Conclusie A-G over kosten octrooigemachtigde
HvJ EU Conclusie A-G 11 november 2021, IEF 20341, IEFbe 3322 ;ECLI:EU:C:2021:917 (NovaText GmbH tegen Ruprecht-Karls-Universität Heidelberg) De Universiteit van Heidelberg heeft bij het Landgericht Mannheim tegen NovaText een vordering tot staking van de inbreuk op haar Uniemerken en tot erkenning van haar rechten op deze Uniemerken ingesteld. De vertegenwoordiger van de universiteit heeft in het verzoekschrift gewezen op de bijstand van een octrooigemachtigde. Het geding werd beëindigd door een schriftelijke schikking tussen de partijen. Daarop heeft NovaText bij het Oberlandesgericht Karlsruhe hoger beroep ingesteld tot nietigverklaring van de beschikking over de begroting van de kosten, voor zover deze zag op de voor rekening van NovaText komende kosten van de octrooigemachtigde.
Conclusie A-G over advocaatkosten in buitengerechtelijke stap
HvJ EU Conclusie A-G 11 november 2021, IEF 20340, IEFbe 3321; ECLI:EU:C:2021:918 (Koch Media GmbH tegen FU) Koch Media is een onderneming die computerspellen verkoopt en is op het Duitse grondgebied houdster van de exclusieve naburige rechten op het computerspel “This War of Mine”. FU is een natuurlijk persoon en heeft, zonder een bedrijfs- of beroepsbelang na te streven en in strijd met de rechten van Koch Media, dit computerspel tussen 26 en 28 november 2014 op ten minste dertien tijdstippen via zijn internetaansluiting op een onlineplatform voor filesharing geplaatst en aan derden beschikbaar gesteld voor download. Koch Media heeft een advocatenkantoor in de arm genomen, dat in haar naam een aanmaning naar FU heeft gestuurd waarin onder ander € 20.000 euro schadevergoeding is gevorderd. De diensten van de advocaat brachten € 984,60 met zich mee, deze heeft Koch Media ook van de inbreukmaker gevorderd.
Dirk Visser: Ook stukjes van een Ferrari als model beschermd
In zijn nieuwe column op Mr-online gaat Dirk Visser in op de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU van 28 oktober 2021 over een onderdeel van de Ferrari FXX K, [IEF 20278].
"Een zichtbaar gedeelte van een sportauto dat duidelijk is afgebakend door lijnen, een omtrek, kleuren, vormen of een specifieke textuur kan beschermd zijn als Europees ‘niet-ingeschreven gemeenschapsmodel."
Lees verder >>
HvJ EU: ClientEarth tegen Europese Commissie
HvJ EU 6 oktober 2021, IEF 20322 , IEFbe 3319; ECLI:EU:C:2021:802 (ClientEarth tegen Europese Commissie) Met haar hogere voorziening verzoekt ClientEarth, een organisatie zonder winstoogmerk die zich inzet voor milieubescherming het Hof tot vernietiging van het door haar bestreden arrest. Dit arrest betreft verwerping van het door ClientEarth ingestelde beroep tot nietigverklaring van besluit C(2016) 8454 van de Commissie tot afwijzing van een door ClientEarth ingediend verzoek tot interne herziening van een uitvoeringsbesluit van de Commissie, waarin een autorisatie voor vormen van gebruik van bis(2-ethylhexyl)ftalaat is verleend inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen. ClientEarth voert ter ondersteuning van haar hogere voorziening zeven middelen aan. Alle middelen worden afgewezen waardoor het Hof de hogere voorziening in geheel afwijst.
Gerecht EU handhaaft miljardenboete Google
Gerecht EU 10 november 2021, IT 3715, RB 3568, IEFbe 3318; ECLI:EU:T:2021:763 (Google Shopping) Het Gerecht verwerpt grotendeels het beroep van Google tegen het besluit van de Commissie waarin wordt vastgesteld dat Google misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie door haar eigen prijsvergelijkingsdienst te bevoordelen boven concurrerende prijsvergelijkingsdiensten. Het Gerecht handhaaft de aan Google opgelegde boete van € 2,42 miljard. Het Gerecht erkent het mededingingsverstorende karakter van de litigieuze praktijk en oordeelt dat de Commissie terecht schadelijke gevolgen voor de mededinging heeft vastgesteld. Het Gerecht sluit elke objectieve rechtvaardiging voor het gedrag van Google uit.
Artikel ingezonden door Allard Ringnalda, KLOS cs.
Allard Ringnalda: terugblik op vormgevingsbescherming
De rechtspraak heeft sinds september vorig jaar een rijke oogst opgeleverd aan uitspraken over de auteurs- en modelrechtelijke bescherming van productvormgeving. Daarin komt een aantal terugkerende onderwerpen aan bod, soms met nieuwe, fundamentele inzichten. In deze bijdrage wordt de recente rechtspraak thematisch besproken. Aan bod komen onder meer de techniekrestrictie, de rol van het vormgevingserfgoed, de uitleg van modeldepots, en het zichtbaarheidsvereiste bij modelbescherming. Tot slot worden enkele actuele ontwikkelingen besproken, waaronder uitstaande prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie.
