DOSSIERS
Alle dossiers

Parlementaire stukken - Document parlementaires (BE/UE)  

IEFBE 1389

Résumé de la réforme du « paquet marques »

Nederlandse versie hierna, BMM: Deux textes européens d’importance sont en voie d’être finalisés (1) un règlement modifiant les marques de l’Union européenne ; et (2) une nouvelle directive sur les marques. En voici un aperçu en 10 points. Les trois institutions européennes (Commission, Parlement et Conseil) sont parvenues à un accord politique, de sorte que les textes ne subiront vraisemblablement plus de modifications. Le Parlement et le Conseil devraient adopter les versions définitives des textes après les vacances d’été. En cas d’approbation, les textes seront publiés et la majorité des modifications du nouveau règlement rentrera en vigueur 90 jours plus tard (soit vraisemblablement au cours de la première moitié de 2016). Les Etats membres auront, quant à eux, en principe trois ans pour transposer la nouvelle directive.

1. Nouveau vocabulaire
Ne dites plus « marque communautaire », mais bien « marque de l’Union européenne » (traduction de « European Union trade mark »). Ne dites plus l’« Office de l’harmonisation dans le marché intérieur (marques, dessins et modèles) », mais bien l’« Office de l’Union européenne pour la Propriété intellectuelle » (traduction de « European Union Intellectual Property Office »).

2. Suppression de la représentation graphique
Les nouveaux textes suppriment l’exigence de représentation graphique de la marque. Celle-ci devra cependant toujours être représentée de manière claire et précise.

3. Nouvelles taxes pour les marques UE

De nouvelles taxes s’appliqueront aux marques UE. Les tarifs seront désormais identiques pour le dépôt d’une nouvelle demande et le renouvellement d’un enregistrement, à savoir :
850 EUR pour 1 classe
900 EUR pour 2 classes
150 EUR par classe au-delà des deux premières

4. Régime « IP Translator » exceptionnel pendant 6 mois
Les titulaires de marques UE déposées avant le 22 juin 2012 pour des « intitulés de classes » selon l’arrangement de Nice bénéficieront d’un délai unique de 6 mois pour déposer auprès de l’Office une déclaration visant à clarifier leurs marques.

5. La forme ou une autre caractéristique peut justifier un refus
Dorénavant, pourront être refusés les signes constitués exclusivement :
par la forme ou une autre caractéristique du produit imposée par la nature même du produit;
par la forme ou une autre caractéristique du produit nécessaire à l’obtention d’un résultat technique;
par la forme ou une autre caractéristique qui donne une valeur substantielle au produit.

6. Pas de protection pour certaines dénominations
Les appellations d’origine protégée, les indications géographiques, les mentions traditionnelles pour les vins, les spécialités traditionnelles garanties et les dénominations de variétés végétales protégées ne pourront en principe pas être enregistrées à titre de marque.

7. Délais d’opposition raccourcis pour les marques IR désignant l’UE
L’opposition contre une marque internationale désignant l’UE pourra toujours être faite dans un délai de trois mois. Cependant, le point de départ de ce délai est modifié : ce sera désormais un mois (et non plus six) à compter de la publication de la demande. La date butoir est donc avancée de cinq mois.

8. Agir contre les marchandises en transit
Les titulaires de marques pourront agir contre les marchandises de contrefaçon en provenance de pays tiers et ce, même si elles n’ont pas (encore) été mises en libre circulation dans l’UE, à moins que la preuve ne soit fournie que le titulaire de la marque ne peut agir contre les marchandises en question dans le pays de leur destination finale. Cette preuve doit être fournie dans le délai de la procédure pour la détermination d’une atteinte au droit, tel que prévu par le règlement douanier (UE) n° 608/2013.

9. Procédures de nullité et de déchéance devant le Bureau Benelux
Sans affecter la compétence des cours et tribunaux, les offices nationaux vont devoir mettre des procédures administratives en place visant à statuer sur une demande en nullité ou déchéance d’une marque.
Ceci vise tant la déchéance d’une marque pour absence d’usage normal ou en raison de sa dégénérescence en désignation usuelle que la nullité pour motifs absolus ou relatifs, en ce compris le grief de prétendue mauvaise foi.

