IEFBE 3832
27 november 2024
Artikel

UPC overzicht: 19 t/m 25 november 2024

 
IEFBE 3834
25 november 2024
Uitspraak

Aanvraag uniebeeldmerk 'Russian Warship, Go F**k Yourself' terecht afgewezen

 
IEFBE 3833
25 november 2024
Artikel

Union-IP Round Table in Paris over fast fashion

 
IEFBE 1976

HvJ EU: Beschermingstermijnen Richtlijn niet van toepassing op auteursrechten die aanvankelijk nationaal werden beschermd, maar vóór 1 juli 1995 zijn vervallen

HvJ EU - CJUE 20 okt 2016, IEFBE 1976; ECLI:EU:C:2016:790 (Montis tegen Goossens), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-beschermingstermijnen-richtlijn-niet-van-toepassing-op-auteursrechten-die-aanvankelijk-nation

HvJ EU 20 oktober 2016, IEF 16327; IEFbe 1976; C-169/15; ECLI:EU:C:2016:790 (Montis tegen Goossens) Auteursrecht en naburige rechten – Beschermingstermijn – Verval en herleving van het auteursrecht Zie eerder: IEF 14819 en vgl. IEF 14714; Conclusie AG: IEF 15985. Ter beantwoording van de door de Hoge Raad gestelde vragen (ECLI:NL:HR:2013:1881), heeft het Benelux-Gerechtshof zelf vragen aan het HvJ EU gesteld nu zij van mening was dat de beslechting van het geding afhangt van de uitlegging van richtlijn 93/98/EEG aangaande de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten. HvJ EU:

Artikel 10, lid 2, van [Harmonisatierichtlijn 93/98/EEG] gelezen in samenhang met artikel 13, lid 1 moet aldus worden uitgelegd dat de bij deze richtlijn vastgestelde beschermingstermijnen niet van toepassing zijn op auteursrechten die aanvankelijk door een nationale wetgeving werden beschermd, maar vóór 1 juli 1995 zijn vervallen.

IEFBE 1975

Bijdrage ingezonden door professor Bernt Hugenholtz, Instituut voor Informatierecht te Amsterdam.

Noot Hugenholtz onder Reprobel

HvJ EU Reprobel, NJ 2016/370, p. 4962-4964,m.nt. Hugenholtz. In dit arrest beantwoordt het Hof van Justitie [IEF 15411] vragen van uitleg over het ‘reprorecht’, de auteursrechtelijke beperking en vergoeding voor het fotokopiëren (‘reprograferen’) van werken. In Nederland is het reprorecht geregeld in de art. 16h-16m van de Auteurswet. Op grond van deze bepalingen is de ‘reprografische verveelvoudiging’ van artikelen of kleine gedeelten van boeken (of van gehele boeken indien deze niet meer in de handel zijn) toegestaan, ‘mits voor deze verveelvoudiging een vergoeding wordt betaald’ ( art. 16h lid 1 Aw). Anders dan de thuiskopieregeling is deze wettelijke beperking van het auteursrecht niet beperkt tot het kopiëren voor privégebruik [zie daarover: noot Hugenholtz onder HR 7 maart 2014 (Staat/NORMA), HvJ EU 10 april 2014 (ACI Adam) en HvJ EU 5 maart 2015 (Copydan Båndkopi), NJ 2016/184-86 ]. In Nederland kan iedere onderneming en overheidsinstelling van deze kopi- eervrijheid gebruik maken, mits aan rechthebben- den een vergoeding wordt betaald. (...)

IEFBE 1974

Uitspraak ingezonden door Gregor Vos, Kurt Stöpetie en Rutger Stoop, Brinkhof.

Merkinbreuk omdat CHIEF een visueel dominerende plaats inneemt op de sweater

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 19 okt 2016, IEFBE 1974; (Jeans Centre tegen H&M NL-BE), https://ie-forum.be/artikelen/merkinbreuk-omdat-chief-een-visueel-dominerende-plaats-inneemt-op-de-sweater

