DOSSIERS
Alle dossiers

Handelsnaamrecht - Nom commerciaux  

IEFBE 2209

Holy Cow Everest maakt inbreuk op woord- en beeldmerk New Holy Cow

Rechtbanken van Koophandel - Tribunaux de commerce 21 nov 2014, IEFBE 2209; (Jamuna tegen Muktinath), https://ie-forum.be/artikelen/holy-cow-everest-maakt-inbreuk-op-woord-en-beeldmerk-new-holy-cow

Rechtbank van Koophandel Brussel 21 november 2014, IEF 16873; IEFbe 2209 (Jamuna tegen Muktinath) Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Eiseres is houdster van het beeldmerk "New Holy Cow" bestaande uit voormelde woorden en een logo waarop een koe met een aureool wordt uitgebeeld. Dit is tevens de handelsnaam van het Indische restaurant van eiseres. Verweerster heeft een Indisch restaurant met als handelsnaam "Holy Cow Everest", niet ver van eiseres vandaan. Zij heeft tevens een uithangbord van een koe met een aureool. De rechter besluit dat het woord/beeldteken van verweerster overeenstemt met het merk van eiseres en dat mede door gebruik voor identieke diensten, het relevante publiek kan menen dat waren van dezelfde onderneming afkomstig zijn. Dit verwarringsgevaar geldt tevens voor de handelsnaam.

Leestip: r.o. 38, 40 t/m 42, 50 en 59.

IEFBE 2052

Uitspraak ingezonden door Benjamin Niemeijer, La Gro Advocaten.

SIM verwijst naar sim-only en heeft niks met SIMPEL te maken

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 5 jan 2017, IEFBE 2052; ECLI:NL:RBAMS:2017:69 (Simpel.nl tegen Sim.nl), https://ie-forum.be/artikelen/sim-verwijst-naar-sim-only-en-heeft-niks-met-simpel-te-maken

Vzr. Rechtbank Amsterdam 5 januari 2017, IEF 16496; IEFbe 2052; ECLI:NL:RBAMS:2017:69 (Simpel.nl tegen Websend) Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Simpel.nl is houdster van domeinnaam en Benelux woord-beeldmerk voor (mobiele) telefonie- en internetabonnementen. Via Sim.nl kunnen consumenten telefoonabonnementen vergelijken en direct bestellen. Van inbreuk op handelsnaamrecht is sprake als de jongere handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt van de oudere. Sim.nl wijkt niet alleen af vanwege het verschil in lettergrepen, maar ook vanwege verschil in betekenis. SIM (Subscriber Identity Module) verwijst naar sim-only en heeft niks te maken met 'eenvoudig' of 'gemakkelijk', zoals 'SIMPEL'. Omdat algemene benamingen niet gemonopoliseerd moeten kunnen worden, is de bescherming van een handelsnaam met een beschrijvend karakter beperkt van aard. Dat Simpel.nl veel reclame maakt, maakt dat niet anders. Voor 2.20 lid 1 onder b BVIE is verwarringsgevaard noodzakelijk. Gebruik van het woord 'sim' is onvoldoende voor inbreuk. Voorzieningen afgewezen.

IEFBE 2042

Uitspraak mede ingezonden door Mark Tsoutsanis, Cees Advocaten.

Geen provisioneel verbod of rectificatie vanwege oudere handelsnaam VAN RUYSDAEL uit faillissement

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 21 dec 2016, IEFBE 2042; ECLI:NL:RBDHA:2016:15823 (NBG Monuglass tegen Miro M), https://ie-forum.be/artikelen/geen-provisioneel-verbod-of-rectificatie-vanwege-oudere-handelsnaam-van-ruysdael-uit-faillissement

Rechtbank Den Haag 21 december 2016, IEF 16475; ECLI:NL:RBDHA:2016:15823 (NBG Monuglass tegen Miro M) Incident. In de hoofdzaak vordert NBG Monuglass een verbod op de merk- en handelsnaaminbreuk op 'Van Ruysdael'. Bij wege van provisionele voorziening vordert ze een gebruiksverbod, dat Miro haar relaties een rectificatie stuurt en een rectificatie in vakbladen. Miro heeft de activa van VRI overgenomen. Op grond van artikel 2.23 lid 2 BVIE kan NBG Monuglass zich dus niet verzetten tegen het gebruik van de oudere handelsnaam door Miro. De vordering wordt afgewezen. Tegen de .fr-domeinnaam kan NBG zich niet verzetten op basis van het Benelux-merkenrecht, vanwege de territoriale beperking. De zaak komt op de rol voor conclusie van antwoord.