10. Marques de certification (certification marks)
Outre le système de marques collectives, un nouveau système spécifique de marques de certification est introduit. 

 

BMM bericht: Hieronder een overzicht in 10 punten van de twee belangrijke Europese teksten die op ons afkomen (Verordening inzake EU merk en de nieuwe merkenrichtlijn). De drie Europese instellingen (Commissie, Parlement en Raad) hebben een politiek compromis bereikt, waardoor de teksten vermoedelijk niet meer zullen veranderen. Na de zomervakantie, zullen de teksten ter definitieve goedkeuring aan de Raad en het Parlement worden voorgelegd. In geval van goedkeuring, wordt de definitieve tekst gepubliceerd en treedt het merendeel van de wijzigingen van de nieuwe verordening 90 dagen later (dus waarschijnlijk in de eerste helft van 2016) in werking. De Lidstaten zullen in principe 3 jaar de tijd hebben om de nieuwe richtlijn in hun wetgeving om te zetten.

1. Nieuwe benamingen
Zeg niet meer “Gemeenschapsmerk”, maar “EU merk” (“European Union trade mark”).
Zeg niet meer “Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne markt (tekeningen en modellen)”, maar “EU Bureau voor de Intellectuele Eigendom” (“European Union Intellectual Property Office”).

2. Geen eis meer van grafische voorstelling
De nieuwe teksten schrappen het vereiste van grafische voorstelling van het merk. Het merk moet steeds precies en duidelijk worden weergegeven.

3. Nieuwe taksen voor EU merken
Er komen nieuwe taksen voor EU merken. De tarieven zijn voortaan identiek voor een nieuwe aanvraag als voor de hernieuwing van een inschrijving :
850 EUR voor 1 klasse
900 EUR voor 2 klassen
150 EUR per klasse boven de 2 eerste klassen
​4. Uitzonderlijk IP Translator regime van 6 maanden
Houders van EU merken die vóór 22 juni 2012 werden aangevraagd voor Nice class headings zullen 6 maanden de tijd hebben om bij het EU Bureau een verklaring neer te leggen ter verduidelijking van hun EU merken.

5. Niet enkel de vorm kan aanleiding geven tot weigering
Voortaan zullen worden geweigerd tekens die uitsluitend bestaan uit :
de vorm of een ander kenmerk die door de aard van de waar bepaald wordt ;
de vorm of een ander kenmerk die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen ;
de vorm of een ander kenmerk die een wezenlijke waarde aan de waar geeft.

6. Geen merkbescherming voor bepaalde benamingen
Beschermde oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen voor wijn, gegarandeerde traditionele specialiteiten en merken die uit oudere benamingen van beschermde kweekproducten bestaan, kunnen in principe geen merk zijn.

7. Kortere oppositietermijn tegen IR merken die de EU aanduiden
Oppositie tegen een IR merkaanvraag die de EU aanduidt, blijft mogelijk gedurende een termijn van drie maanden. Het startpunt van de termijn verandert evenwel : het wordt nu één maand (i.p.v. zes maanden) na de publicatie van de aanvraag. De termijn wordt m.a.w. met vijf maanden verkort.

8. Optreden tegen transitgoederen
Merkhouders zullen kunnen optreden tegen namaakgoederen afkomstig uit derde landen, zelfs indien de goederen (nog) niet in het vrije verkeer van de EU werden gebracht, tenzij het bewijs geleverd wordt dat de merkhouder in het land van eindbestemming geen recht heeft om tegen de goederen op te treden. Dit bewijs moet worden geleverd binnen de termijnen van de procedure ter bepaling van de inbreuk overeenkomstig de Douaneverordening (EU) nr. 608/2013.

