Uitspraak ingezonden door Jan-Laurens Dierickx en Daan de Jaeger, Monard Law.
Bewerken van horloges resulteert in inbreuk op auteursrechten
Ondernemingsrechtbank Brussel 7 juli 2021, IEFbe 3301; A/20/04462 (Rolex tegen Timeline Wachtes) Timeline is een in Antwerpen gevestigde onafhankelijk juwelier en horlogemaker en verkoopt onder meer tweedehands uurwerken van het merk Rolex. Rolex stelde in 2020 vast dat Timeline bewerkte uurwerken aanbood en hierbij gebruik maakt van het ingeschreven merk ROLEX. Rolex is van mening dat er inbreuk wordt gepleegd op haar auteursrechten, in het bijzonder het adaptierecht, door het bewerken van de horloges. Een tweede schending van rechten zou zijn dat Timeline op haar website productafbeeldingen gebruikt van de Rolex horloges. Timeline verweert zich tegen deze inbreuk door te stellen dat de afbeeldingen niet oorspronkelijk zijn en daarmee niet auteursrechtelijk beschermd. De rechtbank stelt met betrekking tot het eerste vast dat de bewerking van de uurwerken inbreuk maakt op de rechten van Rolex. Wat betreft de productafbeeldingen, oordeelt de rechtbank als volgt. Bij het maken van de afbeeldingen zijn creatieve keuzes gemaakt. Hoewel sommige van deze keuzes gebruikelijk zijn in de sector, wordt niet op overtuigende wijze door Timeline beargumenteerd dat gebruik van deze elementen niet origineel is. Ook deze tweede inbreuk op het auteursrecht van Rolex wordt vastgesteld.
Uitspraak ingezonden door Joep Meddens, Höcker Advocaten.
Opinie A-G over begrip 'op welke drager dan ook'
Gerecht EU Opinie A-G 23 september 2021, IEF 20260, IEFbe 3300; ECLI:EU:C:2021:763 (Austro-Mechana tegen Strato) Op 7 september 2020 stelde het Oberlandsgericht Wien een aantal prejudiciële vragen die betrekking hadden op het begrip 'op welke drager dan ook', volgend uit richtlijn 2001/29/EG [zie IEF 19748]. Met de eerste vraag probeert de verwijzende rechter te vernemen of de uitzondering voor het kopiëren voor privé-gebruik van artikel 5, lid 2, sub b ook betrekking heeft op reproducties die worden opgeslagen in een cloud-dienst die door een derde aangeboden wordt. De A-G is van mening dat voor online diensten dezelfde benadering moet worden toegepast als bij materiële dragers. Het is nog de vraag of de rechtspraak in Nederland de conclusie van de A-G volgt. Dezelfde soort vragen liggen momenteel ook bij het hof in Den Haag, in het appel van de zaak tussen HP en Sont [zie IEF 18695].
Prejudiciële vragen over reproductie voor privégebruik
Oberster Gerichtshof 22 september 2021, IEF 20259, IEFbe 3299; C-426/21 (Seven.one en Puls 4 tegen Ocilion IPTV) Verzoekers in deze zaak zijn beide televisieproducenten. De programma's die zij maken worden aangeboden door verweerder aan commerciële klanten door middel van rechtstreekse hosting, of met hulpmiddelen van verweerder. Het geschil spitst zich toe op de vraag hoe "reproductie voor privégebruik" in de zin van artikel 5 lid 2 onder b van de richtlijn auteursrecht moet worden geïnterpreteerd. Verzoekers beweren dat bij het online-video-opnemen door verweerder "masterkopieën" gemaakt worden en dat deze worden gedistribueerd aan commerciële klanten. Daarnaast is er een geschil over het concept “mededeling aan het publiek” in de zin van artikel 3, lid 1 van de richtlijn. Hier worden enkele prejudiciële vragen over gesteld.
Prejudiciële vragen over verwerking van persoonsgegevens
Conseil d’État, Frankrijk, 16 september 2021, IEF 20258, IT 3688, IEFbe 3298; C-470/21 ( La Quadrature du Net) Verzoek om een prejudiciële beslissing. Via MinBuza. Het geldende Franse recht stelt dat degene die toegang heeft tot openbare online communicatiediensten ervoor moet zorgen dat deze toegang niet wordt gebruikt voor doeleinden van verspreiding en verveelvoudiging van werken beschermd door intellectueel eigendomsrecht. De commissie voor bescherming van rechten, CPD, moet voor de uitvoering van haar taken gebruikers kunnen identificeren. Deze identificatie komt tot stand op basis van de gegevens die bij de exploitanten van elektronischecommunicatiediensten zijn verzameld om zo in het bij decreet nr. 2010-236 vastgestelde systeem te worden opgeslagen. Uit jurisprudentie van het Hof blijkt dat voor de toegang van nationale instanties tot verbindingsgegevens een rechterlijke instantie of onafhankelijke bestuurlijke autoriteit een voorafgaande toetsing dient te verrichten. Echter, de CPD dient, voor toepassing van de aanbevelingenprocedure, jaarlijks een aanzienlijke hoeveelheid gegevens betreffende de burgerlijke identiteit van de betrokken gebruikers te verzamelen. Wanneer deze inzameling aan een voorafgaande toetsing wordt onderworpen, dreigt de uitvoering van de aanbevelingen onmogelijk te worden gemaakt. Naar aanleiding hiervan zijn een aantal prejudiciële vragen gesteld.
