DOSSIERS
Alle dossiers

Naburige rechten - Droits voisins  

IEFBE 1992

HvJ EU: er is geen verschil tussen uitlening van een papieren boek en de uitlening van e-book

HvJ EU - CJUE 10 nov 2016, IEFBE 1992; (VOB tegen Stichting Leenrecht), https://ie-forum.be/artikelen/hvj-eu-er-is-geen-verschil-tussen-uitlening-van-een-papieren-boek-en-de-uitlening-van-e-book

HvJ EU 10 november 2016, IEF 16359; IEFbe 1992; C-174/15; (VOB tegen Stichting Leenrecht) Auteursrecht. Naburige rechten. De rechtbank Den Haag heeft vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de EU over het uitlenen van e-books. Kort samengevat is de vraag of openbare bibliotheken e-books mogen uitlenen tegen betaling van de wettelijke leenrechtvergoeding. Er wordt ook (voorwaardelijk) een vraag gesteld over of de verkoop van een  e-book leidt tot uitputting van het distributierecht.
HvJ EU: De rechters van het Europese Hof beslisten op 10 november dat er geen verschil is tussen een uitlening van een papieren boek en de uitlening van  e-book. Het HvJ volgt hiermee de conclusie van de A-G.

IEFBE 1945

InfoSocrichtlijn verzet zich tegen regeling die enkel de eindgebruiker van apparaten thuiskopieheffing kan laten terugvragen

HvJ EU - CJUE 22 sep 2016, IEFBE 1945; ECLI:EU:C:2016:717; C‑110/15 (Microsoft voorheen Nokia tegen SIAE e.a.), https://ie-forum.be/artikelen/infosocrichtlijn-verzet-zich-tegen-regeling-die-enkel-de-eindgebruiker-van-apparaten-thuiskopieheffi

HvJ EU 22 september 2016, IEF 16289; IEFbe 1945; IT 2144; ECLI:EU:C:2016:717; C‑110/15 (Microsoft voorheen Nokia tegen SIAE e.a.) Auteursrecht en naburige rechten. Uitsluitend reproductierecht. Uitzonderingen en beperkingen. Zie eerder IEF 15922; IEF 14904. Artikel 5, lid 2, onder b). Beperking voor privékopieën – Billijke compensatie. Privaatrechtelijke overeenkomsten voor de vaststelling van de criteria voor vrijstelling van de heffing van de billijke compensatie. Verzoek om terugbetaling beperkt tot de eindgebruiker onterecht.

Het recht van de Europese Unie, met name artikel 5, lid 2, onder b)[InfoSocRichtlijn], moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die vrijstelling van de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik voor producenten en importeurs van apparaten en dragers die duidelijk bestemd zijn voor een ander gebruik dan het kopiëren voor privégebruik, afhankelijk stelt van het sluiten van overeenkomsten tussen een organisatie die een wettelijk monopolie heeft voor het behartigen van de belangen van de auteurs van werken, enerzijds, en de betalingsplichtigen of hun brancheorganisaties, anderzijds, en die voorts bepaalt dat enkel de eindgebruiker van deze apparaten en dragers kan verzoeken om terugbetaling van een dergelijke vergoeding in geval deze ten onrechte is betaald.

IEFBE 1854

Conclusie AG: InfoSoc verzet zich tegen belasten van erkende auteursrechtenorganisaties met reproductie en weergave in digitale vorm van 'niet meer verkrijgbare boeken'

HvJ EU - CJUE 7 jul 2016, IEFBE 1854; IEF 16084; IEFbe 1854; IT 2100; C-301/15; ECLI:EU:C:2016:536 (Soulier en Doke), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-infosoc-verzet-zich-tegen-belasten-van-erkende-auteursrechtenorganisaties-met-reproduct

Conclusie AG HvJ EU 7 juli 2016, IEF 16084; IEFbe 1854; IT 2100; C-301/15; ECLI:EU:C:2016:536 (Soulier en Doke)
Prejudiciële gestelde vragen [IEF 15148; IEFbe 1449]. Auteursrecht en naburige rechten. Exclusief reproductierecht. Over wettelijke collectieve vertegenwoordiging voor out-of-print books. Nationale regeling waarbij de uitoefening van de exploitatierechten van niet meer in de handel verkrijgbare boeken wordt toegekend aan een incasso-organisatie. Recht van verzet van de auteurs of de rechthebbenden.

Artikel 2, onder a), en artikel 3, lid 1, [InfoSoc], verzetten zich ertegen dat een regeling, als die welke bij de artikelen L. 134‑1 tot en met L. 134‑9 van de code de la propriété intellectuelle is ingesteld, erkende auteursrechtenorganisaties belast met de uitoefening van het recht om de reproductie en de weergave in digitale vorm van „niet meer verkrijgbare boeken” toe te staan, ook al biedt zij de auteurs of de rechthebbenden van deze boeken de mogelijkheid die uitoefening te beletten of te beëindigen, onder bepaalde door haar vastgestelde voorwaarden.

