Uitspraak ingezonden door Tomas Westenbroek, BOIP.
Benelux-Gerechtshof: “kunnen dienen” is de juiste maatstaf
BenGH 15 juni 2020, IEF 19237, IEFbe 3086; C 2019/6/9 (Pet’s Budget) Merkenrecht. ANISERCO heeft op 24 januari 2017 een aanvraag ingediend bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom voor een Benelux-merk “Pet’s Budget”. Het Benelux-Bureau heeft deze inschrijving geweigerd, omdat het teken van Pet’s Budget te beschrijvend is en elk onderscheidend vermogen mist. ANISERCO betwist de weigering en stelt dat de uitdrukking Pet’s Budget niet beschrijvend is voor de verkochte waren. Bovendien is het onderscheidend vermogen van het merk ingeburgerd door constant gebruik als merk sinds meer dan tien jaar. Dit onderscheidend vermogen zorgt ervoor dat de inschrijving niet geweigerd kan worden op de grond dat het teken beschrijvend is. Toch weigert het Benelux-Bureau op 30 januari 2019 de aanvraag definitief. Volgens het Benelux-Bureau zal de consument het teken als beschrijvend opvatten en is er geen sprake van onderscheidend vermogen, omdat ANISERCO dat niet voor de hele Benelux heeft aangetoond.
Geen herziening beslissing kamer van beroep EUIPO door Gerecht EU
Gerecht EU (Negende kamer) 10 juni 2020, IEF 19270, IEFbe 3085; ECLI:EU:T:2020:255 (L. Oliva Torras tegen EUIPO en Mecánica del Frío) Interveniënte heeft op 10 april 2013 bij het EUIPO een aanvraag tot inschrijving van een Gemeenschapsmodel ingediend. Het gaat om een type koppeling dat wordt gebruikt om koel- en klimaatregelingsapparatuur met een motorvoertuig te verbinden en wordt op 10 april 2013 ingeschreven en op 22 april 2013 gepubliceerd. Verzoekster doet een aanvraag tot inschrijving van een Gemeenschapsmodel op 22 augustus 2014. Dit Gemeenschapsmodel (hierna: litigieuze model) wordt ingeschreven op 22 augustus 2014 en gepubliceerd op 26 augustus 2014. Dit laatste model is in 2014 nietig verklaard - na een vordering tot nietigverklaring van interveniënte - wegens het ontbreken van nieuwheid en eigen karakter. In 2016 heeft verzoekster nietigheid van het litigieuze model ingediend. Deze vordering werd afgewezen door de nietigheidsafdeling, omdat het enige model daarvan de eerdere beschikbaarstelling voor het publiek was aangetoond, niet kon afdoen aan de nieuwheid en het eigen karakter van het litigieuze model. Hiertegen stelt verzoekster beroep in bij de kamer van beroep van het EUIPO. De kamer van beroep verwerpt het beroep, waarop de zaak bij het Gerecht komt.
HvJ EU genuanceerd over gratis verstrekking medicijnmonsters aan apothekers
HvJ EU 11 juni 2020, IEF 19269, LS&R 1827, IEFbe 3084; ECLI:EU:C:2020:459 (Ratiopharm tegen Novartis) Het Europees Hof van Justitie beantwoordt in deze zaak prejudiciële vragen van het Bundesgerichthof over de uitleg van artikel 96 lid 1 en 2 van Richtlijn 2001/83/EG. De vraag wordt gesteld in het kader van een geding tussen Ratiopharm en Novartis, waarin Novartis verzoekt om Ratiopharm te verbieden gratis monsters van geneesmiddelen aan apothekers te verstrekken. Novartis produceert en verkoopt het geneesmiddel Voltaren Schmerzgel, dat de werkzame stof Diclofenac bevat. Ratiopharm brengt het geneesmiddel Diclo-ratiopharm-Schmerzgel in de handel, dat eveneens de stof Diclofenac bevat. Ratiopharm heeft “voor demonstratiedoeleinden” gratis verkoopverpakkingen met dat geneesmiddel verstrekt aan Duitse apotheken. Het Bundesgerichthof stelt het Hof van Justitie de vraag of artikel 96 lid 1 van de Richtlijn zo moet worden uitgelegd dat het, onder bepaalde voorwaarden, farmaceutische ondernemingen toestaat gratis monsters van geneesmiddelen ook aan apothekers te verstrekken. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Artikel 96 lid 1 van de Richtlijn moet zo worden uitgelegd, dat het de mogelijkheid van verstrekking van gratis monsters aan apothekers toestaat, mits dit geen geneesmiddelen zijn die zijn onderworpen aan een medisch recept. Dergelijke geneesmiddelen mogen namelijk niet worden gebruikt zonder medisch toezicht.