IEFBE 1985

Vorderingen in hoger beroep over woordmerk ‘VERSO’ zijn ongegrond

Hoven van Beroep - Cours d'Appel 11 apr 2016, IEFBE 1985; (BVBA Totex tegen NV Verso), https://ie-forum.be/artikelen/vorderingen-in-hoger-beroep-over-woordmerk-verso-zijn-ongegrond

Hof van Beroep Antwerpen 11 april 2016, IEFBE 1985 (BVBA Totex tegen NV Verso) Woordmerk. Handelsnaam. Vervallenverklaring. Eiser is houder van het Benelux woordmerk VERSO in de klassen 18 en 25 en stelt dat hij het teken tevens als handelsnaam gebruikt. Eiser vordert in 2010 bij de rechtbank (IEFBE 674) een verbod van elk gebruik van zijn merk en domeinnaam www.verso.be. Het woordmerk wordt volgens eiser ter beschikking gesteld aan "zijn" vennootschap TOTEX BVBA. De rechtbank oordeelt dat het TOTEX is die de handelsnaam Verso voert en niet eiser. De bescherming komt dan ook toe aan TOTEX. Eiser kan niet worden beschouwd als handelaar, ondanks de licentieverlening van het merk aan TOTEX. Verder is niet bewezen dat NV VERSO het teken "VERSO" anders dan als handelsnaam zou gebruiken, van merkenrechtelijke inbreuk is dan ook geen sprake. De rechtbank oordeelde dat geen normaal gebruik van het merk is gemaakt en verklaart het merk vervallen. In hoger beroep beweert Totex o.a. dat haar belangen zijn benadeeld door het arrest gewezen op 7 oktober 2013 [IEFbe 757]. Zij zegt het Beneluxwoordmerk VERSO te exploiteren en te gebruiken ter onderscheiding van zowel haar handelswaren als haar handelsnamen. Het Hof van Beroep stelt dat de vordering ongegrond is; het merk blijft vervallenverklaard.

IEFBE 1972

Geen merkinbreuken, noch inbreuken tegen de eerlijke marktpraktijken bij ‘Yellow Cabs’

Antwerpen(afd. Antwerpen) - Anvers(div. Anvers) 12 mei 2016, IEFBE 1972; (VHS Business Transportation tegen Gele Taxi), https://ie-forum.be/artikelen/geen-merkinbreuken-noch-inbreuken-tegen-de-eerlijke-marktpraktijken-bij-yellow-cabs

Rechtbank van Koophandel Antwerpen 12 mei 2016, IEFBE 1972 (VHS Business Transportation tegen Gele Taxi) Oneerlijke marktpraktijken. Merkinbreuk. Business Transportation is een taxibedrijf en voerde vanuit de VS drie Fords in, de wagens die in New York als taxi’s worden gebruikt. Gele Taxi begon ook met het gebruik van gele voertuigen. Partijen zijn het oneens over de merkenrechtelijke implicaties van hun wederzijdse handelingen en verwijten elkaar oneerlijke marktpraktijken. Business Transportation stelt dat Gele Taxi een inbreuk maakt op het intellectuele eigendom. Zij vordert dat Gele Taxi wordt veroordeeld om het verval kenbaar te maken aan het Benelux Merkenbureau. Zij vordert verder dat Gele Taxi een inbreuk maakt op het Wetboek Economisch Recht, door misleidende reclame te hebben gevoerd en door afbrekende gegevens te hebben geuit. Gele Taxi formuleert een tegenvordering opdat Business Transportation zou worden veroordeeld tot staking van het misleidend en verwarring stichtend gebruik van de term ‘gele taxi’ en van de oneerlijke en agressieve marktpraktijken, dit onder verbeurte van een dwangsom. De rechtbank verklaart dat er geen sprake is van merkinbreuken, noch inbreuken tegen de eerlijke marktpraktijken.