Lees verder >>
Deze terugblik op de rechtspraak over vormgevingsbescherming in de afgelopen 12 maanden, verscheen onlangs in Berichten Industriële Eigendom (BIE) 2021 / 5.
Gerecht EU: AC Milan tegen EUIPO en InterES
Gerecht EU 10 november 2021, IEF 20318, IEFbe 3316; ECLI:EU:T:2021:773 (AC Milan tegen EUIPO – InterES) Het Gerecht bevestigt dat het teken dat het embleem van de voetbalclub AC Milan vertegenwoordigt, niet internationaal kan worden ingeschreven als merk dat de Unie voor kantoorbenodigdheden en kantoorbenodigdheden aanduidt. De hoge mate van auditieve gelijkenis en gemiddelde visuele overeenstemming van dat teken met het oudere Duitse woordmerk MILAN leidt tot verwarringsgevaar bij de consument, wat hun gelijktijdige bescherming in de Unie uitsluit. Zie ook het persbericht.
HvJ EU: Pardo tegen CVVP
HvJ EU 14 oktober 2021, IEF 20315, IEFBE 3314; ECLI:EU:C:2021:849 (Pardo tegen CVVP) Dit verzoek tot een prejudiciële beslissing is ingediend in het kader van een geding tussen José Pardo SL (hierna “Pardo”) en Club de Variedades vegetales Protegidas (hierna “CVVP”). Op 4 oktober 2004 heeft Nadorcott Protection een communautair kwekersrecht voor het mandarijnenbomenras "Nadorcott” gekregen. Pardo exploiteert sinds 2006 een boomgaard met mandarijnenbomen van het ras Nadorcott. In hoger beroep is geoordeeld dat de vorderingen met betrekking tot inbreuken die minder dan drie jaar vóór de instelling van beroepen van CVVP zijn verricht, niet verjaard zijn, terwijl de vorderingen over handelingen die meer dan drie jaar daarvoor zijn verricht dat wel zijn. Het Tribunal Supremo waar Pardo cassatie heeft ingesteld verzoekt het Hof nu een prejudiciële beslissing te nemen over wanneer de verjaringstermijn van artikel 96 van verordening (EG) nr. 2100/94 ingaat en de omvang van de verjaarde vorderingen. Het Hof oordeelt dat de verjaringstermijn ingaat op het tijdstip waarop enerzijds het communautaire kwekersrecht definitief is verleend en anderzijds de houder van het recht op communautaire bescherming kennis heeft gekregen van de handeling en van de identiteit van de overtreder. De in artikel 94 en 95 bedoelde vorderingen zijn verjaard over het geheel van inbreukmakende handelingen.
Nationaal Reclamerecht Congres op 16 december
Houd uw agenda vrij voor het Nationaal Reclamerechtcongres op donderdag 16 december in Hotel Jakarta.
Ebba Hoogenraad en Willem Leppink leiden ons door een interactief dagprogramma, met parallelsessies, paneldiscussies en boeiende sprekers vanuit bedrijfsleven, advocatuur en toezichthouders. Natuurlijk starten we met het jaarlijkse overzicht van rechterlijke ´hits and misses´, een ‘behind the scenes’ van de Stichting Reclame Code en een terugblik op het jaar door de ACM. Het Commissariaat voor de Media geeft een voorzet op enkele beleidsvoornemens (met influencers voorop). In de middag komen thema’s als Pharma, Food en Duurzaamheid aan bod.
HvJ EU: Biofa tegen Sikma
HvJ EU 14 oktober 2021, IEF 20299, IEFBE 3312; ECLI:EU:C:2021:843 (Biofa tegen Sikma) Het Oberlandesgericht Köln waarbij Biofa hoger beroep heeft ingesteld, heeft het Hof verzocht te verduidelijken of de goedkeuring van een werkzame stof bij een uitvoeringsverordening overeenkomstig artikel 9 van verordening nr. 528/2012 inhoudt dat de aangezochte rechter ervan moet uitgaan dat een product dat deze stof bevat een "biocide" in de zin van artikel 3, lid 1, onder a van deze verordening is, zonder dat deze aangezochte rechter kan vaststellen of er is voldaan aan de voorwaarden van deze bepaling. In zijn prejudiciële beslissing oordeelt het Hof dat een product dat als doel heeft schadelijke organismen te vernietigen, af te schrikken of onschadelijk te maken, en dat een werkzame stof bevat en door de Commissie is goedgekeurd niet louter op grond van die goedkeuring valt onder het begrip biocide. De bevoegde nationale rechter staat vrij om na te gaan of dit product voldoet aan alle gestelde voorwaarden om onder dit begrip te vallen. Indien de samenstelling van dat product identiek is aan die van het biocide moet deze rechter oordelen dat dit product onder het begrip biocide valt.