Artikel ingezonden door Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger.
Dirk Visser: Brompton techniek > idee
Brompton arrest HvJ EU 11 juni 2020. Het Hof benadrukt “dat aan het criterium van oorspronkelijkheid niet kan worden voldaan door onderdelen van een voorwerp die uitsluitend door hun technische functie worden gekenmerkt, aangezien met name uit artikel 2 van het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht volgt dat de auteursrechtelijke bescherming zich niet uitstrekt tot ideeën. Het beschermen van ideeën door middel van het auteursrecht zou in feite neerkomen op het bieden van de mogelijkheid om ideeën te monopoliseren, ten koste van met name de technische vooruitgang en de industriële ontwikkeling” (punt 27).
techniek > idee
Lees ook de column van Dirk Visser op Mr-online.nl.
Uitspraak ingezonden door Peter Teunissen, Radboud Universiteit.
HvJ EU Brompton Bicycle
HvJ EU 11 juni 2020, IEF 19259, IEFbe 3082, ECLI:EU:C:2020:461 (Brompton Bicycle) Brompton Bicycle beschuldigt CHEDECH ervan inbreuk te maken op Bromptons auteursrecht betreffende haar vouwfietsen. Net als de vouwfietsen van CHEDECH, hebben die van Brompton drie standen (gevouwen, open en stand-by). Brompton meent dat inbreuk wordt gemaakt op haar auteursrecht door de identieke verschijningsvormen van de vouwfietsen. Richtlijn 2001/29/EG bepaalt dat voor gebruiksvoorwerpen auteursrechtelijke bescherming uitgesloten is indien het gaat om verschijningsvormen die noodzakelijk zijn voor het bereiken van het technische resultaat. CHEDECH stelt dat dit laatste in deze zaak ook het geval is. In de Belgische rechtspraak wordt om de noodzakelijkheid te bepalen het onlosmakelijke verbandcriterium toegepast. Het Hof past een ander criterium toe, namelijk het oorzakelijkheidscriterium. De Belgische rechter vroeg het Hof om verduidelijking. Is auteursrechtelijke bescherming van de vouwfiets uitgesloten als de verschijningsvorm noodzakelijk is voor het technische resultaat [IEF 18332]?
Zie ook de bijdrage van Dirk Visser over deze uitspraak [IEF 19258].
Beantwoording van de prejudiciële vragen:
Uitspraak ingezonden door Nele Somers, Artes Law.
Geen verwarring door gebruik handelsnaam
Rechtbank van koophandel Gent 12 april 2017, IEFbe 3081; A/16/05541 (La Casa tegen D.L.-Gevelrenovatie) Handelsnaamrecht. In 2007 werd La Casa opgericht. La Casa kon ook zaken waarnemen, opvolgen en uitvoeren onder de benaming ‘D&L Vochtbestrijding’. Op een niet nader gekend moment gaf La Casa zich uit als ‘DL Groep’, waar een beroep op kon worden gedaan voor alle vochtproblemen in huis. In 2016 richtte geïntimeerde ‘DL-Gevelrenovatie’ op.
Benelux Merkencongres 2020: net even anders!
Als altijd volledig, actueel en praktijkgericht: het Benelux Merkencongres van deLex!
We pakken het dit jaar iets anders aan, met een programma dat is verdeeld over twee dagen. Op donderdag 11 juni organiseren we een online sessie. Op dinsdag 6 oktober volgt deel twee, hopelijk offline in hotel Jakarta, met aansluitend een borrel.
Dagvoorzitters Martin Senftleben en Tobias Cohen Jehoram staan garant voor boeiende en inspirerende dagen met experts uit binnen- en buitenland. De sessies zijn persoonlijk gericht en interactief. We zorgen voor pauzes en natuurlijk krijgt u ruimte om vragen te stellen.
Programma donderdag 11 juni
12.00 – 15.30 uur, online
- Actualiteiten Merkenrecht, Martin Senftleben
- Merkwaardering in de praktijk, door experts van Duff & Phelps
- Verwijzend merkgebruik, nieuwe wetgeving en nieuwe jurisprudentie, Adonna Alkema
Programma dinsdag 6 oktober
12.30 – 17.00 uur, Hotel Jakarta
- Merkdepots te kwader trouw, vanuit het gezichtspunt van rechter Sir Richard Arnold, High Court of Justice / Court of Appeal
- Hoe verder na Red Bull/Adidas/Hartwell? Bas Kist (Chiever) biedt perspectief
- Reparatie en hervullen van gemerkte waren, Tobias Cohen Jehoram
Kunt u niet op één van deze dagen? Geen probleem: het is ook mogelijk om alleen in juni of september deel te nemen. Neem daarvoor rechtstreeks contact op via info@delex.nl
We kijken uit naar twee inspirerende middagen en verwelkomen u graag!