9. Nietigheids- en vervalprocedures bij het Benelux Bureau
Onverminderd de bevoegdheid van de gerechtshoven en rechtbanken, zullen de nationale bureaus administratieve procedures moeten invoeren voor het inroepen van nietigheid of verval van een merk. Dit behelst zowel het verval wegens gebrek aan normaal gebruik of verwording tot soortnaam als absolute of relatieve nietigheidsgronden, waaronder de beoordeling van beweerde kwade trouw.

10. Keurmerken (certification marks)
Naast het systeem van collectieve merken, wordt er een nieuw en specifiek systeem voor keurmerken ingevoerd.

IEFBE 1366

Aanpassingen Europees merkenrecht door Coreper goedgekeurd

Draft regulation on the Community trade mark
Draft directive to approximate the laws of the Member States relating to trade marks
Trade marks reform: Presidency secures provisional agreement
Uit het persbericht: On 10 June 2015, the Council's Permanent Representatives Committee (Coreper) approved a compromise agreement on the reform of the European trade mark system. The reform of the current system will improve the conditions for businesses to innovate and to benefit from more effective trade mark protection against counterfeits, including fake goods in transit through the EU's territory. The new legal framework is also aimed at making trade mark registration systems throughout the European Union more accessible and efficient for businesses in terms of lower costs and complexity, increased speed, greater predictability and legal certainty.

Next steps After endorsement of the compromise agreement by the Legal Affairs committee of the European Parliament, the legal texts will come back to the Council for political agreement, followed by the usual legal-linguistic revision before the formal adoption of the Council's position at first reading. Afterwards, the texts will be put for a vote in second reading at a plenary session of the European Parliament.

IEFBE 1357

Tabel rolrecht, aard van gerecht en waarde van de vordering

Wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de griffierechten te hervormen, BS 2015, 29 665; [C − 2015/03178].
Art. 269. Voor elke zaak die op de algemene rol, op de rol van de verzoekschriften of op de rol van de vorderingen in kort geding wordt ingeschreven, wordt er per eisende partij, zoals bedoeld in de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek, een rolrecht geheven waarvan het bedrag overeenkomstig de hieronder vermelde tabel wordt vastgesteld.

Aard van het gerecht
Waarde van de vordering
Rolrecht
Vredegerecht, politierechtbank

tot 2 500 € of niet in geld waardeerbare vordering

40 €
boven 2 500 €
80 €

Rechtbank van eerste aanleg (exclusief familierechtbank) en rechtbank van koophandel

tot 25 000 of niet in geld waardeerbare vorderingen
100 €
van 25 000,01 € tot 250 000 €
200 €
van 250 000,01 € tot 500 000 €
300 €
boven 500 000 €
500 €
Hof van beroep

tot 25 000 € of niet in geld waardeerbare vorderingen

210 €
van 25 000,01 € tot 250 000 €
400 €
van 250 000,01 € tot 500 000 €
600 €
boven 500 000 €
800 €

Hof van Cassatie, met uitzondering van voorzieningen

tegen beslissingen van arbeidsgerechten of beslissingen in fiscale geschillen

tot 25 000 € of niet in geld waardeerbare vorderingen

375 €
van 25 000,01 € tot 250 000 €
500 €
van 250 000,01 € tot 500 000 €
800 €
boven 500 000 €
1.200 €


IEFBE 1292

EU Amendements in reports know-how protection and IPR enforcement

Amendments 38 - 171 draft report on Protection of undisclosed know-how and business information (trade
secrets) against their unlawful acquisition, use and disclosure

TO DELETE/AMEND: (a) for making legitimate use of the right to freedom of expression and information;
Justification 1: It seems that this exception, which we cannot concur with, became even wider with the addition.
Justification 2: The directive neither amends nor increases the scope of the protection of fundamental rights - such as the right to freedom of expression or freedom of information. This paragraph is therefore unnecessary.
Justification 3: The word 'legitimate' could lead to a narrow and restrictive interpretation of the principle of right to freedom of expression. The scope of the directive is not to limit the right to freedom of expression. Such limitation should be considered only in very exceptional circumstances (defamation, hate speech, etc.) and is out of the remit of this proposal.

