Uitspraak ingezonden door Bas Evers, Groot & Evers.
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU: Doet verhuurder van auto met radio-ontvanger een mededeling?
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 15 november 2018, IEF 18245; IEFbe 2822; IT 2714; C-753/18 (Stim et SAMI) Via MinBuza: T 5909-17 – Fleetmanager Sweden AB verhuurt auto’s aan bedrijven als Sixt die ze vervolgens voor de kortetermijnverhuur gebruiken. Deze auto’s zijn uitgerust met een radio. Auteursrechtenvereniging Stim heeft een vordering ingesteld van 369.450,- SEK tegen Fleetmanager omdat door de kortetermijnverhuur andere exploitanten zonder toestemming van Stim muziek ter beschikking van het publiek (kunnen) stellen door de radio in de auto. Stim betoogde dat het ter beschikking stellen een inbreuk vormde op de rechten van auteurs of hun rechtsopvolgers overeenkomstig §2, leden 1 en 3, van de Wet op het auteursrecht. Fleetmanager betoogt o.a. dat een huurder van een huurauto niet kan worden gezien als “algemeen publiek”.
T 891-18 – Nordisk Biluthyrning AB verhuurt voertuigen, o.a. voor de korte termijn. De voertuigen zijn standaard met een radio uitgerust.
SAMI is een auteursrechtenorganisatie. De twee partijen hadden een overeenkomst tussen 2011 en 2014. Nordisk Biluthyring beargumenteerde dat de rechter voor recht moet verklaren dat Nodrisk Biluthyring in 2015 en 2016 geen vergoeding moet betalen aan SAMI omdat o.a. de radio in een auto een integrerend deel van de uitrusting van die auto vormt en daarom geen bewuste handeling uit kan voeren, maar alleen de fysieke faciliteiten voor mededeling beschikbaar kan stellen. De rechter heeft geoordeeld dat de Wet op het auteursrecht richtlijnconform moet worden uitgelegd en dat dit overeenkomt met een “mededeling aan het publiek”. Verder verklaarde de rechter dat Nordisk Biluthyrning, door radio-ontvangers in huurauto’s beschikbaar te stellen, het voor de huurders mogelijk maakte fonogrammen te beluisteren, en dat er dus sprake was van een “mededeling”.
Uitspraak ingezonden door Nele Somers van Artes Advocaten.
Is handdoekvouw-machine een werk in de zin van het auteursrecht?
Ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen 14 februari 2019, IEFbe 2825; 2019/2604 (Olma BV tegen Texfinity NV). Auteursrecht. Eerste aanleg. Texfinity NV (hierna: Texfinity) is producent en distributeur van nieuwe en gebruikte professionele wasserijmachines. De vennootschap Olma BV (hierna: Olma) is eveneens een producent van wasserijmachines en tevens een doorstart van een gelijknamige, failliete, onderneming. Olma claimt in voorliggend geschil dat Texfinity een inbreuk maakt op de auteursrechten die zij stelt te hebben op een handdoekvouw-machine. Olma stelt deze rechten te hebben overgenomen van het failliete Olma, waarvan zij alle activa heeft overgenomen. Texfinity beweert dat zij bij het faillissement een overeenkomst heeft gesloten in de vorm van een addendum waarin het gebruik van deze machine haar werd verzekerd.
Maar eerst wil de Rechtbank ingaan op de vraag of hier wel van een werk in de zin van het auteursrecht gesproken kan worden. Ook al erkent de Rechtbank de mogelijkheid dat zuivere machines auteursrechtelijke bescherming genieten, oordeelt zij dat er in dit geval geen sprake is van een werk door gebrek aan creatieve keuzes. Dit mede omdat de uitdrukking van verschillende onderdelen door hun technische functie is bepaald. De Rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat de vorderingen van Olma afgewezen dienen te worden.
Joint statement over directive copyright in de Digital Single Market
Statement of the Netherlands, Luxembourg, Poland, Italy and Finland to point 39 of the CRP I agenda of 20 February 2019 regarding the DIRECTIVE (...) copyright in the Digital Single Market, 20 februari 2019. The end-result on copyright is a step back for the digital single market. It fails to strike a balance between protecting right holders and the interests of individual citizens. This is why the Netherlands, Luxembourg, Poland, Italy and Finland don’t support the final package. En de opwinding op Twitter #article13.