IEFBE 1834

Uitspraak mede ingezonden door Dirk Visser en Patty de Leeuwe, Visser Schaap & Kreijger.

Conclusie AG: Onder het uitleenrecht valt ook het uitlenen van e-books door bibliotheken

HvJ EU - CJUE 16 jun 2016, IEFBE 1834; ECLI:EU:C:2016:459 (VOB tegen Stichting Leenrecht), https://ie-forum.be/artikelen/conclusie-ag-onder-het-uitleenrecht-valt-ook-het-uitlenen-van-e-books-door-bibliotheken

Conclusie AG 16 juni 2016, IEF ; IEFbe; C-174/15; ECLI:EU:C:2016:459 (VOB tegen Stichting Leenrecht)
Zie eerder IEF 14164 en IEF 14829. Auteursrecht en naburige rechten. Verhuur- en uitleenrecht voor beschermde werken. E-Books. Openbare bibliotheken. Conclusie AG:

1) Artikel 1, lid 1, van [richtlijn 2006/115/EG], gelezen in samenhang met artikel 2, lid 1, onder b), van die richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat onder het uitleenrecht in de zin van dit artikel mede wordt verstaan het voor beperkte tijd aan het publiek ter beschikking stellen van e‑books door bibliotheken. Lidstaten die de uitleenexceptie van artikel 6 van deze richtlijn willen invoeren voor de uitlening van e‑books dienen zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden van die uitlening geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van het werk en niet op ongerechtvaardigde wijze schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de auteurs.

IEFBE 1792

Prejudiciële vragen over machtsmisbruik Letse collectieve beheersorganisatie met hoge billijke vergoeding

HvJ EU - CJUE 29 apr 2016, IEFBE 1792; (Latvijas Autoru), https://ie-forum.be/artikelen/prejudici-le-vragen-over-machtsmisbruik-letse-collectieve-beheersorganisatie-met-hoge-billijke-vergo

Prejudiciële vragen HvJ EU 29 april 2016; IEF 15934 ; IEFbe 1792; zaak C-177/16 (Latvijas Autoru)
Mededingingsrecht (102 VWEU). Collectief beheer. Vragen over misbruik machtspositie Letse Buma/Stemra en uitleg begrip billijke vergoeding voor auteursrechten. Geen rekening houden met tarieven buurlanden. Berekening omzet voor boete. Verzoekster is de Letse BUMA/STEMRA. Zij krijgt een boete opgelegd wegens het volgens de Letse mededingingsautoriteit toepassen van onbillijk hoge vergoedingen (auteursrechten). De boete is berekend op basis van verzoeksters omzet, inclusief de als auteursvergoeding geïnde bedragen. Verzoekster kan als enige organisatie licenties verlenen voor openbare uitvoering van muziekwerken. Zij heeft al eerder (in 2008) een boete opgelegd gekregen wegens misbruik van haar machtspositie wegens de door haar gehanteerde buitensporig hoge tarieven. Ook toen werd de boete berekend op basis van haar omzet, maar exclusief de als auteursvergoeding geïnde bedragen. In 2011 heeft zij nieuwe tarieven vastgesteld, naar aanleiding waarvan verweerster in 2012 een procedure heeft ingeleid. Verweerster stelde onder meer vast dat in vergelijking met buurlanden verzoeksters tarieven aanzienlijk hoger waren en dit door verzoekster niet kon worden gerechtvaardigd. Verzoekster blijft het oneens met de door de rechter toegestane vergelijking met de buurstaten en wijst onder meer op arrest C-245/00 [IE-klassieker naburige rechten] (geen verplichting rekening te houden met tarieven van buurlanden).

IEFBE 1534

Exemption de la rémunération équitable pour les professions libérales

Cour de Cassation 11 septembre 2015, IEFbe 1534 (SIMIM en Playright contre État Belge)

Resumé par Michaël De Vroey, Baker McKenzie. En vertu de l'ancienne loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins, la rémunération équitable au profit des artistes-interprètes ou exécutants et des producteurs est déterminée par la commission pour la rémunération équitable (la « Commission Article 42 »). Les décisions de ladite commission sont rendues obligatoires à l'égard des tiers par arrêté royal.