TO ADD NEW Article 4 par 2 ba: (ba) decompilation, reverse engineering and performing acts necessary to observe,
study or test the functioning of computer programs permitted by Directive 2009/24/EC of the European Parliament and of the Council

Justification: The provision clarifies that trade secret protections do not override the rights under 2009/24/EC software copyright. Computer programs as „services“ do not qualify as „products“ or „objects“ under the existing Article 4(1) b. As a recital to directive 2009/24/EC explains „A person having a right to use a computer program should not be prevented from performing acts necessary to observe, study or test the functioning of the program, provided that those acts do not infringe the copyright in the program.".

Amendments 172 - 339, draft report on Protection of undisclosed know-how and business information (trade secrets) against their unlawful acquisition, use and disclosure

Amendments 1 - 124 draft report Towards a renewed consensus on the enforcement of Intellectual Property Rights: An EU Action Plan

IEFBE 1236

Boek XI Concordantietabel

Structuur van boek XI:
Titel 1. Uitvindingsoctrooien
Titel 2. Aanvullende beschermingscertificaten
Titel 3. Auteursrecht
Titel 4. Merken en tekeningen en modellen
Titel 5. Auteursrecht en naburige rechten
Titel 6. Computerprogramma's
Titel 7. Databanken
Titel 8. Topografieën van halfgeleiderproducten Aan deze titels worden twee titels toegevoegd, handelend over:
Titel 9. Burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten
Titel 10. Aspecten van gerechtelijk recht van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten

Via LegalWorld:

Boek XI WER Oorsprong
art. XI.1 Art. 1 Octrooiwet
art. XI.2 Art. 1 WKP
art. XI.3 Art. 2 Octrooiwet
art. XI.4 Art. 3 Octrooiwet
art. XI.5 Art. 4 Octrooiwet
art. XI.6 Art. 5 Octrooiwet
art. XI.7 Art. 6 Octrooiwet
art. XI.8 Art. 7 Octrooiwet
art. XI.9 Art. 8 Octrooiwet
art. XI.10 Art. 9 Octrooiwet
Lees verder

Oorsprong WER
Octrooiwet (Wet 28 maart 1984)  
Art.1 Art. I.1; I.13; I.14; XI.1
Art.2 art. XI.3
Art.3 art. XI.4
Art.4 art. XI.5
Art.5 art. XI.6
Lees verder

Wet 10 januari 2011 ter bescherming van kweekproducten (WKP)  
Art.1 /
Art.2 Art. I.1; I.13 & I.15
Art.3 art. XI.104
Art.4 art. XI.105
Art.5 art. XI.106
Lees verder

Auteurswet van 30 juni 1994 (AW)  
Art.1 art. XI.165
Art.2 art. XI.166
Art.3 art. XI.167
Art.4 art. XI.168
Art.5 art. XI.169
Lees verder
Softwarewet (Wet 30 juni 1994)  
Art.1 Art. I.13; XI.294
Art.2 art. XI.295
Art.3 art. XI.296
Art.4 art. XI.297
Art.5 art. XI.298

Lees verder

Databankenwet (Wet 31 augustus 1998)  
Art.1 /
Art.2 Art. I.13; I.17
Art.3 art. XI.306
Art.4 art. XI.307
Art.5 art. XI.308

Lees verder

Wet 10 januari 1990 betreffende de rechtsbescherming van topografieën van halfgeleiderproducten  
Art.1 art. XI.319
Art.2 art. XI.320
Art.3 art. XI.321
Art.4 art. XI.322
Art.5 art. XI.323

Lees verder

IEFBE 1172

Nieuw hoofdstuk BVIE procedure tot nietig- of vervallenverklaring bij het BBIE

BVIE hoofdstuk 6bis, 27 januari 2015, Trb. 2015-13(version français ci-dessous)

Artikel 2.30bis. Instellen van de vordering
1. Een vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring van de inschrijving van een merk kan bij het Bureau worden ingediend:
a. door iedere belanghebbende:
i. op basis van de in artikel 2.28, lid 1, sub a, b, c, d en e genoemde gronden. Wanneer de vordering is gebaseerd op de sub b, c en d genoemde gronden, kan het Bureau oordelen dat het merk na inschrijving door gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen.
ii. op basis van de in artikel 2.26, lid 2, genoemde gronden, binnen de grenzen van artikel 2.27, lid 2.

