Octrooirecht. Verzoekster is een in IER gevestigde onderneming van het Pfizer-concern. Zij is in het octrooiregister ingeschreven als houdster van een ABC dat is 31-03-2006 afgegeven door het DUI patentbureau voor het in DUI geldende basisoctrooi (voor TNF-bindende eiwitten), in 1989 afgegeven aan AHP Manufacturing en vervallen op 31-08-2010. Het ABC beschermt Etanercept (werkzame stof van het geneesmiddel Enbrel) en geldt als vergunning voor het in de handel brengen. De eerste vergnning voor Enbrel is op 01-02-2000 in ZWI afgegeven en zo geldig voor de EU. Het ABC was in DUI geldig tot 01-02-2015, en na een ‘pediatrische verlenging’ (Vo. 1901/2006) tot 01-09-2015 niet meer geldig. Verweerster (Orifarm in Leverkusen/DUI) maakt deel uit van de DEN Orifarm groep, actief in de parallelimport (uit landen waar de prijzen lager liggen). Zij maakt bij brief van 27-06-2013 aan verzoekster haar voornemen bekend parallelimport te beginnen vanuit EST en LET, en later ook uit andere NLS (BUL, KRO, LIT, POL, ROE, SLW, SLV, TSJ en HON). In april 2015 ontdekt verzoekster op de DUI markt verpakkingen waarop verweerster als parallelimporteur wordt genoemd. Zij start een procedure waarin zij betoogt dat verweerster het ABC heeft geschonden en verzoekt om informatie, terugroeping en vernietiging alsook om vaststelling van de schadevergoedingsplicht. Zij is van mening dat de regelingen van de specifieke mechanismen, die zijn opgenomen in de toetredingsakten van de NLS, op het onderhavige geval van toepassing zijn waardoor verweerster zich niet op het argument van uitputting kon beroepen. Verweerster stelt dat de specifieke mechanismen om verschillende redenen niet van toepassing zijn. (zie de noot van de vertaler onderaan pagina 4 voor wat betreft het verschil in de DUI versie van de toetredingsakten van de begrippen “Besonderen Mechanismus” en “Speziellen Mechanismus”.) Gestelde vragen:

1. Kan degene aan wie een aanvullend beschermingscertificaat is verleend voor de Bondsrepubliek Duitsland zich op de regelingen van de specifieke mechanismen beroepen om te verhinderen dat producten uit de nieuwe lidstaten Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Slovenië, Slowakije, Roemenië, Bulgarije en Kroatië (bijlage IV bij de toetredingsakte van 2003, PB 2003, L 236, blz. 797, zoals gewijzigd bij PB 2004, L 126, blz. 4, voor Estland, Letland, Litouwen, Polen, Slovenië, Hongarije, Slowakije en Tsjechië; deel I, bijlage V, punt 1, van de toetredingsakte van 2005, PB 2005, L 157, blz. 268, voor Roemenië en Bulgarije; bijlage IV bij de toetredingsakte van 2011, PB 2012, L 112, blz. 60, voor Kroatië) in de Bondsrepubliek Duitsland worden ingevoerd, wanneer het aanvullende beschermingscertificaat in de Bondsrepubliek Duitsland werd aangevraagd op een tijdstip waarop in die nieuwe lidstaten (die toen nog toetredende landen waren) al regelingen bestonden voor de verkrijging van een dergelijk aanvullend beschermingscertificaat, maar een dergelijk certificaat in die staten niet kon worden aangevraagd door of verleend aan de houder van het voor de Bondsrepubliek Duitsland afgegeven beschermingscertificaat, aangezien deze in de betrokken staten niet beschikte over een basisoctrooi, wat nodig was om een aanvullend beschermingscertificaat te kunnen verkrijgen?

IEFBE 2079

Impulsief downloaden van kosteloze versie Cariphy-software, duidt niet op grote mate van oplettendheid van professionals

1 feb 2017, IEFBE 2079; ECLI:NL:RBDHA:2017:907 (IPPZ; Karify tegen Cariphy), https://ie-forum.be/artikelen/impulsief-downloaden-van-kosteloze-versie-cariphy-software-duidt-niet-op-grote-mate-van-oplettendhei

Rechtbank Den Haag 1 februari 2017, IEF 16561; IEFbe 2079; ECLI:NL:RBDHA:2017:907 (IPPZ; Karify tegen Cariphy) Merkenrecht. Onvolmaakt beeld. Gemiddeld aandachtsniveau. IPPZ is actief op het gebied van softwareontwikkeling en advies in de zorgsector, onder de geregistreerde merken KARIFY voert zij een dochteronderneming. Cariphy brengt health en fitness software op de markt. Een kosteloze versie valt te downloaden en kan impulsief door professionals worden gedownload. Er is een gemiddeld aandachtsniveau bij het relevante publiek, auditief en begripsmatig is de overeenstemming volledig. De mindere visuele overeenstemming onvoldoende (tegen)gewicht in de schaal om die overeenstemming te neutraliseren. De aard van de producten is identiek; qua functionaliteit en gebruikers belangrijke overeenkomsten. De rechtbank is ambtshalve bekend met de nietigverklaring van het merk CARIPHY (IEF 16551), maar dat is voor de uitkomst niet relevant. Ex artikel 9 lid 2 sub b UMVo dient het teken CARIPHY ter aanduiding van software gericht op zorgaanbieders dient in de gehele EU te worden gestaakt, op last van een dwangsom. Karify kan geen aanspraak om merkenrecht maken, zij is slechts volle dochteronderneming van de merkhouder IPPZ.

 

IEFBE 2078

Hogere voorziening tegen mededingingsrechtelijk besluit vanwege octrooischikkingen met Lundbeck

HvJ EU - CJUE 25 nov 2016, IEFBE 2078; (Xellia c.s. tegen Europese Commissie), https://ie-forum.be/artikelen/hogere-voorziening-tegen-mededingingsrechtelijk-besluit-vanwege-octrooischikkingen-met-lundbeck

Hogere voorziening HvJ EU 25 november 2016, IEF 16559; IEFbe 2077; C-611/16 P (Xellia c.s. tegen Europese Commissie) en vgl. C-586/16 P (Sun Pharmaceutical) Octrooirecht. Mededingingsrecht. Beperking markttoegang vanwege bestaande octooirechten. Tot staving van de hogere voorziening voeren rekwirantes negen gronden aan, gebaseerd op onjuiste rechtsopvattingen van het Gerecht. Het Gerecht heeft de verkeerde juridische maatstaf toegepast om te beoordelen of Alpharma een potentiële concurrent was in de context waarin haar producten inbreuk maakten op Lundbecks octrooien. Bij het ontbreken van bewijs dat Lundbecks octrooien zwak waren, moeten de octrooien worden vermoed geldig te zijn en moet toetreding tot de markt met een inbreukmakend product worden geacht onwettig zijn.

Hoewel het Gerecht erkent dat Alpharma pas vlak voor de schikking ontdekte dat Lundbecks octrooi zou worden verleend en dat haar producten inbreuk maakten op Lundbecks octrooien, heeft het verzuimd te beoordelen of de Commissie had bewezen dat toetreding tot de markt voor Alpharma een economisch haalbare strategie bleef in het licht van deze bijkomende belemmeringen voor toegang. In plaats daarvan steunde het Gerecht op bewijs dat niet in het litigieuze besluit was genoemd en heeft het ten onrechte de bewijslast naar rekwirantes verschoven, opdat zij de stelling van de Commissie weerleggen dat Alpharma een potentiële concurrent was.