Le 8 avril 2013 [ed. playright-news], la Commission Article 42 a décidé à la majorité des voix d’exempter les professions libérales du paiement de la rémunération équitable pour l’utilisation de musique dans les salles d’attente, ce à la suite de l’arrêt de la Cour de justice de l'Union européenne du 15 mars 2012 dans l'affaire Del Corso (C‑135/10). Les sociétés de gestion SIMIM et Playright qui avaient voté contre cette décision lors de la réunion de la Commission Article 42, ont alors demandé au président du tribunal de première instance de Bruxelles, siégeant en référé, de suspendre à titre provisoire les effets de la décision du 8 avril 2013 et d'interdire à l’État belge, en la personne de son ministre de l’Économie, de présenter à la signature du Roi un projet d’arrêté royal en vue de rendre ladite décision obligatoire à l’égard des tiers. Par une ordonnance du 30 mars 2013, le président a déclaré l'action recevable et partiellement fondée.

Aux termes d’un arrêt du 21 février 2014, la Cour d'appel de Bruxelles [ed. voir ici et Tribunal de première instance Bruxelles] a toutefois considéré qu’une telle demande en suspension des effets de la décision de la Commission Article 42 à l’égard de SIMIM et de Playright était non fondée à défaut d’urgence. La Cour s'est par ailleurs déclarée sans juridiction pour statuer sur la demande visant à empêcher l’adoption et la publication d’un arrêté royal donnant force obligatoire à la décision du 8 avril 2013 en raison du principe de la séparation des pouvoirs et de l’article 6 du Code judiciaire. Elle a par ailleurs souligné qu’une telle interdiction aurait des effets erga omnes dès lors qu’« en l’absence de cet arrêté royal, les titulaires de professions libérales ne pourront pas invoquer la décision de la commission du 8 avril 2013 pour échapper au payement de la rémunération équitable ; que la mesure sollicitée, si elle est accordée, affectera les droits et obligations de tous les titulaires de professions libérales qui sont redevables d’une rémunération équitable sous le régime de l’arrêté de 1999 et ne le seraient plus en vertu de la décision du 8 avril 2013; que cette décision aboutirait donc à modifier erga omnes le régime réglementaire applicable entre les sociétés de gestion des droits voisins, d’une part, et l’ensemble des professions libérales, d’autre part ». Ceci n’exclut toutefois pas que « certains titulaires de professions libérales ou autres débiteurs invoqueront peut-être la jurisprudence Del Corso pour ne pas payer, mais ceci n’est pas la conséquence de la décision de la commission ».

Par un arrêt du 11 septembre 2015, la Cour de Cassation a rejeté le pourvoi des sociétés de gestion SIMIM et Playright contre l'arrêt de la Cour d'appel de Bruxelles du 21 février 2014.

Sur le premier moyen, la Cour a considéré que la décision de la Commission Article 42 prise à la majorité des voix ne lie ni les sociétés de gestion ni les organisations représentant les débiteurs de la rémunération avant que cette décision n’ait été rendue obligatoire à l’égard des tiers par arrêté royal de sorte que ce moyen, reposant sur le soutènement contraire, manque en droit.

Sur le deuxième moyen, la Cour a estimé qu'en considérant que les cours et tribunaux de l’ordre judiciaire sont sans juridiction pour interdire au pouvoir exécutif d’adopter et de publier un arrêté royal à portée générale, la Cour d'appel a légalement justifié sa décision de se déclarer sans juridiction pour statuer.

Michaël De Vroey

IEFBE 1247

JC Production continue d'utiliser leur image et leurs enregistrement

Cour d'appel de Liège 16 septembre 2014, IEFbe 1247 (The Exclusive Strings - JC Production contre T.& L.)
Décision envoyée par Philippe Campolini, Simont Braun. Droit à l'image. Droits Voisins. Droit des marques. T & L ont fait partie du groupe musical 'The Exclusive Strings', un quatuor de jeunes musiciennes créé dans 2006 et produit par la SPRL JC Production. Le groupe donnait un son contemporain avec un mélange de musique classique et de pop. Malgré la fin de leur collaboration, T&L constatent que l'appelante continue d'utiliser leur image et leurs enregistrements (droits voisins) sur le site www.exclusivestrings.com. La premier juge condamne JC Productions à payer la somme de 7.500 euros, (...) et la somme de 39.520,95 euros. La Cour confirme le jugement entrepris. La marque complexe de JC Productions "The exclusive strings", ne lui confère aucun droit d'usage exclusive du terme "Strings". Quelques semaines après la fin de leurs relations, les intimées ont lancé un concept concurrent de quatuor féminin à corde appelé "Strings4ever".