Disco 54 is geen soortnaam
Hof van Beroep Antwerpen, 24 december 2018, IEF 18241, IEFbe 2819; 2018/AR/336 (Star Group tegen Cargo). Merkenrecht. Hoger beroep. Bij overeenkomst worden aan Star Group drie woordmerken overgedragen, te weten "Studio 54", "Disco 54" en "54". Deze merken gebruikt Star Group voor het organiseren van feesten in Antwerpen. Echter heeft Star Group moeten constateren dat Cargo ook gebruik maakt van deze merken bij het organiseren van haar feesten. Star Group vordert derhalve dat Cargo gebruik van het merk moet staken. Cargo stelt op haar beurt dat de merken te zeer gebruikelijk zijn voor het organiseren van disco feesten, en dat het merk dus nietig is. Het hof oordeelt echter dat er wel degelijk sprake is van onderscheidend vermogen, nu het relevante publiek bekend is met de betekenis, maar Studio 54 zeker niet tot synoniem voor (bepaalde) feesten is verworden. Er kan dus ook geen sprake zijn van verval van inschrijving van het merkrecht nu daarvoor vereist is dat er sprake is van verwatering, en dat deze verwatering door toedoen van de merkhouder tot stand is gekomen. Tot slot stelt Cargo nog dat dat de vordering van Star Group niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard bij gebrek aan rechtmatig belang. Dit omdat Star group gebruik van het merk enkel zou willen verbieden omdat de feesten van Cargo voor homo’s en dragqeens worden georganiseerd. Dit is echter nergens uit gebleken, en dus kan het hof niet anders dan het hoger beroep ongegrond verklaren.
Studienamiddag met debat: Evoluties in de recente Belgische octrooirechtspraak 2014-2018
Op 12 maart 2019 wordt een studienamiddag met paneldebat georganiseerd over de ‘Evoluties in de Belgische octrooirechtspraak in de periode 2014-2018’.
Deze studienamiddag wordt georganiseerd door Larcier en volgt na het gelijknamig artikel eind vorig jaar in het Tijdschrift voor Belgisch Handelsrecht uitgegeven door Larcier.
Sprekers en panelleden op deze namiddag zullen zijn:
- Christophe Ronse, Philippe de Jong en Kirian Claeyé van ALTIUS;
- Johan Brants van Brantsandpatents;
- Kristof Roox van Crowell & Moring;
- Eric de Gryse van Simont Braun; en
- Rechter Burm-Herregodts van de Nederlandstalige rechtbank van koophandel te Brussel.
Klik hier voor meer informatie.
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU: Verricht YouTube een mededeling?
Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 13 september 2018, IEF 18242; IEFbe 2820; IT 2713; C-682/18; C-683/18 (YouTube e.a.) Via MinBuza: C-682/18 – Verzoeker is een muziekproducent en was mede-eigenaar van muziekuitgeverij “Petersongs Musikverlag KG”. Hij stelt ook eigenaar te zijn van “Nemo Studios”. Nemo Studio heeft met artieste ME een wereldwijd geldende exclusieve artiestenovereenkomst gesloten voor het gebruik van geluids- en video-opnamen. De artieste ME heeft een album uitgebracht en heeft opgetreden. Op YouTube zijn beelden en afbeeldingen van het optreden van de artieste ME verschenen. Verzoeker heeft toen Google verzocht om die beelden offline te halen. Later zijn op YouTube weer geluidsopnamen van uitvoeringen van de artieste op te vragen, die waren samengevoegd met stilstaande en bewegende beelden. Verzoeker eist van de eerste en de derde verweerster staking, verstrekking van inlichtingen en vaststelling van hun verplichting tot schadevergoeding. Deze eisen baseert hij op zijn eigen rechten als producent van de geluidsdrager „A Winter Symphony”, alsmede op eigen en van de artieste afgeleide rechten.
Artikel ingezonden door Terry Häcker.
De blinde vlek in het Heksenkaas vs Witte Wievenkaas arrest
HvJEU is blind voor discriminatieonderzoek
Er is al veel geschreven over het “Heksenkaas”-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie ("HvJEU") van 13 november 2018 (Levola Hengelo BV tegen Smilde Foods BV).
Behalve tot veel woordgrappen – zie bijvoorbeeld boek9 (Over smaak valt niet te twisten, maar over clichés wel, B915578) – leidde dit arrest van het HvJEU tot nogal wat meer serieuze beschouwingen vanuit juridisch oogpunt. Zoals bijvoorbeeld de commentaren die te lezen waren op IE-Forum van Michaël De Vroey (BakerMcKenzie, Antwerpen, IEF 18106), Brigitte Spiegeler en Ernst van Knobelsdorff (Heffels Spiegeler Advocaten, Den Haag, IEF 18131), en Léon Dijkman (European University Institute, IEF 18121).
Mijn bijdrage aan de discussie over dit arrest gaat over de vraag of de smaak van een voedingsmiddel op enige verantwoorde manier valt te onderscheiden van een ander soortgelijk voedingsmiddel. Deze ‘hamvraag’ wordt door het HvJEU ontkennend beantwoord. Maar is dat wel terecht?
