Bas Kist: Copyright Thierry van Innis?
April 2019. In een blog van Merkenbureau Knijff van eind maart wordt melding gemaakt van een interessant merkdepot in de US, een variant op de inmiddels wereldbekende Louboutin-merkregistratie. Het gaat om een depot van exact dezelfde schoen met stippellijn, maar dan met een groene zool. De aanvraag staat op naam van Reginald Bendolph LLC.
Opslag van auteursrechtelijk beschermde goederen kan een inbreuk vormen op uitsluitend distributierecht
HvJ EU 19 december 2018, IEF 18413, IEF be 2867; ECLI:EU:C:2018:1033 (Rock Town-Gamla Stan) Auteursrecht. Distributie. Imran Syed had een detailhandelszaak in Stockholm (Zweden), waarin hij kleding en accessoires met rockmuziekmotieven verkocht. Naast de exemplaren die in die winkel te koop waren, sloeg Syed dergelijke goederen op in een magazijn dat met de winkel in verbinding stond en in een ander magazijn, gelegen in het district Bandhagen, een buitenwijk van de gemeente Stockholm. Vast staat dat Syeds winkel regelmatig werd bevoorraad met uit die magazijnen afkomstige goederen. In geschil is of het opslaan van deze goederen aangemerkt kan worden als een auteursrechteninbreuk.
Artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, moet in die zin worden uitgelegd dat de opslag door een handelaar van goederen met een motief dat op het grondgebied van de lidstaat van opslag auteursrechtelijk is beschermd, een inbreuk kan vormen op het uitsluitende distributierecht in de zin van die bepaling, wanneer die handelaar zonder toestemming van de houder van dat auteursrecht in een winkel goederen te koop aanbiedt die identiek zijn aan die welke hij opslaat, op voorwaarde dat die opgeslagen goederen daadwerkelijk bestemd zijn voor de verkoop op het grondgebied van de lidstaat waarin dit motief beschermd is. De afstand tussen de opslagplaats en de verkoopplaats kan als zodanig geen beslissende factor zijn om te bepalen of de opgeslagen goederen bestemd zijn voor de verkoop op het grondgebied van die lidstaat.
Richtlijn uitoefening auteursrechten en naburige rechten op online uitzendingen van omroeporganisatie en radio/TV-doorgifte
Richtlijn inzake uitoefening van auteursrechten en naburige rechten die van toepassing zijn op bepaalde online-uitzendingen van omroeporganisaties en doorgifte van televisie-en radioprogramma’s en tot wijziging van Richtlijn 93/83/EEG van de Raad. Om bij te dragen tot de werking van de interne markt, moet worden gezorgd voor een bredere verspreiding in de lidstaten van televisie-en radioprogramma’s uit andere lidstaten ten behoeve van gebruikers in de Unie, door het verlenen van licenties van auteursrechten en naburige rechten op werken en ander beschermd materiaal in uitzendingen van bepaalde soorten televisie en radioprogramma’s te vergemakkelijken. Televisie-en radioprogramma’s vormen immers een belangrijk instrument om de culturele en taalkundige verscheidenheid en de sociale cohesie te bevorderen en om toegang tot informatie te vergroten. Lees meer
Conclusie AG: Lidstaten moeten materieel recht vaststellen voor passende schadeloosstelling voor schade geleden door voorlopige maatregelen
Conclusie AG HvJ EU 11 april 2019, IEF18389, IEFbe 2864, LS&R 1700; ECLI:EU:C:2019:324 (Bayer Pharma) Passende schadeloosstelling. Schadeloosstelling voor schade toegebracht door maatregelen die door de rechter later zijn herroepen of wegens enig handelen of nalaten van de eiser later zijn vervallen, of wanneer de rechter later heeft vastgesteld dat er geen inbreuk of dreiging van een inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten was:
1) Artikel 9, lid 7, van [IE-Handhavingsrichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten zorg moeten dragen voor de vaststelling van materieelrechtelijke regels betreffende het recht van de verweerder op schadeloosstelling voor schade toegebracht door voorlopige maatregelen in de in die bepaling bedoelde situaties, met dien verstande dat die regels de vaststelling moeten waarborgen van een doeltreffende regeling en doeltreffende rechtsmiddelen die de verweerder in staat stellen om een passende vergoeding te krijgen voor alle geleden schade, en dat zij de houder van een intellectuele-eigendomsrecht niet ervan mogen weerhouden om te verzoeken om de in artikel 9, leden 1 en 2, van richtlijn 2004/48 bedoelde maatregelen.