II.1. (...) L'appelante soutient que quelques semaines après la fin de leurs relations, les intimées ont lancé un concept concurrent de quatuor féminin à corde appelé "Strings4ever", utilisant une dénomination presqu'identique, pour un activité identique. Se fondant sur le droit de la concurrence déloyale et le droit des marques, l'appelante soutient que les intimées ont porté atteinte à la marque figurative "The exclusive strings", qu'elle a déposée le 19.10.2006 (Benelux n*0810961)
(...)
La marque complexe "The exclusive strings", si elle a effectivement été déposée, ce que l'appelante ne démontre pas, ne lui confère aucun droit d'usage exclusive du terme "Strings", ni aucune protection contre l'usage de ce terme par les tiers, car une marque composée - qui en l'espèce est composée d'éléments qui appartiennent au domaine public - est seulement protégeable comme un tout et non pour chacun de ses élément pris séparément, ce seul élément "Strings" n'étant pas de nature à créer la confusion avec le produit ou le service de l'entreprise JC Production.
IEFBE 1259

La tarification illégale de Sabam des fournisseurs d'accès à internet

Tribunal de première instance francophone de Bruxelles 13 mars 2015, IEFbe 1259 (L'État belge contre la Sabam)
Décision envoyée par Benoit Van Asbroeck en Maud Cock, Bird & Bird. Nederlandse versie hier beneden. Droit d'auteur et droits voisins. TIC. L'État belge sollicite la condamnation de la Sabam à mettre fin à "la tarification illégale" des fournisseurs d'accès à internet. Le tribunal disons que le tarif dressé par la Sabam est, en ce qu'il concerne les fournisseurs d'accès à internet, contraire au prescrit de l'article XI.165 du Code de droit économique.

Rechtbank van eerste aanleg (fr.) Brussel 13 maart 2015, IEFbe 1259 (Belgische Staat tegen Sabam - Franstalig)
Auteursrecht. Naburige rechten. ICT. De Belgische Staat verzoekt om Sabam te bevelen te staken met heffen van illegale tarieven aan de internet service providers. De rechtbank zegt voor recht dat Sabam internet service providers, tegenstrijdig met hetgeen voorgeschreven in artikel XI. 165 WER, heffing heeft aangezegd.

Lees verder

IEFBE 1065

Prejudiciële vragen over thuiskopiestelsel gefinancieerd met staatsmiddelen

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 10 september 2014, IEF 14400, zaak C-470/14 (EGEDA) - dossier
Artikel 5 InfoSoc. Uitzonderingen en beperkingen. Het Tribunal Supremo, Spanje, stelt de volgende vragen (IPCuria.eu): 1. Is a scheme for fair compensation for private copying compatible with Article 5(2)(b) of Directive 2001/29/EC where the scheme, taking as a basis an estimate of the harm actually caused, is financed from state resources, and the cost of compensation is therefore not borne by the users of those private copies?

2. If yes, is the scheme compatible with that provision where the total amount allocated via state resources to fair compensation for private copying has to be set within budgetary limits established for each financial year?"

IEFBE 1013

Socialezekerheidsbijdragen ook over vergoeding uitvoerend kunstenaar prom orchestra

Hof van Cassatie 15 september 2014, IEFbe 1013 (Rijksdienst Soc. Zekerheid tegen Int. Prom Orchestra) - juridat
Naburige rechten. De vergoeding die de door een arbeidsovereenkomst verbonden uitvoerende kunstenaar ontvangt is een voordeel waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van zijn werkgever en maakt aldus deel uit van het loon op basis waarvan de socialezekerheidsbijdragen berekend worden. Bijzondere bepalingen dat deze vergoeding voor de overdracht van naburige rechten niet als loon kan worden aangemerkt, schenden wetsbepalingen 14 RSZ-Wet en 23 Algemene Beginselenwet Sociale Zekerheid.

2.    Uit de voormelde wetsbepalingen en hun onderlinge samenhang volgt dat de vergoeding die de door een arbeidsovereenkomst verbonden uitvoerende kunstenaar van zijn werkgever ontvangt, voor de overdracht van zijn vermogensrechten waartoe hij zich bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst had verbonden, een tegenprestatie is voor de overdracht van rechten met betrekking tot een in uitvoering van de arbeidsovereenkomst geleverde prestatie. Die vergoeding is bijgevolg, in de regel, een voordeel waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van zijn werkgever en maakt aldus deel uit van het loon op basis waarvan de socialezekerheidsbijdragen berekend worden.

3.    De appelrechters die, nadat zij hebben vastgesteld dat de dienstbetrekking van de uitvoerende kunstenaars de deelname aan de uitvoeringen van een musical als voorwerp had waarvan de opnames werden gecommercialiseerd, dat de afstand van naburige rechten was opgenomen in de bijlagen A - bijzondere bepa-lingen bij de arbeidsovereenkomst en dat de vergoeding van 400 euro per maand forfaitair werd betaald gedurende de effectieve tewerkstelling, oordelen dat de vergoeding voor de overdracht van naburige rechten aan de werkgever niet als loon kan worden aangemerkt, schenden de aangevoerde wetsbepalingen.
Het middel is gegrond.

Andere blogs:
Mondaq - Van Bael & Bellis
Lexalert