Arrêt et jugement envoyés par Eric De Gryse et Emmanuel Cornu, Simont Braun.
Les signes SPA et LES THERMES DE SPA ne sont pas descriptifs pour des produits cosmétiques
Cour d'appel Bruxelles 16 septembre 2016, IEFbe 1947 (The Body Shop contre SPA) + Tribunal de commerce de Bruxelles 3 février 2011, IEFbe 1947 (SPA contre The Body Shop) En bref: Marques Benelux. Les signes SPA et LES THERMES DE SPA ne sont pas descriptifs pour des produits cosmétiques. Les signes SPA AFRICA et SPA WISDOM portent atteinte à la renommée des marques SPA et THERMES DE SPA. La cour dit l’appel non fondé.
point 14, page 17: L'appréciation du caractère distinctif d'une marque devant être faite, in concreto, par rapport aux produits pour lesquels elle est enregistrée, soit des produits cosmétiques, la circonstance que depuis le début de ce millénair le terme "spa" aurait pu devenis pour le consommateur moyen du Benelux générique et descriptif pour les espaces dédiés à l'hydrothérapie et aux centres de beauté et de remis en forme tels que des hammams, saunas et jacuzzis, est indifférente.
HvJ EU: Staking merkinbreuk voor gehele EU gelasten, uitgezonderd deel van grondgebied waarvoor geen verwarring is vastgesteld
HvJ EU 22 september 2016, IEF 16290; IEFbe 1946; ECLI:EU:C:2016:719; C‑223/15 (Combit Software tegen Commit) Uniemerk – Eenheidskarakter – Vaststelling van verwarringsgevaar voor slechts een deel van de Unie – Territoriale werking van het verbod als bedoeld in artikel 102 van deze verordening. HvJ EU:
Artikel 1, lid 2, artikel 9, lid 1, onder b), en artikel 102, lid 1 [Uniemerkrichtlijn] moeten aldus worden uitgelegd dat wanneer een rechtbank voor het Uniemerk vaststelt dat het gebruik van een teken leidt tot gevaar voor verwarring met een Uniemerk in een deel van het grondgebied van de Europese Unie, terwijl een dergelijk gevaar niet bestaat in een ander deel van dit grondgebied, deze rechtbank moet oordelen dat sprake is van schending van het aan dit merk verbonden uitsluitende recht en de staking van dit gebruik moet gelasten voor het gehele grondgebied van de Europese Unie, met uitzondering van het deel van dit grondgebied waarvoor het ontbreken van verwarringsgevaar werd vastgesteld.
InfoSocrichtlijn verzet zich tegen regeling die enkel de eindgebruiker van apparaten thuiskopieheffing kan laten terugvragen
HvJ EU 22 september 2016, IEF 16289; IEFbe 1945; IT 2144; ECLI:EU:C:2016:717; C‑110/15 (Microsoft voorheen Nokia tegen SIAE e.a.) Auteursrecht en naburige rechten. Uitsluitend reproductierecht. Uitzonderingen en beperkingen. Zie eerder IEF 15922; IEF 14904. Artikel 5, lid 2, onder b). Beperking voor privékopieën – Billijke compensatie. Privaatrechtelijke overeenkomsten voor de vaststelling van de criteria voor vrijstelling van de heffing van de billijke compensatie. Verzoek om terugbetaling beperkt tot de eindgebruiker onterecht.
Het recht van de Europese Unie, met name artikel 5, lid 2, onder b)[InfoSocRichtlijn], moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die vrijstelling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik voor producenten en importeurs van apparaten en dragers die duidelijk bestemd zijn voor een ander gebruik dan het kopiëren voor privégebruik, afhankelijk stelt van het sluiten van overeenkomsten tussen een organisatie die een wettelijk monopolie heeft voor het behartigen van de belangen van de auteurs van werken, enerzijds, en de betalingsplichtigen of hun brancheorganisaties, anderzijds, en die voorts bepaalt dat enkel de eindgebruiker van deze apparaten en dragers kan verzoeken om terugbetaling van een dergelijke vergoeding in geval deze ten onrechte is betaald.