IEFBE 1961

Geen bescherming voor het gebruik van “La Toiture”: woord is zuiver beschrijvend en gangbaar in Franse taal

Brussel - Bruxelles 22 mrt 2016, IEFBE 1961; 2016/2679 (Toiture tegen Derbigum), https://ie-forum.be/artikelen/geen-bescherming-voor-het-gebruik-van-la-toiture-woord-is-zuiver-beschrijvend-en-gangbaar-in-franse

Hof van Beroep Brussel 22 maart 2016, IEFBE 1961; 2016/2679 (Toiture tegen Derbigum) Handelsnaam. Merkrecht. Domein. Marktpraktijken. Het logo/beeldmerk en de handelsnaam ‘La Toiture’ werden gebruikt na inschrijving in het merkenregister. Het bedrijf ging failliet en er werd een overeenkomst gesloten tussen de curator en Derbigum Services NV, krachtens welke de gefailleerde vennootschap werd overgedragen aan Derbigum Services NV. In de overeenkomst werd bepaald dat deel uitmaken van het handelsfonds en onder andere de logo’s werden overgedragen, welliswaar met de verplichting om daarin de ondersheidende vermelding zoals ‘nieuw’ of elk ander onderscheidend teken op te nemen zoals “La Toiture”, zonder vermelding naar de heer X. Derbigum vraagt La Toiture ieder gebruik van het teken “La Toiture” onmiddellijk te stoppen. Echter, het hof stelt vast dat er geen rechten ontleend kunnen worden aan de handelsnaam “La Toiture”, omdat dit woord zuiver beschrijvend is en het een woord betreft uit de gangbare Franse taal. Ook de registratie van de domeinnamen die door La Toiture BVBA gebruikt werden, was niet wederrechtelijk.

IEFBE 1852

Uitspraak ingezonden door Jan Jacobi, Blenheim.

Handelsnaam SUNSATIONAL TANNING voldoende onderscheidend van SUNSATION

1 jun 2016, IEFBE 1852; (Bosten & Baylord tegen Gestel), https://ie-forum.be/artikelen/handelsnaam-sunsational-tanning-voldoende-onderscheidend-van-sunsation

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 1 juni 2016, IEF 16077 (Bosten & Baylord tegen Gestel)
Handelsnaamrecht. Merkenrecht. B&B vorderen verklaring voor recht van inbreuk op de merkenrecht SUNSATION door gebruik van te maken van het teken/handelsnaam SUNSATIONAL TANNING. De laatste heeft de naam ondertussen al gestaakt. De geringe afwijking door toevoeging van de letters 'al' en 'Tanning', ondanks dat deze op zichzelf ook beschrijvend zijn, waren deze toereikend om voldoende te onderscheiden. Voormalig gebruik van de handelsnaam is niet in strijd met art. 5 Hnw noch 2.20 lid 1 BVIE. 
 

IEFBE 1760

Belgische Media Donuts toonde nog geen concreet geval van verwarring aan in Nederland

Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 31 mrt 2016, IEFBE 1760; ECLI:NL:RBAMS:2016:1834 (Media Donuts tegen Donut Media), https://ie-forum.be/artikelen/belgische-media-donuts-toonde-nog-geen-concreet-geval-van-verwarring-aan-in-nederland

Vzr. Rechtbank Amsterdam 31 maart 2016, IEF 15854; IEFbe 1760; ECLI:NL:RBAMS:2016:1834 (Media Donuts tegen Donut Media)
Handelsnaamrecht. Eiseres voert sinds 2010 de handelsnaam Media Donuts en is actief als aanbieder van online advertentieruimte en marketingdiensten. Gedaagde produceert en verkoopt sinds 2015 branded content en mediareclamediensten. De activiteiten overlappen elkaar gedeeltelijk en het woord 'Donut' zou gebruikelijk zijn in de branches. Weliswaar wordt bij een IE-inbreuk snel spoedeisend belang aangenomen, maar eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich in Nederland reeds concrete gevallen van verwarring waren. Het kort geding wordt afgewezen. De bodemprocedure dient om te onderzoeken of Media Donuts, die is gevestigd te België, in Nederland handelsnaamrechtelijk beschermenswaardige bekendheid geniet.