Red Bull heeft geen exclusief recht op kleurencombinatie blauw en zilver
HvJ EU 29 juli 2019, IEF 19212, IEFbe 3079; ECLI:EU:C:2019:641 (Red Bull tegen EUIPO) Red Bull heeft twee merkaanvragen ingediend om de kleurencombinatie blauw en zilver als merk te registreren voor energiedranken. Red Bull voegde de volgende beschrijving toe bij de merkaanvraag: ‘De twee kleuren zullen in gelijke verhoudingen en nevengeschikt worden aangebracht’.
Het EUIPO schreef de gedoneerde merken in, waarop Optimum Mark een vordering tot nietigverklaring van beide merken heeft ingesteld op grond van art.7 lid 1 sub a Verordening nr. 207/2009. De nietigheidsafdeling van het EUIPO heeft beide merken nietig verklaard, met name omdat zij niet voldoende nauwkeurig waren. De nietigheidsafdeling heeft zich immers gebaseerd op het feit dat deze merken tal van verschillende combinaties toelieten, die de consument niet in staat stelden een bepaalde combinatie te vatten en te memoriseren teneinde een aankoopervaring met zekerheid te herhalen. Red Bull heeft tegen deze twee beslissingen beroep ingesteld bij de kamer van beroep van het EUIPO. De eerste kamer van beroep heeft het hiertegen ingestelde beroep verworpen door te oordelen dat de litigieuze merken immers de schikking van twee kleuren volgens tal van verschillende combinaties, met een zeer verschillende totaalindruk, al toelieten. Bij het bestreden arrest heeft het Gerecht de beroepen van Red Bull in hun geheel verworpen.
Het Hof oordeelt dat het merk niet geldig is omdat een merk dat bestaat uit een kleurencombinatie een systematische schikking moet hebben die de kleuren op een van tevoren bepaalde en duurzame wijze met elkaar in verbinding brengt. De kleurencombinatie blauw en zilver is dan ook onvoldoende en voldoet niet aan de vereisten van nauwkeurigheid en duurzaamheid.
HvJ EU: beeldmerk in Uniemerkenblad irrelevant bij fonetische perceptie
HvJ EU 4 juli 2019, IEF 19213; IEFbe 3078; ECLI:EU:C:2019:565 (FTI Touristik tegen EUIPO) Touristik verzoekt een vernietiging van een arrest van het Gerecht. Touristik stelt dat het Gerecht de visuele, fonetische en begripsmatige overeenstemming van de conflicterende tekens onjuist heeft beoordeeld en er ten onrechte een zwak onderscheidend vermogen aan het oudere merk is toegekend voor het Engelstalige publiek, zodat er geen enkel verwarringsgevaar tussen de conflicterende tekens zou bestaan.
De voorziening wordt dan ook afgewezen. Het Gerecht heeft door te concluderen dat die aanduiding niet bepalend is voor de beoordeling van de betrokken fonetische indruk, impliciet maar noodzakelijkerwijs geoordeeld dat die aanduiding geen aanwijzing vormt voor de wijze waarop het relevante publiek het betrokken merk waarneemt. Verder wordt er overwogen dat de aanduiding in standaardschrift van een beeldmerk in het Uniemerkenblad irrelevant is voor de beoordeling van de fonetische perceptie van de tekens, die niet samenvallen met de aanduiding ervan in het blad.
Uitspraak ingezonden door Andreas Reygaert, Altius.
Houder Wafelland kan zich verzetten tegen jonger merk Wafelland.be
Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel 7 mei 2020, IEFbe 3077; A/19/01442 (Wafelland tegen Wafelland.be) Op 1 maart 2007 werd een feitelijke vereniging opgericht met als doel de uitbating van een handel in het verdelen van wafels en andere suikerwaren ten behoeve van organisaties zoals scholen, jeugdverenigingen, sportclubs en andere verenigingen die benefietacties organiseren. De feitelijke vereniging "Wafelland" werd ingeschreven in de Belgische Kruispuntbank voor Ondernemingen. De domeinnaam wafelland.be werd op 15 januari 2007 geregistreerd. De handelszaak werd van bij aanvang uitgebaat onder de handelsnaam "Wafelland", zoals blijkt uit een afleveringsbon.