Rechtbank Amsterdam 19 oktober 2016, IEF 16325, IEFbe 1974 (Jeans Centre tegen H&M NL-BE) Merkenrecht. Jeans Centre is een retailorganisatie voor vrijtijdskleding en is houder van het woordmerk CHIEF. H&M biedt in haar (web)winkels een sweater aan met het woord CHIEF. Dat woord neemt (naast een indianenopperhoofd en het getal 17) een visueel dominerende plaats in als bovenste teken op de sweater. Het teken "chief" neemt aldus een zelfstandig te onderscheiden plaats in. Niet de afbeelding van het indianenopperhoofd, maar het teken 'chief' neemt een prominente plaats in en zal de aandacht van de gemiddelde consument vangen. Bij de onvolmaakte vergelijking zullen afbeelding en het cijfer als onbeduidende verschillen aan de aandacht van de gemiddelde consument kunnen ontsnappen, te meer nu de consument gewend is dat er vaak een merk met een woord-cijfer of beeldelement wordt gecombineerd. H&M dient merkgebruik ex 2.20 lid 1 sub a te staken en dient opgave te doen onder last van dwangsommen.

 

IEFBE 1973

Bijdrage ingezonden door professor Bernt Hugenholtz, Instituut voor Informatierecht te Amsterdam.

Noot Hugenholtz onder Deckmyn

HvJ EU Deckmyn, NJ 2016/351, p. 4664 - 4667, m.nt. P.B. Hugenholtz. Prejudiciële vragen gesteld door Hof van Beroep Brussel [IEFbe 395], HvJ EU [IEFbe 968]. De plaats van de parodie in het auteursrecht is van oudsher omstreden. Geen wonder: de parodie — volgens Van Dale een ‘kluchtige, spottende naboot- sing van een (letterkundig) werk waarbij vorm en toon min of meer behouden blijven, maar de stof zo wordt ingekleed dat het effect lachwekkend is’ — staat welhaast per definitie op gespannen voet met het uitsluitende recht van de auteur zijn werk te verveelvoudigen. Daarentegen is het algemene be- lang van de parodie als vorm van meningsuiting en culturele expressie onbetwist. De parodie bevindt zich aldus midden in het spanningsveld tussen au- teursrecht en uitingsvrijheid. Oppenoorth noemde de parodie om deze reden — met enige overdrijving — ‘een tyrannosaurus in het auteursrecht’ [ Auteurs- recht/AMR 1985, p. 3]. Generaties van rechters en rechtsgeleerden hebben hun tanden stuk gebeten op de vraag hoe de parodie in het systeem van het auteursrecht een plaats te geven. Zo ontwikkelde de Duitse rechtsleer en rechtspraak de leer van de ‘an- tithematische Darstellung’: ook al ontleent de paro- die haar vorm aan het werk, er is geen sprake van een inbreukmakende bewerking omdat de parodie aan het werk een geheel eigen betekenis geeft [zie Grosheide, in: Grosheide (red.), Parodie, Den Haag 2006, p. 21]. (...)

IEFBE 1970

Teva maakt geen inbreuk op rivastigmine-pleisteroctrooi

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 16 mrt 2016, IEFBE 1970; (Novartis tegen Teva), https://ie-forum.be/artikelen/teva-maakt-geen-inbreuk-op-rivastigmine-pleisteroctrooi

Rechtbank van Koophandel Brussel 16 maart 2016, IEF 16320; IEFBE 1970; LSR 1385 (Novartis tegen Teva) Octrooi. Eisende partijen vorderen verbodsmaatregelen tegen de verwerende partij voor het commercialiseren van transdermale pleisters die worden gebruikt voor een behandeling van dementie en de ziekte van Alzheimer en die volgens eisende partijen worden beschermd door het Europese octrooi van Novartis AG. Een van de bestanddelen is rivastigmine, wat aanvankelijk enkel onder de vorm van capsules op de markt was. Dit octrooi is intussen verstreken zodat de stof rivastigmine ‘vrij’ is. Het nieuwe octrooi omvat volgens de eisende partijen een innovatieve dosering waarbij rivastigmine wordt toegediend als pleister. Eisende partijen voeren aan dat het octrooi een tweede medische toepassing betreft waarbij rivastigmine wordt toegediend door middel van een pleister en doseringsregime. Teva voert aan dat de beschermingsomvang van de octrooiconclusie moet worden beperkt tot pleisters die overeenstemmen met de referentiepleister. Novartis eist onder andere dat Teva stopt een inbreuk te maken op haar octrooi en de distributie stop. Naar het oordeel van de rechter moet EP ‘219 zeer restrictief geïnterpreteerd moet worden. De interpretatie die Novartis voorhoudt, waarbij een niet gedefinieerde term uit het octrooi (aanvangsdosis) wordt gelijkgesteld aan een andere term uit een later document, kan niet overtuigen. De interpretatie steunt immers niet op de beschrijving of op de tekeningen en bovendien is de opbouw van de conclusie helemaal niet duidelijk, bij gebruik aan een eenduidige terminologie en voldoende informatie in het octrooi zelf.