 

b. door de deposant of houder van een ouder merk tegen een merk dat:
i. in rangorde na het zijne komt, overeenkomstig artikel 2.3, binnen de grenzen van de artikelen 2.27, lid 4, en 2.29, of
ii. verwarring kan stichten met zijn algemeen bekend merk in de zin van artikel 6bis van het Verdrag van Parijs, binnen de grenzen van artikel 2.28, lid 3, sub b.
2. De op lid 1, sub b, van dit artikel gebaseerde vordering kan tevens worden ingediend door de licentiehouder, indien hij daartoe van de merkhouder toestemming heeft verkregen. Zij kan op een of meer oudere merken berusten.
3. De vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring wordt pas geacht te zijn ingesteld, nadat de verschuldigde rechten zijn betaald.
Artikel 2.30ter. Verloop van de procedure

1. Het Bureau behandelt de vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring binnen een redelijke termijn overeenkomstig de bepalingen vastgelegd in het uitvoeringsreglement en met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor.
2. De procedure wordt opgeschort:
a. wanneer de vordering is gebaseerd op artikel 2.30bis, lid 1, sub b, en het oudere merk:
i. nog niet is ingeschreven;
ii. onverwijld is ingeschreven overeenkomstig artikel 2.8, lid 2, en het voorwerp is van een weigeringsprocedure op absolute gronden of een oppositie;
iii. het voorwerp is van een vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring;
b. wanneer het betwiste merk:
i. nog niet is ingeschreven;
ii. onverwijld is ingeschreven overeenkomstig artikel 2.8, lid 2, en het voorwerp is van een weigeringsprocedure op absolute gronden of een oppositie;
iii. het voorwerp is van een gerechtelijke vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring;
c. op gezamenlijk verzoek van partijen;
d. indien de opschorting om andere redenen passend is.
3. De procedure wordt afgesloten:
a. wanneer verweerder niet reageert op de ingestelde vordering. In dit geval wordt hij geacht afstand te hebben gedaan van zijn rechten op de inschrijving en wordt deze doorgehaald;
b. wanneer aan de vordering de grondslag is ontvallen hetzij omdat zij is ingetrokken, hetzij omdat de inschrijving waartegen de vordering is ingesteld is vervallen;
c. wanneer de vordering is gebaseerd op artikel 2.30bis, lid 1, sub b, en:
i de indiener niet langer de hoedanigheid heeft om op te kunnen treden, of
ii. het oudere merk niet meer geldig is, of
iii. de indiener binnen de gestelde termijn geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat het recht op zijn merk niet ingevolge het ontbreken van normaal gebruik van het merk, zonder geldige reden, in de zin van dit verdrag dan wel in voorkomend geval van de Gemeenschapsmerkenverordening, vervallen kan worden verklaard.
In deze gevallen wordt een deel van de betaalde rechten gerestitueerd.
4. Nadat het onderzoek van de vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring is beëindigd, neemt het Bureau zo spoedig mogelijk een beslissing. Indien de vordering gegrond bevonden wordt, haalt het Bureau de inschrijving geheel of gedeeltelijk door. In het tegengestelde geval wordt de vordering afgewezen. Van de beslissing geeft het Bureau onverwijld schriftelijk kennis aan partijen, onder vermelding van het in artikel 1.15bis genoemde rechtsmiddel tegen die beslissing. De beslissing van het Bureau wordt eerst definitief nadat ze niet meer vatbaar is voor enig rechtsmiddel. Het Bureau is geen partij bij een beroep tegen zijn beslissing.
5. De in het ongelijk gestelde partij wordt in de kosten verwezen. Deze worden vastgesteld conform het bepaalde in het uitvoeringsreglement. De kosten zijn niet verschuldigd indien de vordering gedeeltelijk toegewezen wordt. De beslissing van het Bureau tot vaststelling van de kosten vormt executoriale titel; de gedwongen tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen die van kracht zijn in de staat van executie.
Artikel 2.30quater. Vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring van internationale depots