HvJ EU: Inbreuk op testlabel-merk als derde ongerechtvaardigd voordeel trekt
HvJ EU 11 april 2019, IEF 18390, IEFbe 2863; ECLI:EU:C:2019:317 (ÖKO-Test Verlag tegen Dr. Rudolf Liebe Nachf) Merkenrecht.
1) Artikel 9, lid 1, onder a) en b), [UniemerkenVo] en artikel 5, lid 1, onder a) en b) [Merkenrichtlijn] moeten aldus worden uitgelegd dat de houder van een individueel merk bestaande uit een testlabel zich op grond van die bepalingen niet ertegen kan verzetten dat een derde een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met dit merk aanbrengt op waren die noch dezelfde zijn als noch soortgelijk zijn aan de waren of diensten waarvoor dat merk is ingeschreven.
2) Artikel 9, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 en artikel 5, lid 2, van richtlijn 2008/95 moeten aldus worden uitgelegd dat de houder van een bekend individueel merk bestaande uit een testlabel zich op grond van die bepalingen ertegen kan verzetten dat een derde een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met dit merk aanbrengt op waren die noch dezelfde zijn als noch soortgelijk zijn aan die waarvoor dat merk is ingeschreven, indien is aangetoond dat deze derde daardoor ongerechtvaardigd voordeel trekt uit of afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van dat merk en de derde in dit geval niet heeft aangetoond dat er een „geldige reden” in de zin van die bepalingen is voor het aanbrengen van dat teken.
Bijdrage ingezonden door Martin Senftleben, hoogleraar Intellectuele eigendom, VU Amsterdam, Bird & Bird.
Martin Senftleben - Bermuda Triangle – Licensing, Filtering and Privileging User-Generated Content Under the New Directive
Martin Senftleben, Bermuda Triangle – Licensing, Filtering and Privileging User-Generated Content Under the New Directive on Copyright in the Digital Single Market (April 4, 2019), IEF 18385; IEFbe 2862; IT 2739, available at SSRN Na groen licht voor de nieuwe Richtlijn auteursrecht in de digital single market in het Parlement komt in Nederland de discussie over de finale tekst op gang (zie de eerdere bijdrage van Dirk Visser (IEF 18347) en de deLex-bijeenkomst donderdag a.s. (IEF 18378)). Één van de centrale onderwerpen is de afschaffing van de veilige haven voor hosting in het geval van auteursrechtlijk beschermde content en de daaruit voortlvoeiende verplichting om licenties te nemen en/of uploads van gebruikers te filteren.
Prejudicieel te stellen vragen: Verricht Usenetdienst een mededeling aan het publiek?
HR 5 april 2019, IEF 18372; IEFbe 2861; IT 2737; ECLI:NL:HR:2019:503 (Stichting BREIN tegen News-Service Europe) Auteursrecht. NTD. Hof Amsterdam [IEF 16425] bepaalde dat Usenetprovider effectieve NTD-procedure moet invoeren als ze activiteiten hervat. De vragen van uitleg van Unierecht waarvan de Hoge Raad beantwoording door het HvJEU nodig acht voor zijn beslissing op het cassatieberoep, zijn de volgende:
1. Verricht een exploitant van een platform voor Usenetdiensten (zoals NSE is geweest), onder de omstandigheden zoals hiervoor in 3.1 en 4.2.3 beschreven, een mededeling aan het publiek in de zin van art. 3 lid 1 [Auteursrechtrichtlijn]?
2. Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt (en dus sprake is van een mededeling aan het publiek):
Staat de vaststelling dat de exploitant van een platform voor Usenetdiensten een mededeling aan het publiek verricht
in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn in de weg aan toepassing van art. 14 lid 1 [Richtlijn inzake elektronische handel]?
HvJ EU: Etiketteringsverboden tabak moeten worden opgevat als verbod om smaakstof als reclame te gebruiken
HvJ EU 30 januari 2019, IEF 18370; IEFbe 2860; LS&R 1699; RB 3293; ECLI:EU:C:2019:76 Merkenrecht. Tabak. Reclame. Het verbod op het gebruik van elementen of kenmerken – inclusief merken – die verwijzen naar een smaak, naar geur- of smaakstoffen of naar andere additieven, dan wel naar het ontbreken daarvan in artikel 13, lid 1, onder c), van de richtlijn. Verduidelijkt moest nog worden of de etiketteringsverboden moeten worden opgevat als een verbod om de smaakstof als reclame te gebruiken. Dit is het geval, dit oordeel is in lijn met de conclusie van de AG [IEF 17815; IEFbe 2641; LS&R 1625; RB 3162] .
Conclusie AG: Reclame maken voor imitatieproducten in ander land, dan is die Uniemerkrechter in dat land bevoegd
Conclusie AG HvJ EU 28 maart 2019, IEF 18346; IEFbe 2857; ECLI:EU:C:2019:276; C-172/18 (AMS Neve) Bevoegdheid. Merkenrecht. Grondgebied waar de inbreuk heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden. Op een website afgebeelde advertenties en verkoopaanbiedingen. Conclusie AG:
Artikel 97, lid 5, van [Uniemerkverordening] moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een onderneming, die gevestigd is en haar hoofdkantoor heeft in lidstaat A, aldaar stappen heeft ondernomen om te adverteren voor bepaalde waren en deze onder een teken dat identiek is aan een Uniemerk te koop aan te bieden op een website die is gericht op zowel handelaren als consumenten in lidstaat B, een rechtbank voor het Uniemerk van lidstaat B bevoegd is om uitspraak te doen over een vordering wegens inbreuk op het Uniemerk vanwege deze advertenties en verkoopaanbieding van deze producten op dit grondgebied.
Het is aan de verwijzende rechter om over dit punt een beslissing te nemen bij de toetsing van de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de betrokken lidstaat uit hoofde van artikel 97, lid 5, van verordening nr. 207/2009.
HvJ EU: Door aanvrager gegeven kwalificatie als kleur- of beeldmerk vormt relevant element voor beoordeling
HvJ EU 27 maart 2019, IEF 18351; IEFbe 2859; C‑578/17; ECLI:EU:C:2019:261 (Hartwall) Kleurmerk of beeldmerk – Grafische voorstelling van een merk in de vorm van een afbeelding. Naar aanleiding van een tussenbeslissing van het nationale bureau voor de intellectuele eigendom heeft Hartwall toegelicht dat zij verzocht om inschrijving van het litigieuze merk als „kleurmerk” en niet als beeldmerk. HvJ EU:
1) Artikel 2 en artikel 3, lid 1, onder b), [Merkenrichtlijn] moeten aldus worden uitgelegd dat de door de aanvrager bij inschrijving aan een teken gegeven kwalificatie als „kleurmerk” of „beeldmerk” een van de relevante elementen vormt voor de beoordeling of dit teken een merk kan vormen in de zin van artikel 2 van deze richtlijn en of, in voorkomend geval, dit teken onderscheidend vermogen heeft in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van deze richtlijn, maar dat deze kwalificatie de bevoegde merkenrechtelijke autoriteit niet ontheft van haar verplichting om over te gaan tot een concrete en globale analyse van het onderscheidend vermogen van het betrokken merk, hetgeen betekent dat die autoriteit de inschrijving van een teken als merk niet kan weigeren op de loutere grond dat dit teken geen onderscheidend vermogen heeft verkregen door het gebruik dat ervan is gemaakt voor de geclaimde waren of diensten.