IEFBE 1972

Geen merkinbreuken, noch inbreuken tegen de eerlijke marktpraktijken bij ‘Yellow Cabs’

Antwerpen(afd. Antwerpen) - Anvers(div. Anvers) 12 mei 2016, IEFBE 1972; (VHS Business Transportation tegen Gele Taxi), https://ie-forum.be/artikelen/geen-merkinbreuken-noch-inbreuken-tegen-de-eerlijke-marktpraktijken-bij-yellow-cabs

Rechtbank van Koophandel Antwerpen 12 mei 2016, IEFBE 1972 (VHS Business Transportation tegen Gele Taxi) Oneerlijke marktpraktijken. Merkinbreuk. Business Transportation is een taxibedrijf en voerde vanuit de VS drie Fords in, de wagens die in New York als taxi’s worden gebruikt. Gele Taxi begon ook met het gebruik van gele voertuigen. Partijen zijn het oneens over de merkenrechtelijke implicaties van hun wederzijdse handelingen en verwijten elkaar oneerlijke marktpraktijken. Business Transportation stelt dat Gele Taxi een inbreuk maakt op het intellectuele eigendom. Zij vordert dat Gele Taxi wordt veroordeeld om het verval kenbaar te maken aan het Benelux Merkenbureau. Zij vordert verder dat Gele Taxi een inbreuk maakt op het Wetboek Economisch Recht, door misleidende reclame te hebben gevoerd en door afbrekende gegevens te hebben geuit. Gele Taxi formuleert een tegenvordering opdat Business Transportation zou worden veroordeeld tot staking van het misleidend en verwarring stichtend gebruik van de term ‘gele taxi’ en van de oneerlijke en agressieve marktpraktijken, dit onder verbeurte van een dwangsom. De rechtbank verklaart dat er geen sprake is van merkinbreuken, noch inbreuken tegen de eerlijke marktpraktijken.

IEFBE 1971

Ingezonden door: Domien Op de Beeck, Bird & Bird

Bevel tot staking van de commercialisering van de prima facie inbreukmakende katheterproducten

Brussel - Bruxelles(Fr./Nl.) 14 sep 2016, IEFBE 1971; (BBraun Becton Dickinson), https://ie-forum.be/artikelen/bevel-tot-staking-van-de-commercialisering-van-de-prima-facie-inbreukmakende-katheterproducten

Rechtbank van Koophandel Brussel 14 september 2016, IEFBE 1971 (BBraun Becton Dickinson) B.Braun voert aan dat verwerende partijen een inbreuk maken op het voormelde octrooi met een naaldbeschermingssysteem dat onder de merknaam Venflon Pro Safety op de markt wordt gebracht. De stakingsrechter stelt vast dat de aangevochten Venflon Pro Safety veiligheidskatheters prima facie onder de beschermingsomvang vallen van het Belgische luik van EP 2 319 556 en er derhalve prima facie inbreuk op plegen. Daarnaast beveelt de stakingsrechter de verweerders bij wege van voorafgaande maatregel tot het staken van de commercialisering van de prima facie inbreukmakend geachte katheter producten. 

IEFBE 1969

Conclusie AG: Misleidende reclame moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat adverteerder prijzen vergelijkt in winkels die qua type verschillen

HvJ EU - CJUE 19 okt 2016, IEFBE 1969; Zaak C-562/15 (Hypermarchés SAS / ITM Alimentaire International SASU), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-misleidende-reclame-moet-aldus-worden-uitgelegd-dat-het-eraan-in-de-weg-staat-dat-adver

Conclusie AG HvJ EU 19 oktober 2016, RB 2783; IEF 16319; IEFBE 1969; C-562/15; (Carrefour hypermarchés)
Verzoekster, een supermarktketen, heeft in december 2012 een reclamecampagne gevoerd met als belangrijkste slogan dat de laagste prijs gewaarborgd was. Zij vergeleek daarbij haar prijzen van 500 (merk)producten met die van concurrerende ketens. [RB 2614] Conclusie AG: misleidende reclame en vergelijkende reclame moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een adverteerder prijzen vergelijkt in winkels die qua type of omvang van elkaar verschillen, terwijl de adverteerder en de concurrent deel uitmaken van winkelbedrijven die beide over winkels van eenzelfde of gelijksoortig type of omvang beschikken.