1. Tegen een internationaal depot waarvan is verzocht de bescherming uit te strekken tot het Benelux-gebied kan een vordering tot nietigverklaring of vervallenverklaring worden ingesteld bij het Bureau. De artikelen 2.30bis en 2.30ter zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Het Bureau geeft onverwijld schriftelijk kennis aan het Internationaal Bureau van de ingediende vordering, onder vermelding van het bepaalde in de artikelen 2.30bis en 2.30ter, evenals de daarop betrekking hebbende bepalingen uit het uitvoeringsreglement.”

En français:

 

« CHAPITRE 6bis PROCEDURE DE NULLITE OU DE DECHEANCE AUPRES DE L’OFFICE

Article 2.30bis Introduction de la demande

1. Une demande en nullité ou en déchéance de l’enregistrement d’une marque peut être présentée auprès de l’Office:
a) par tout intéressé:
i) sur la base des motifs visés à l’article 2.28, alinéa 1er, sous a, b, c, d et e. Lorsque la demande est basée sur les motifs visés sous b, c et d, l’Office peut décider que la marque a acquis après l’enregistrement un caractère distinctif en raison de l'usage qui en a été fait.
ii) sur la base des motifs visés à l’article 2.26, alinéa 2, dans les limites fixées à l’article 2.27, alinéa 2.
b) par le déposant ou le titulaire d’une marque antérieure contre une marque qui:
i) prend rang après la sienne, conformément aux dispositions de l’article 2.3, dans les limites fixées aux articles 2.27, alinéa 4, et 2.29, ou
ii) est susceptible de créer une confusion avec sa marque notoirement connue au sens de l’article 6bis de la Convention de Paris, dans les limites fixées à l’article 2.28, alinéa 3, sous b.
2. La demande basée sur l’alinéa 1er, sous b, peut également être présentée par le licencié, s’il y est autorisé par le titulaire. Elle peut être fondée sur une ou plusieurs marques.
3. La demande en nullité ou en déchéance n’est réputée avoir été formée qu’après le paiement des taxes dues.
Article 2.30ter Déroulement de la procédure

1. L'Office traite la demande en nullité ou en déchéance dans un délai raisonnable conformément aux dispositions fixées au règlement d’exécution et respecte le principe du contradictoire.
2. La procédure est suspendue:
a) lorsque la demande est basée sur l’article 2.30bis, alinéa 1er, sous b, et que la marque antérieure:
i) n’a pas encore été enregistrée;
ii) a été enregistrée sans délai conformément à l’article 2.8, alinéa 2, et est l’objet d’une procédure de refus pour motifs absolus ou d’une opposition;
iii) est l’objet d’une action en nullité ou en déchéance;
b) lorsque la marque contestée:
i) n’a pas encore été enregistrée;
ii) a été enregistrée sans délai conformément à l’article 2.8, alinéa 2, et est l’objet d’une procédure de refus pour motifs absolus ou d’une opposition;
iii) est l’objet d’une action judiciaire en nullité ou en déchéance;
c) sur demande conjointe des parties;
d) lorsque d’autres circonstances justifient une telle suspension.
3. La procédure est clôturée:
a) lorsque le défendeur ne réagit pas à la demande introduite. Dans ce cas, il est censé avoir renoncé à ses droits sur l’enregistrement et ce dernier est radié;
b) lorsque la demande est devenue sans objet, soit parce qu’elle est retirée, soit parce que l’enregistrement faisant l’objet de la demande est devenu sans effet;
c) lorsque la demande est basée sur l’article 2.30bis, alinéa 1er, sous b, et que:
i) le demandeur a perdu qualité pour agir, ou que
ii) la marque antérieure n’est plus valable, ou que
iii) le demandeur n’a fourni dans le délai imparti aucune pièce propre à établir que la droit sur sa marque ne peut pas être déclaré éteint suite à l’absence, sans juste motif, d’un usage normal de la marque au sens de la présente convention ou, le cas échéant, du Règlement sur la marque communautaire.
Dans ces cas, une partie des taxes payées est restituée.
4. Après avoir terminé l’examen de la demande en nullité ou en déchéance, l'Office statue dans les meilleurs délais. Lorsque la demande est reconnue justifiée, l'Office radie l’enregistrement en tout ou en partie. Dans le cas contraire, la demande est rejetée. L’Office informe les parties sans délai et par écrit, en mentionnant la voie de recours contre cette décision, visée à l’article 1.15bis. La décision de l’Office ne devient définitive que lorsqu’elle n'est plus susceptible de recours. L’Office n’est pas partie à un recours contre sa décision.
5. Les dépens sont à charge de la partie succombante. Ils sont fixés conformément aux dispositions du règlement d'exécution. Les dépens ne sont pas dus en cas de succès partiel de la demande. La décision de l’Office concernant les dépens forme titre exécutoire. Son exécution forcée est régie par les règles en vigueur dans l'Etat sur le territoire duquel elle a lieu.
Article 2.30quater Demande en nullité ou en déchéance de dépôts internationaux