Bodybuilder silhouette is geen merk
Gerecht EU 29 september 2016, IEF 16287; IEFbe 1944; ECLI:EU:T:2016:579 (Universal Protein Supplements) EU-merk. De aanvraag voor registratie van beeldmerk dat een bodybuilder voorstelt voor voedingssupplementen is beschrijvend voor de producten en diensten waarvoor inschrijving is gevraagd. Het silhouette is een realistische weergave van hoe een bodybuilder in pose zijn armspieren toont. Het Gerecht EU weigert de voorziening.
Vragen aan HvJ EU: mogen verduidelijkende aanvullingen als tofuboter, sojamelk ondanks verkoopbenamingseisen?
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 28 juli 2016, IEF 16282; IEFbe 1943; LS&R 1375; RB 2779; C-422/16 (TofuTown) Merknamen. Verkoopbenaming. Verzoekster is een vennootschap die vegetarische/vegane levensmiddelen produceert en distribueert onder benamingen als Tofubutter, pflanzenkäse, veggie-cheese e.d.. Verweerster is het Verband Sozialer Wettbewerb, een vereniging tot bestrijding van oneerlijke mededinging. Verweerster heeft een stakingsvordering tegen verzoekster ingesteld wegens schending van de DUI mededingingswet in samenhang met bijlage VII van Vo. 1308/2013. Het gaat om de benaming van de betreffende producten.
Vraag aan HvJ EU: Kunnen opgeschreven gegevens in antwoorden bij beroepsexamen persoonsgegevens zijn?
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 29 juli 2016; IT 2140; IEFbe 1942; C-434/16 (X tegen Data Protection Commissioner) Verzoeker volgt een opleiding voor accountant bij het Institute of Chartered Accountants of Ireland (CAI). Dit verloopt voorspoedig, behalve een (‘open boek’-)examen Strategic Finance and Management Accounting (SFMA) waarvoor hij vier maal zakt. Na die vierde keer (najaar 2009) probeert hij de uitslag aan te vechten maar besluit dan (mei 2010) om een verzoek tot inzage in (al) zijn gegevens in te dienen op grond van de IER (persoons)gegevensbeschermingswetten.
Het CAI geeft stukken vrij maar niet zijn schriftelijk examenwerk omdat dit niet onder het begrip ‘persoonsgegevens’ in de zin van de IER wet valt. Verzoeker neemt dan contact op met de IERaut persoonsgegevens (DPC, verweerster) met verzoek om bijstand, maar ook die geeft verzoeker in juni 2010 te kennen dat wat gegevensbescherming betreft in het algemeen geen rekening wordt gehouden met schriftelijk examenwerk omdat het daarbij doorgaans niet om persoonsgegevens gaat. Op 01-07-2010 dient verzoeker bij DPC een formele klacht in. DPC geeft aan dat, omdat geen sprake is van een wezenlijke schending van de wet er geen reden is om de klacht te onderzoeken. De antwoorden in het ‘open boek’-examen SFMA bevatten naar verwachting geen persoonlijke informatie over verzoeker of enige andere examenkandidaat.
Vragen aan HvJ EU over autovelgen die als vervangingsonderdelen ter reparatie dienen
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 2 juni 2016; IEF 16281; IEFbe 1941; C-435/16 (Acacia tegen Porsche) Verzoeksters (d’Amato is bestuurder van Acacia) vervaardigen velgen voor personenauto’s, waaronder imitaties van ingeschreven gemeenschapsmodellen van verweerster Porsche. Op de velgen staan de kenmerken van verzoekster. Zij biedt de velgen in DUI aan via haar website waarbij zij erop wijst dat het om vervangende wielen gaat die volledig compatibel zijn met de aangegeven voertuigen en uitsluitend bestemd om ze te repareren en weer hun oorspronkelijke uiterlijke kenmerken te geven. Verweerster stelt inbreuk op haar gemeenschapsmodellen. Verzoeksters zijn in eerste instantie veroordeeld maar gaan in beroep, dat eveneens wordt verworpen. De zaak ligt nu voor in Revision bij de verwijzende rechter. Verzoeksters volharden in hun stelling dat het om vervangingsonderdelen gaat die dienen ter reparatie van beschadigde voertuigen en daarom krachtens artikel 110 van Vo. 6/2002 niet vielen onder de bescherming van de litigieuze modellen. Zie ook de andere twee recente Acacia-zaken C-397/16 [IEF 16224] en –zijdelings- C-433/16 BMW [IEF 16280]
Vraag aan HvJ EU: Is opwerpen van onbevoegdheidsexceptie van aangezochte nationale rechter, maar ondergeschikt aan andere prejudiciële procedure-excepties, aanvaarding rechtsmacht?
