Gepubliceerd op dinsdag 12 april 2016
IEFBE 1760
Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise ||
31 mrt 2016
Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 31 mrt 2016, IEFBE 1760; ECLI:NL:RBAMS:2016:1834 (Media Donuts tegen Donut Media), https://ie-forum.be/artikelen/belgische-media-donuts-toonde-nog-geen-concreet-geval-van-verwarring-aan-in-nederland

Belgische Media Donuts toonde nog geen concreet geval van verwarring aan in Nederland

Vzr. Rechtbank Amsterdam 31 maart 2016, IEF 15854; IEFbe 1760; ECLI:NL:RBAMS:2016:1834 (Media Donuts tegen Donut Media)
Handelsnaamrecht. Eiseres voert sinds 2010 de handelsnaam Media Donuts en is actief als aanbieder van online advertentieruimte en marketingdiensten. Gedaagde produceert en verkoopt sinds 2015 branded content en mediareclamediensten. De activiteiten overlappen elkaar gedeeltelijk en het woord 'Donut' zou gebruikelijk zijn in de branches. Weliswaar wordt bij een IE-inbreuk snel spoedeisend belang aangenomen, maar eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich in Nederland reeds concrete gevallen van verwarring waren. Het kort geding wordt afgewezen. De bodemprocedure dient om te onderzoeken of Media Donuts, die is gevestigd te België, in Nederland handelsnaamrechtelijk beschermenswaardige bekendheid geniet.

4.4. Dat de handelsnamen van partijen grote gelijkenis vertonen is echter onvoldoende om de vorderingen te kunnen toewijzen. Bij de beoordeling van het verwarringsgevaar dient immers ook de aard van de ondernemingen en de plaats waar zij zijn gevestigd te worden betrokken. Wat betreft de aard van de ondernemingen overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Weliswaar zijn de activiteiten van eiseres en gedaagde niet geheel identiek, maar die activiteiten grenzen aan elkaar en overlappen elkaar mogelijk gedeeltelijk. Eiseres stelt actief te zijn op het gebied van online reclame en ontwikkelt het merk, de marktpositie en de marktbenadering van de klant en zijn product, terwijl gedaagde stelt branded content (dit is een videoproductie met als doel reclame te maken voor een bepaalde onderneming of product) te produceren en te verkopen, welke branded content – naar de voorzieningenrechter heeft begrepen – met name online aan het publiek wordt aangeboden. Om een vordering tot staking van een handelsnaaminbreuk te kunnen toewijzen is niet vereist dat de activiteiten van de ondernemingen identiek zijn. In dit geval kan niet worden uitgesloten dat de bodemrechter zal oordelen dat de activiteiten zodanig verwant zijn dat hierdoor verwarringsgevaar als bedoeld in de Handelsnaamwet kan ontstaan.

4.5. Wat betreft de plaats van vestiging (ofwel het gebied waar eiseres en gedaagde actief zijn) overweegt de voorzieningenrechter dat in dit kort geding niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat eiseres net als gedaagde in Nederland actief is. Eiseres heeft hiervoor weliswaar een begin van bewijs geleverd in de vorm van de summiere verklaring van haar accountant, maar dit neemt niet weg dat gedaagde uitdrukkelijk heeft bestreden dat eiseres in Nederland beschermenswaardige bekendheid geniet. Voor de vraag of dat al dan niet het geval is, zijn partijen aangewezen op de bodemprocedure, waarin anders dan in kort geding, ruimte is voor een nader onderzoek naar de feiten. Deze conclusie wordt mede ingegeven door een afweging van de over en weer betrokken belangen. Weliswaar wordt bij een inbreuk op IE-rechten snel aangenomen dat de eisende partij in kort geding een spoedeisend belang heeft, maar daar staat in dit geval tegenover dat eiseres (nog) niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich in Nederland reeds concrete gevallen van verwarring hebben voorgedaan. Derhalve valt niet in te zien dat eiseres de uitkomst van de bodemprocedure, die reeds aanhangig is, niet kan afwachten. Gedaagde heeft in dit verband terecht aangevoerd dat toewijzing van de vorderingen in kort geding voor haar zeer verstrekkende en mogelijk onomkeerbare gevolgen heeft. Gedaagde heeft er dan ook een gerechtvaardigd belang bij haar zaak in de bodemprocedure te kunnen bepleiten.