1. Une demande en nullité ou en déchéance peut être formée auprès de l’Office contre un dépôt international dont l’extension de la protection au territoire Benelux a été demandée. Les articles 2.30bis et 2.30ter sont applicables.
2. L’Office informe sans délai et par écrit le Bureau international de la demande introduite, tout en mentionnant les dispositions des articles 2.30bis et 2.30ter, ainsi que les dispositions y relatives du règlement d’exécution. »

IEFBE 1168

Luxembourg Law Proposal on Data Retention after the Annulment of the Data Retention Directive

Bijdrage ingezonden door Vincent Wellens, NautaDutilh. Luxembourg. On 8 April 2014, the Court of Justice of the European Union (“the ECJ”) handed down its famous judgment in the joined cases of C-293/12 Digital Rights Ireland and C-594/12 Seitlinger and Others ("Digital Rights Ireland") declaring the Data Retention Directive 2006/24/EC invalid in its entirety.

On 7 January 2015, the Luxembourg Ministry of Justice filed proposal n° 6763 modifying the Luxembourg Criminal Procedure Code and the Act of 30 May 2005 laying down specific provisions for the protection of persons with regard to the processing of personal data in the electronic communications sector, as amended (the “Proposal”), in order to comply with the aforementioned judgment and to fill the lacuna created by the invalidity of Directive 2006/24/EC.
Lees verder

IEFBE 1005

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de EU-lidstaten

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie, Nederlandse Tweede Kamerstukken II 2014-2015, 22 112, nr. 1911 en 1912
nr. 1911 - Fiche 1: Mededeling bescherming en handhaving van intellectuele eigendomsrechten in derde landen. Titel voorstel: Mededeling van de Commissie aan het Europees parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Handel, groei en intellectuele eigendom – Strategie voor de bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in derde landen.
nr. 1912 - Fiche 2: Mededeling EU-actieplan Handhaving intellectuele Eigendomsrechten. Titel voorstel: Mededeling van de Commissie aan het Europees parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Naar een hernieuwde consensus over de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten: een EU-actieplan.
Lees verder

IEFBE 997

KB uitvoeringsoctrooien en IE in WER

1° de artikelen I.13, 1° tot 5°, en I.14 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd door artikel 2 van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek XI, "Intellectuele eigendom" in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek;
2° de artikelen XI.1 tot XI.91 en XI.338 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd door artikel 3 van de voornoemde wet van 19 april 2014;
3° de artikelen 25 tot 30, 32, §§ 3 en 4, 33 tot 36 van de voornoemde wet van 19 april 2014.".
Afdeling 2. - Inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 9 maart 2014 inzake uitvindingsoctrooienArt. 59. De artikelen 1, 2, 3, 7, 8, 11 tot 24, 26 tot 28, 30 tot 42, 44, 45 en 50 van het koninklijk besluit van 9 maart 2014 tot wijziging van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de aanpassing aan de wet van 10 januari 2011 ter uitvoering van het Verdrag inzake octrooirecht en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, alsook tot wijziging van diverse bepalingen inzake uitvindingsoctrooien, treden in werking op 22 september 2014.