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 5 april 2016, IEF 16280; IEFbe 1940; C-433/16 (BMW tegen Acacia) Procesrecht. Rechtsmacht. Acacia heeft verzoekster gedagvaard (Rb Napels) ter verkrijging van een uitspraak tot vaststelling van niet-inbreuk op gemeenschapsmodellen van allooivelgen voor autobanden, in eigendom of onder octrooi van verzoekster. Zij vordert dat vragen aan het HvJEU worden gesteld voor wat betreft de bevoegdheid van de ITA rechter. Verzoekster heeft (onder meer) de onbevoegdheid van de ITA rechter als exceptie opgeworpen, zich baserend op zowel Vo. 44/2001 als Vo. 6/2002, die beide de DUI rechtbanken als bevoegd aanwijzen. Voor wat betreft het verwijt van misbruik van machtspositie stelt zij dat ‘de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ niet dezelfde is en niet dezelfde kan zijn als die waar de uiteindelijke economische schade aan het vermogen van de beweerde schadelijder zich heeft voorgedaan, aangezien aldus het forum van artikel 5, lid 3, van de Vo. Brussel I zou samenvallen met het forum actoris, hetgeen in strijd is met het algemeen criterium van de woonplaats van verweerder. Zij wijst op het feit dat verweerster geen enkele vordering tot schadevergoeding tegen haar heeft ingediend zodat de plaats van de schade zich niet in ITA kan bevinden. Zie ook de andere twee recente Acacia-zaken C-397/16 [IEF 16224] en –zijdelings- C-435/16 [IEF 16281].
(1) Kan volgens artikel 24 van verordening nr. 44/2001 het vooraf opwerpen van de exceptie van onbevoegdheid van de aangezochte nationale rechter, maar ondergeschikt aan andere prejudiciële procedure-excepties, voordat wordt ingegaan op de grond van de zaak, worden uitgelegd als een aanvaarding van de rechtsbevoegdheid?
Gerecht EU: Klankteken dat lijkt op een belsignaal kan geen identificatiefunctie vervullen
Gerecht EU 13 september 2016, IEF 16275; IEFbe 1939; ECLI:EU:T:2016:468; T-408/15 (Globo tegen EUIPO) Aanvraag voor klankmerk. Absolute weigeringsgrond: geen onderscheidend vermogen. Motiveringsplicht. Klanken kunnen een merk vormen, op voorwaarde dat zij bovendien vatbaar zijn voor grafische voorstelling. De banaliteit van het teken voor waren en diensten die al dan niet kunnen worden geassocieerd met beltonen van telefoons of geluidssignalen van wekkers en het feit dat het gebruik van een klankmerk voor stille waren moeilijk voorstelbaar is.
Een klankteken dat buitengewoon eenvoudig is en zich beperkt tot louter de herhaling van twee identieke noten, op zich geen boodschap kan doorgeven die de consumenten zich kunnen herinneren, zodat deze het niet zullen beschouwen als een merk, tenzij het door gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen. Een merk dat bestaat uit klanken die lijken op een belsignaal kan geen identificatiefunctie vervullen, tenzij het elementen bevat die het kunnen individualiseren ten opzichte van andere klankmerken, waarbij evenwel zij aangetekend dat het niet om een origineel of fantasiemerk moet gaan. Beroep wordt verworpen.
EHRM: Uitspraak om excuses te publiceren in strijd met 10 EVRM
EHRM 5 juli 2016 ; IEF 16271; IEFbe 1938; appl.no. 26115/10 (Kurski tegen Polen)
Artikel 10 EVRM. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een rechterlijke uitspraak waarbij hem is opgelegd excuses te publiceren naar aanleiding van uitspraken die hij gedaan had in een live televisieprogramma over de uitgever van een krant. Het Hof oordeelt dat artikel 10 EVRM geschonden is.