De kern van het arrest is, zoals bekend mag worden verondersteld, de stelling dat de smaak van een product niet op basis van een copyright kan worden beschermd, “omdat het niet mogelijk is de smaak van een voedingsmiddel nauwkeurig en objectief te identificeren, waardoor die smaak kan worden onderscheiden van de smaak van andere producten van dezelfde aard.”.
Is de consequentie van het arrest louter dat er geen bescherming op basis van een copyright kan ontstaan, of zou er wellicht toch sprake kunnen zijn van het ongeoorloofd kopiëren van een intellectuele schepping (een specifieke receptuur met een door het relevante publiek te herkennen en te onderscheiden smaakbeleving) van de samensteller van het voedingsmiddel?
Lees hier verder.
A tribute to Florent Gevers, in memoriam a travers le temps - Thursday, March 21, 2019
On Thursday, March 21 2019 a tribute to Florent Gevers, in memoriam a travers le temps, will be held.
The meeting is organised by LES Benelux, BMM and AIPPI Belgium.
The meeting will be held in The Hotel, Boulevard de Waterloo 38, B-1000 Brussels, Belgium. Start of the meeting is 09.00 and the end is estimated at 17.00.
The following speakers have been confirmed:
- Sir Robin Jacob, London, United Kingdom
“The intersection between designs and trademarks with respect to shapes” - Sir David Tatham, London, United Kingdom
“Domain Name Disputes” - Prof.Dr. Alexander von Mühlendahl, Bardehle, Pagenberg, Munich, Germany
“IP infringement: international jurisdiction in the EU” or “Overview of CJEU case-law” - Mr. Fernand de Visscher, Simont Braun, Brussels, Belgium
“Design law: the consequences and question marks following the Groupe Nivelles judgment of CJEU” - Mr. Ivan Verougstraete, Former president Court of cassation Belgium and Benelux Court, Brussels, Belgium
“Jurisdictional evolution: new competences for the Benelux Court of Justice” - Mr. Philippe Péters, NautaDutilh, Brussels, Belgium (to be confirmed)
“Lookalikes from the position of trade mark owners” - Mr. Luis-Alfonso Durán
”Administrative procedures for revocation and declaration of invalidity of trade marks in the EU and non-use defence in opposition procedures,(articles 44 & 45 of EU Directive 2015/2436). Was it a wise and reflected decision? Risks involved for trade mark owners"
Further details of the program will follow soon.
Artikel ingezonden door Bas Kist, Chiever.
Erven Salvador Dalí willen maskers uit La casa de papel verbieden
De Volkskrant 29 januari 2019, Bas Kist.
De maskers uit de Netflix-serie La casa de papel vliegen wereldwijd de toonbanken over. Tot ergernis van Spaanse kunstenaar Salvador Dali’s erfgenamen. Zij willen de maskers verbieden.
De Gala-Salvador Dalí Foundation, de organisatie die de nalatenschap van de kunstenaar Salvador Dalí beheert, is de strijd aangegaan met de makers van de populaire Netflix-serie La casa de papel. Volgens de Dalí Foundation maakt de serie inbreuk op de portretrechten van de in 1989 overleden Spaanse kunstenaar. De bankrovers die in de serie de Koninklijke Munt van Spanje binnendringen om zelf bankbiljetten te drukken, maken bij hun overval veelvuldig gebruik van maskers die, met hun hangende snor en uitpuilende ogen, duidelijk zijn afgeleid van het uiterlijk van Dalí.
Uitspraak ingezonden door Maarten Rijks, Eelco Bergsma en Margot van Gerwen van Taylor Wessing & Jesse Hofhuis van Hofhuis Alkema Groen.
Rechtbank blijft bij tussenvonnis: Van Haren maakt inbreuk op merkenrecht Louboutin
Rechtbank Den Haag 6 februari 2019, IEF 18217; IEFbe 2814 (Louboutin en CLS tegen Van Haren). Zie ook: IEF 17759; IEF 17487; IEF 17209; IEF 16890; IEF 15786; IEF 15746; IEF 14828; IEF 13716; IEF 12902; IEF 12573. Merkenrecht. Nu de merkenrichtlijn 2015 nog niet is omgezet in het BVIE bestaat er voor de rechtbank geen reden om te onderzoeken of zij dient terug te komen op haar tussenvonnis. Van belang acht de rechtbank hierbij dat het een zaak betreft die speelt tussen twee particuliere partijen. De rechtbank houdt dus vast aan haar eerdere conclusie, en oordeelt dat Van Haren inbreuk maakt op het merkenrecht van Louboutin. De rechtbank neemt de antwoorden die het HvJEU op de prejudiciële vragen heeft gegeven wel mee in haar vonnis, maar dit leidt niet tot een andere conclusie dan in het tussenarrest. Nu vaststaat dat er sprake is van een Beneluxmerk, is daarmee de inbreuk door Van Haren ook gegeven.