IEFBE 1968

HvJ: Website exploitant kan gerechtvaardigd belang hebben om persoonsgegevens te bewaren ter beschermen tegen cyberaanvallen

HvJ EU - CJUE 19 okt 2016, IEFBE 1968; C‑582/14 (Patrick Breyer Tegen Bundesrepublik Deutschland), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-website-exploitant-kan-gerechtvaardigd-belang-hebben-om-persoonsgegevens-te-bewaren-ter-bescherm

HvJ EU 18 oktober 2016, zaak C‑582/14; IT 2155; IEFBE 1968 (Patrick Breyer tegen Bundesrepublik Deutschland) Verwerking van persoonsgegeven. In deze zaak gaat het om de vraag of dynamische IP‑adressen een persoonsgegeven zijn in de zin van artikel 2, onder a), van richtlijn 95/46/EG. Voor het antwoord daarop moet eerst worden bepaald hoe relevant het daarvoor is dat de aanvullende gegevens die nodig zijn voor de identificatie van de gebruiker, niet in het bezit zijn van de eigenaar van de website, maar van een derde (concreet, de internetprovider).
HvJ EU: In het vandaag uitgesproken arrest antwoordt het Hof in de eerste plaats dat een dynamisch IP- adres dat door een „aanbieder van onlinemediadiensten” (dat wil zeggen door de exploitant van een website, in casu de Duitse federale instellingen) wordt geregistreerd telkens als zijn voor het publiek toegankelijke website wordt bezocht, ten aanzien van de exploitant een persoonsgegeven vormt wanneer deze over wettige middelen beschikt waarmee hij de bezoeker kan identificeren aan de hand van extra informatie die bij diens internetprovider berust.

IEFBE 1967

Uitspraak mede ingezonden door Steven Cattoor, HOYNG ROKH MONEGIER. [hiertegen is voorziening in cassatie hangende]
 

Hof: Wat er gevorderd wordt komt neer op een blanco-cheque tot private huiszoeking

Hoven van Beroep - Cours d'Appel 4 apr 2016, IEFBE 1967; (EL Research & Consultancy tegen Umicore), https://ie-forum.be/artikelen/hof-wat-er-gevorderd-wordt-komt-neer-op-een-blanco-cheque-tot-private-huiszoeking

Hof van Beroep Gent 4 april 2016, IEFbe 1967 (EL Research & Consultancy tegen Umicore, incl beschikking Vzr. Rb KH Gent/Brugge) In eerste aanleg verzoekt Umicore om over te gaan tot de nodige stappen ter vrijwaring van relevant bewijsmateriaal (zoals het verzamelen van gegevens en documenten). BVBA EL Research & Consultancy worden door Umicore gedagvaard, ertoe strekkende hen het verbod op te leggen nog verder gebruik te maken van enige bedrijfsgeheimen van Umicore of daarop gebaseerde ontwikkelingen of gegevens. De gedaagden stellen dat de Voorzitter onbevoegd is hierover te oordelen. De voorzitter verklaart zich echter bevoegd en de deskundige wordt gemachtigd om de gmail-accounts van BVBA EL Research & Consultancy rechtstreeks te benaderen om een kopie te maken van de verwijderde e-mails. BVBA El Research & Consultancy en Eddy Clauwaert vorderen nu in hoger beroep de o.a. de toekenning van derdenverzet en onbevoegd verklaring van de Voorzitter van de rechtbank. Het hof overweegt als volgt: wat er gevorderd wordt komt neer op een blanco-cheque tot private huiszoeking. Er wordt onder andere verwezen naar ‘relevante’ stukken en verwezen naar een locatie. Volgens het hof kunnen de gevorderde maatregelen kunnen geenszins worden toegekend gewoon om reden van hun vaagheid en disproportionaliteit en totale afwezigheid van tegenspraak.