Uitspraak ingezonden door Maarten Rijks, Eelco Bergsma en Margot van Gerwen van Taylor Wessing & Jesse Hofhuis van Hofhuis Alkema Groen.
Rechtbank blijft bij tussenvonnis: Van Haren maakt inbreuk op merkenrecht Louboutin
Rechtbank Den Haag 6 februari 2019, IEF 18217; IEFbe 2814 (Louboutin en CLS tegen Van Haren). Zie ook: IEF 17759; IEF 17487; IEF 17209; IEF 16890; IEF 15786; IEF 15746; IEF 14828; IEF 13716; IEF 12902; IEF 12573. Merkenrecht. Nu de merkenrichtlijn 2015 nog niet is omgezet in het BVIE bestaat er voor de rechtbank geen reden om te onderzoeken of zij dient terug te komen op haar tussenvonnis. Van belang acht de rechtbank hierbij dat het een zaak betreft die speelt tussen twee particuliere partijen. De rechtbank houdt dus vast aan haar eerdere conclusie, en oordeelt dat Van Haren inbreuk maakt op het merkenrecht van Louboutin. De rechtbank neemt de antwoorden die het HvJEU op de prejudiciële vragen heeft gegeven wel mee in haar vonnis, maar dit leidt niet tot een andere conclusie dan in het tussenarrest. Nu vaststaat dat er sprake is van een Beneluxmerk, is daarmee de inbreuk door Van Haren ook gegeven.
Uitspraak ingezonden door Rutger Stoop, Brinkhof.
Vordering Pacovis tot nietigverklaring Gemeenschapsmodel borden afgewezen, totaalindruk verschilt
EUIPO 22 februari 2018, IEF 18130; IEFbe 2797 (Pacovis tegen Natural Tableware) Modelrecht. Pacovis stelt dat de borden van de serie "Ellipse" van Natural Tableware ontbreekt aan nieuwheid omdat Pacovis een zelfde design had gemaakt en gepubliceerd. Oordeel is echter dat deze borden niet geopenbaard zijn overeenkomstig art. 7 GModVo en nu dit een vereiste is voor het toepassen van art. 5 en 6 GModVo, is het niet nodig de verdere validiteit in overweging te nemen met betrekking tot deze borden. Pacovis stelt ook dat de borden niet voldoen aan een eigen karakter, omdat, gezien de totaalindruk wordt gewekt, deze niet van andere eerder geopenbaarde ontwerpen verschilt. Deze stelling is onjuist, in het licht van de algemene indruk die wordt gewekt bij de geÏnformeerde gebruiker, wijken de eerdere ontwerpen wel af. De ovale vormen zijn onregelmatig en de contouren en materialen zijn anders. De vordering tot nietigverklaring van het ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt afgewezen. Zie tevens onderstaande uitspraak.
Hof Amsterdam 20 maart 2018, IEF 18130, IEFbe 2797 (Pacovis tegen Natural Tableware). Procesrecht. Pacovis trekt het hoger beroep in, waarop Natural Tableware een proceskostenvergoeding vordert. Het hof wijst deze toe, op basis van het liquidatietarief.
Conclusie AG over art. 5 lid 3 Auteursrechtrichtlijn
Conclusie AG 10 januari 2019, IEF 18207; IEFbe 2812; IT 2711; C‑516/17; ECLI:EU:C:2019:16 (Spiegel Online tegen Volker Beck) Auteursrecht. AG stelt voor dat het hof de prejudiciële vragen van het Bundesgerichthof als volgt beantwoordt. Lidstaten zijn verplicht in hun nationale recht bescherming te waarborgen van de uitsluitende rechten zoals in art. 2 t/m 4 Auteursrechtrichtlijn. Die rechten kunnen enkel worden beperkt door toepassing van de beperkingen en restricties die uitputtend zijn beschreven in artikel 5 van die richtlijn. De lidstaten blijven echter vrij in hun keuze van de middelen die zij passend achten om die verplichting na te komen. Gebruik van een werk van letterkunde in kader van verslag actuele gebeurtenis valt niet onder beperking art. 5 lid 3 onder c Auteursrechtrichtlijn indien met het gebruik beoogde doel lezing van het gehele werk of deel daarvan vereist. Art. 5 lid 3 onder d Auteursrechtrichtlijn n.v.t. indien werk zonder toestemming in geheel beschikbaar wordt gesteld als los in te zien en te downloaden bestand. Art. 11 Handvest EU vormt geen begrenzing van uitsluitende rechten auteur om reproductie en mededeling aan publiek van zijn werk toe te staan of verbieden, en biedt geen rechtvaardiging voor beperking van of inbreuk van die rechten. Geldt eveneens in situatie waarin auteur betrokken werk een publieke functie uitoefent en dat werk zijn overtuiging openbaart ten aanzien van kwesties van algemeen belang, voor zover dat werk reeds voor het publiek beschikbaar is.