IEFBE 1547

Onderscheidend door onnatuurlijke plaatsing van uitroepteken !SOLID

Voorz. Rechtbank van Koophandel Brussel 28 juli 2015, IEFbe 1547 (CNS GROUP / LIDL)
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. CNS GROUP, een textielbedrijf in Scandinavië, produceert en verdeelt kledij over vier merken waaronder !SOLID. Zij is houdster van het Gemeenschaps- en Benelux-gecombineerde woord-beeldmerk "!Solid". LIDL is uitbater van discountvoedingswinkels en opent 4 outlet winkels in België onder de Beneluxmerknaam SOL!D OUTLET STORE. Het teken !SOLID komt voor merkbescherming in aanmerking omdat het in het normale taalgebruik voor de consument niet meteen de betekenis van enig kenmerk van waren of diensten heeft. Het teken krijgt door een toevoeging van een uitroepteken vooraan net meer onderscheidend vermogen door de "onnatuurlijke" plaatsing ervan. Geen nietigverklaring, het merk wordt normaal gebruikt. Het merk en teken verschillen visueel in details die de consument niet zal onthouden. De toevoeging Outlet Store is te verwaarlozen en er is kans op verwarring. LIDL pleegt met SOL!D inbreuk op !SOLID.

36. LIDL brengt geen enkel voorbeeld naar voor dat handelt over een uitroepteken vooraan. Naar het oordeel van de stakingsrechter krijgt het teken door een toevoeging van een uitroepteken vooraan net meer onderscheidend vermogen door de "onnatuurlijke" plaatsing ervan.

37. De stakingsrechter kan zich dan ook niet vinden in de beslissing van het Bundespatentgericht die de aanvraag van het merk "!Solid" weigerde en stelde dat het uiroepteken geen onderscheidend karakter verleende aan het merkteken. (...)

43. Uit het voorgaande blijkt dat er geen aanleiding bestaat om het merk van eisende partij nietig te verklaren. (...)

59. CNS Group bewijst derhalve dat zij het merk "!Solid" in het Benelux-gebied gebruikt overeenkomstig de wezenlijke functie van het merk, namelijk het waarborgen van de identiteit van de oorsprong van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, teneinde voor die waren of diensten afzet te vinden of te behouden. Er kan niet ernstig worden beweerd dat CNS Group haar merk op de Benelux markt louter symbolisch gebruikt met het enkele doel, de aan haar merk verbonden rechten te behouden.

60. De tegenvordering van LIDL tot vervallenverklaring van het Beneluxmerk is derhalve ongegrond.

95. Uit het feit dat !Solid en Sol!d een dermate zelfstandige plaats innemen zowel in het merk van eisende partij als in het teken van verwerende partij kan afgeleid worden dat er in casu sprake is van visuele overeenstemming. Deze wordt naar het oordeel van de stakingsrechter nog versterkt doort he feit dat de consument het teken verwerende partij doorgaans vluchtig en van een grotere afstand zal waarnemen. (...) De woorden domineren in beide tekens en kunnen bij het relevante publiek tot verwarring aanleiding geven. (...)

96. Dat het teken van verwerende partij een onderschrift "OUTLET STORE" bevat doet hier geen afbreuk aan. (...)

98. Het vergeleken merk en teken verschillen visueel in details die de consument niet zal onthouden. Detais en dus ook detailverschillen ontsnappen aan de aandacht van de gemiddelde consument. Merk en teken zijn derhalve visueel in grote mate overeenstemmend.

101. Er is derhalve in casu wel sprake van begripsmatige overeenstemming.

104. Op auditief vlak zijn merk en teken dus eveneens in grote overeenstemmend.

118. Aan de merken van eisende partij, die een zeker onderscheidend vermogen hebben verworven, zonder echter op bekendheid te kunnen beogen, komt derhalve een grotere beschermingsomvang toe.