1° les articles I.13, 1° à 5°, et I.14 du Code de droit économique, insérés par l'article 2 de la loi du 19 avril 2014 portant insertion du livre XI, "Propriété intellectuelle" dans le Code de droit économique, et portant insertion des dispositions propres au livre XI dans les livres I, XV et XVII du même Code;
2° les articles XI.1er à XI.91 et XI.338 du Code de droit économique, insérés par l'article 3 de la loi du 19 avril 2014 précitée;
3° les articles 25 à 30, 32, §§ 3 et 4, 33 à 36 de la loi du 19 avril 2014 précitée. ».
Section 2. - Entrée en vigueur de l'arrêté royal du 9 mars 2014 en matière de brevets d'invention
Art. 59. Les articles 1er, 2, 3, 7, 8, 11 à 24, 26 à 28, 30 à 42, 44, 45 et 50 de l'arrêté royal du 9 mars 2014 portant modification de divers arrêtés royaux en vue, notamment, de l'adaptation à la loi du 10 janvier 2011 d'exécution du Traité sur le droit des brevets d'invention et de l'Acte portant révision de la Convention sur la délivrance de brevets européens, et portant modification de diverses dispositions en matière de brevets d'invention entrent en vigueur le 22 septembre 2014.
IEFBE 989

Benelux Patent Platform Belgium

In het kader van de Benelux Organisatie voor Intellectuele Eigendom hebben de Nationale bureaus voor Intellectuele Eigendom in België, Nederland en Luxemburg een gemeenschappelijk IT-systeem, the Benelux Patent Platform (BPP) ontwikkeld– om alle bedrijfsprocessen die verband houden met octrooien voor de drie nationale bureaus te moderniseren en te ondersteunen: eRegister, eFiling en MyPage. Vanaf vandaag kunt u van BPP België gebruikmaken. Meer weten: FOD Economie.

Dans le cadre de l’Organisation Benelux de la Propriété Intellectuelle, les offices nationaux de la propriété intellectuelle de Belgique, des Pays-Bas et du Luxembourg ont développé un système IT commun, la Benelux Patent Platform (BPP) afin de moderniser et de soutenir tous les processus de gestion liés aux brevets pour les trois offices nationaux: eRegister, eFiling en MyPage. Savoir plus: SPF Economie.

De drie nationale bureaus hebben een gemeenschappelijk IT-systeem ingevoerd en hebben hun bedrijfsprocessen en wettelijke procedures in grote mate geharmoniseerd en blijven hierbij hun bedrijfsprocessen op nationaal niveau voortzetten. De belangrijkste drijfveren om het gemeenschappelijk Benelux Patent Platform door te voeren, zijn de volgende:

  • De drie nationale systemen die de bedrijfsprocessen die verband houden met octrooien moesten worden geactualiseerd en gemoderniseerd: een gemeenschappelijk platform is economisch veel voordeliger dan de afzonderlijke systemen in de verschillende nationale bureaus.
  • Een gemeenschappelijk platform biedt octrooiaanvragers en de industrie een coherente dienstverlening en zorgt voor een betere samenwerking met andere IP-organisaties (WIPO, EPO en octrooiprofessionals).
  • De verbetering van de interne bedrijfsprocessen biedt de octrooiaanvragers en de ganse industrie directe voordelen in termen van kwaliteitsvolle dienstverlening en tijdsbeheer.

FOD Economie

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 11 - 20 van 40