Uitspraak ingezonden door Carina Gommers, Hoyng Rokh Monegier.
Overeenstemmende handelsnaam voor gelijke activiteiten, merkinbreuk en handelsnaaminbreuk
Vzr. Ondernemingsrechtbank Gent 23 januari 2019, IEFbe 2811 (X tegen Y). Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Oneerlijke marktpraktijken. X is een ontstoppings- en ruimingsbedrijf. Eigenaar overleed, aandeelhouders namen de aandelen over van de erfgenamen van de oprichter van X. Verweerster is zus van overleden oprichter. Verweerster en haar man oordelen dat zij gerechtigd zijn op het uitvoeren van ontstoppingswerken onder de naam X. Merkinbreuk en handelsnaaminbreuk door verwarringsgevaar. Oneerlijke marktpraktijken door oogmerk voordeel halen uit gebruik van de merknaam. Onrechtmatige daad. Vorderingen gegrond.
HOYNG ROKH MONEGIER benoemt Johan Elkenbracht tot partner
Het Europese IE-recht nichekantoor HOYNG ROKH MONEGIER benoemt Johan Elkenbracht tot partner.
Johan Elkenbracht is Europees en Nederlands octrooigemachtigde. De praktijk van Johan bestrijkt alle aspecten van de octrooiverlenings- en adviespraktijk, waaronder het opstellen van nieuwe octrooiaanvragen, het voeren van verlenings-, oppositie- en beroepsprocedures bij het Europees Octrooibureau (EOB) en het verzorgen van freedom-to-operate opinies. Hij treedt bovendien regelmatig op in octrooigeschillen voor de Nederlandse rechter en adviseert over IE strategieën. Johans praktijk is in het bijzonder gericht op life sciences, procestechnologie, chemie en materiaalkunde.
Bart van den Broek, managing partner in Amsterdam: “Johan heeft een uitzonderlijke expertise opgebouwd in de life sciences en procestechnologiesector. Sinds zijn komst in 2014 heeft hij een enorme bijdrage geleverd aan de uitbouw en de expertise van het octrooiteam van HOYNG ROKH MONEGIER. Het team van octrooigemachtigden telt nu 15 personen, waarvan 5 partners.”
Voor zijn komst bij HOYNG ROKH MONEGIER werkte Johan 16 jaar als in-house octrooigemachtigde bij Koninklijke DSM.
Conclusie AG: beheerder website met gegevensverzamelende plug-in derde mede-verantwoordelijk gegevensverwerking
Conclusie AG 19 december 2018, IT 2704; IEFbe 2808; C-40/17; ECLI:EU:C:2018:1039 (Fashion ID) Privacy. Via het persbericht. De advocaat-generaal stelt voor om voor recht te verklaren dat volgens de richtlijn gegevensbescherming de beheerder van een website (zoals Fashion ID) die een plug-in van een derde partij op zijn website heeft geplaatst (zoals de ,,Vind ik leuk”-knop van Facebook) die ervoor zorgt dat persoonsgegevens van de gebruiker worden verzameld en doorgezonden, samen met die derde partij dient te worden geacht verantwoordelijk te zijn voor de verwerking. De advocaat-generaal stelt tevens voor om voor recht te verklaren dat de gebruiker van de website waar nodig toestemming moet geven aan de beheerder ervan (Fashion ID) die de content van een derde partij heeft opgenomen. Zo ook geldt voor de beheerder van de website (Fashion ID) de verplichting om de gebruiker van de website de vereiste minimuminformatie te verstrekken. Lees verder.