120. De stakingsrechter besluit met betrekking tot het verwarringsgevaar dat (...) het merk en het teken in grote mate met elkaar overeenstemmen en het merk van eisende partij een zeker onderscheidend vermogen heeft, het relevante publiek zoals door stakingsrechter bepaald kan menen dat de waren en diensten van eisende partij en de waren en diensten van verwerende partij van dezelfde onderneming of van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn.

122. De kans op verwarring volstaat als bewijs van het verwarringsgevaar. Eisende partij moet geen effectieve verwarring bewijzen.
IEFBE 1500

Vraag aan HvJ EU of een informatieverzoek over herkomst en distributiekanalen van goederen moet worden beschouwd als ingediend tijdens een IE-procedure

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 24 juni 2015, IEFbe 1500, zaak C-427/15 (New Wave CZ tegen Alltoys spol)
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Verzoekster is een procedure gestart tegen verweerster Alltoys om alle informatie te krijgen over de herkomst en distributiekanalen van schooltassen/rugzakken van het merk Megababe die verweerster heeft opgeslagen of op de markt gebracht. Verzoekster stelt dat verweerster inbreuk maakt op haar industriële eigendomsrechten. Zowel in eerste aanleg als in beroep (26-04-2011) wordt haar verzoek om informatie te verkrijgen afgewezen. Verweerster krijgt wel het bevel tot staken van haar handelwijze. In hoger beroep wijzigt de rechter de uitspraak en moet verweerster de gevraagde informatie alsnog aan verzoekster verstrekken. De rechter oordeelt dat verweerster op een eerder verzoek van verzoekster (in 2009) onvolledige informatie heeft verstrekt en dat dit tegen de doelstelling van (artikel 8, lid 1, van) richtlijn 2004/48 indruist. Verweerster gaat daarop in cassatie. Zij stelt dat het Hof van Beroep onvoldoende is ingegaan op de vraag of de gevraagde verstrekking van informatie evenredig is in verhouding tot de ernst van de inbreuk. Zij voegt in juli 2012 aan haar betoog toe dat zij bij het Sloveense bedrijf Live originele, bij dat bedrijf geproduceerde goederen heeft gekocht die door een handelsmerk beschermd zijn. Zij meent dat de merkrechten daarmee uitgeput zijn. Verzoekster heeft nooit zelf Megababeproducten vervaardigd. Verweerster meent dat verzoekster parallelle invoer niet kan blokkeren omdat invoer door verweerster steeds met toestemming van producent Live plaatsvond.

De verwijzende Tsjechische rechter (Hooggerechtshof) constateert dat er verschil is tussen de bewoordingen van de Tsjechische IE-wet en richtlijn 2004/48. De Tsjechische wet biedt de mogelijkheid om informatie te vorderen ‘in een gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een recht’, en de Richtlijn legt aan de EULS de verplichting op om ervoor te zorgen dat om informatie kan worden verzocht ‘tijdens een gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een intellectuele eigendomsrecht’. De verwijzende rechter ziet het recht op informatie als secundair recht dat (pas) ontstaat bij een inbreuk, zodat de gerechtelijke procedure betreffende informatieverstrekking zelf geen procedure wegens inbreuk op een recht kan zijn. Zijn twijfel blijft echter bestaan voor wat betreft uitleg van de gehele zin in de richtlijn ‘tijdens een gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht’. Hij besluit het HvJ EU de volgende prejudiciële vraag voor te leggen:

“Moet artikel 8, lid 1, van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele- eigendomsrechten aldus worden uitgelegd dat, indien de verzoekende partij na de definitieve beëindiging van een gerechtelijke procedure waarin is geoordeeld dat inbreuk is gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht, in een afzonderlijke gerechtelijke procedure verzoekt om informatie over de herkomst en de distributiekanalen van de goederen of diensten waarmee op dat intellectuele eigendomsrecht inbreuk wordt gemaakt (bijvoorbeeld om de schade nauwkeurig te kunnen begroten en vervolgens schadevergoeding te kunnen vorderen), dit verzoek moet worden beschouwd als ingediend tijdens een gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht?”