Conclusie AG: beperk verwijderingen koppelingen die exploitanten van zoekmachine moeten uitvoeren tot niveau EU
Conclusie AG 10 januari 2019, IT 2705; IEF 18190; IEFbe 2807; C-507/17; ECLI:EU:C:2019:15 (Google tegen CNIL) Privacy. Domeinnaamrecht. Via het persbericht. AG Szpunar stelt het Hof voor om vast te stellen dat de exploitant van een zoekmachine bij inwilliging van een verzoek tot verwijdering van koppelingen niet verplicht is om deze verwijdering toe te passen op alle domeinnamen van zijn zoekmachine zodat de betrokken koppelingen niet langer verschijnen ongeacht de plaats van waaruit de zoekopdracht op de naam van de indiener van het verzoek wordt uitgevoerd. Daarentegen benadrukt de advocaat-generaal dat zodra een recht op verwijdering van koppelingen binnen de Unie is vastgesteld, de exploitant van een zoekmachine alle mogelijke maatregelen moet nemen om te zorgen voor een doeltreffende en volledige verwijdering van de koppelingen binnen het grondgebied van de Europese Unie, ook via de techniek van „geoblocking”, vanaf een IP-adres dat wordt geacht zich te bevinden in een van de lidstaten, ongeacht de domeinnaam die wordt ingevoerd door de internetgebruiker die de zoekopdracht uitvoert. Lees verder.
Conclusie AG: exploitant zoekmachine moet verzoek tot verwijdering koppelingen naar gevoelige gegevens systematisch inwilligen
Conclusie AG 10 januari 2019, IT 2706; IEFbe 2809; C-136/17; ECLI:EU:C:2019:14 (G.C. e.a. tegen CNIL) Privacy. Via het persbericht. AG Szpunar stelt het Hof voor te beslissen dat de exploitant van een zoekmachine een verzoek tot verwijdering van koppelingen naar gevoelige gegevens systematisch moet inwilligen. De exploitant van de zoekmachine moet evenwel erop toezien dat het recht van toegang tot informatie en het recht op vrije meningsuiting worden beschermd. Lees verder.
Conclusie AG: Verbod toepassing regels die zoekmachines verbieden fragmenten persproducten aan te bieden zonder voorafgaande toestemming uitgever
Conclusie AG 13 december 2018, IEF 18187; IEFbe 2699; IT 2806; C-299/17; ECLI:EU:C:2018:1004 (VG Media tegen Google) Auteursrecht. Naburig recht. Via het persbericht. In 2013 heeft Duitsland een naburig recht van het auteursrecht ingevoerd voor uitgevers van perspublicaties, zonder de ontwerpwetgeving aan de Commissie mee te delen. In de nieuwe bepalingen wordt vastgesteld dat commerciële exploitanten van een internetzoekmachine (en commerciële dienstenaanbieders die content bewerken) – anders dan andere gebruikers, waaronder commerciële gebruikers – zonder passende toestemming geen fragmenten – behalve losse woorden of zeer korte tekstfragmenten – van bepaalde content in de vorm van tekst, afbeeldingen of video verstrekt door uitgevers van perspublicaties mogen aanbieden. VG Media is een Duitse organisatie voor collectief beheer die auteursrechten en naburige rechten in naam van, onder andere, uitgevers van perspublicaties beheert. VG Media heeft namens haar leden een schadevordering tegen Google ingesteld bij het Landgericht Berlin (rechter in eerste aanleg van Berlijn) met betrekking tot het gebruik dat Google sinds 1 augustus 2013 maakt van tekstfragmenten, afbeeldingen en video’s uit door leden van VG Media geproduceerde pers- en mediacontent, zonder daarvoor een vergoeding te betalen. Lees verder.
Uitspraak ingezonden door Eric De Gryse, Simont Braun.
Eerder stakingsbevel Uber viseert elke verdeling bezoldigde taxiritten aan chauffeurs zonder toelating zoals art. 3 Ordonnantie 27 april 1995
Vzr. NL Ondernemingsrechtbank Brussel 18 december 2018, IEFbe 2805 (Taxi Radio Bruxelles en Uber BE tegen Uber BV c.s.) Marktpraktijken. Uitleg eerder stakingsbevel [IEFbe 1541]. Stakingsbevel viseert elke verdeling van bezoldigde taxiritten aan chauffeurs die niet beschikken over een toelating zoals bepaald door artikel 3 van de Ordonnantie van 27 april 1995, ongeacht de benaming van de betrokken dienst door Uber.