Uitspraak ingezonden door Grégory Sorreaux, Thales.
Identiteit leverancier niet bewezen
Tribunal de l'entreprise francophone de Bruxelles 15 juli 2021, IEFbe 3297; A/17/03191 (Aluk tegen Eko-Okna) Het geschil betrof de inbreuk op merkrechten van de AluK Group op aluminium raam- en deursystemen. AluK maakte bezwaar tegen het gebruik van haar merk Blyweert door de Eko-Okna-groep voor identieke producten. Eko-Okna beweerde dat de producten met de merken in de Europese Unie op de markt waren gebracht met toestemming van AluK. Volgens Eko-Okna waren de producten op de markt gebracht op grond van een licentieovereenkomst tussen AluK en een derde bedrijf, het Poolse bedrijf Blyweert PL, en zouden de merkrechten van AluK daardoor zijn uitgeput. De rechtbank oordeelt echter dat Eko-Okna de identiteit van hun leverancier niet bewijst en verwerpt het uitputtingsargument.
Uitspraak ingezonden door Margot van Gerwen, TaylorWessing en Sikke Kingma en Maartje Möhring, Pels Rijcken.
Conclusie A-G in zaak Kwantum tegen Vitra
HR Conclusie A-G 15 oktober 2021, IEF 20250, IEFbe 3296; ECLI:NL:PHR:2021:983 (Kwantum tegen Vitra) Het gaat in deze zaak om de vraag of in Nederland en België auteursrechtelijke bescherming toekomt aan de Dining Sidechair Wood (DSW), een Amerikaanse designstoel uit de jaren ‘40 van de vorige eeuw. Verweerster in cassatie (Vitra) is de beweerde auteursrechthebbende. Eiseressen tot cassatie (Kwantum) zijn de beweerde inbreukmakers. Zij zijn aanbieders van een vrijwel identieke nabootsing van de DSW in Nederland en België. De conclusie van A-G Drijber strekt tot vernietiging van het arrest [IEF 19323]. Hij concludeert onder meer dat uitgaande van het vaststaande feit dat de DSW in de Verenigde Staten geen auteursrechtelijke bescherming geniet of heeft genoten, niet aan de voorwaarden voor auteursrechtelijke bescherming op de voet van art. 2 lid 7 BC is voldaan.
HvJ EU over decompileren van computerprogramma
HvJ EU 6 oktober 2021, IEF 20242, IT 3680, IEFbe 3295; ECLI:EU:C:2021:811 (Top System SA tegen Belgische Staat) Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 5, lid 1, van richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Top System SA en de Belgische Staat over de decompilatie door Selor, het selectiebureau van de federale overheid (België), van een door Top System ontwikkeld computerprogramma dat deel uitmaakt van een applicatie waarvoor dit selectiebureau een gebruikslicentie heeft. De verwijzende rechter is van oordeel dat hij, om uit te maken of Selor die decompilatie mocht verrichten op grond van artikel 6, § 1, WCP, dient na te gaan of de decompilatie van een computerprogramma of een deel daarvan onder de in artikel 5, onder a) en b), WCP bedoelde handelingen valt.
Beantwoording van de prejudiciële vragen:
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg en Sjo Anne Hoogcarspel, Mount Law.
EUIPO: verzoek tot nietigverklaring lampenmerk afgewezen
EUIPO 7 oktober 2021, IEF 20240, IEFbe 3294; 40840 (Ikea tegen Ledar) Op 5 oktober 2021 heeft het EUIPO het merk LEDAR geldig verklaard [zie IEF 20231]. In reactie hierop heeft IKEA bij het EUIPO een verzoek tot nietigverklaring gedaan. Hierbij wordt bepleit dat de onderdelen van het ingeschreven merk uitsluitend uit beschrijvende elementen bestaan en dat LEDAR nu een standaard benaming voor lampen is geworden. Door het ontbreken van onderscheidend karakter zou de inschrijving nietig verklaard moeten worden. Ledar verweert door te stellen dat het element 'AR' geen betekenis heeft. Het publiek zal 'LEDAR' niet als een woord zien dat begint met een apart element LED, maar eerder als een neologisme. Gelet op al het voorgaande komt de nietigheidsafdeling tot de conclusie dat het merk niet valt binnen de werkingssfeer van het verbod van artikel 7, lid 1, sub b, c of d, EUTMR valt. Bijgevolg moet het beroep worden verworpen.
AIPPI - Oproep voor inzendingen VIE-prijs 2022
De Vereniging voor Intellectuele Eigendom (VIE) is de Nederlandse Groep van de internationale vereniging Association Internationale pour la Protection de la Propriété Intellectuelle (AIPPI). Jaarlijks reikt de vereniging de VIE-prijs uit aan een jonge auteur van een publicatie die een wezenlijke of vernieuwende bijdrage levert aan de kennis en het begrip van het intellectuele eigendomsrecht of het ongeoorloofde mededingingsrecht in Nederland.
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg en Sjo Anne Hoogcarspel, Mount Law.
EUIPO: merk LEDARC is geldig
EUIPO 5 oktober 2021, IEF 20231, IEFbe 3292; 40789 (Ikea tegen Ledar) Ledar verhandelt op het gebied van verlichting diverse producten onder de merken LEDARC en LEDAR. Ikea c.s. verkoopt (led)lampen met gebruikmaking van het teken LEDARE. Ikea heeft bij het EUIPO onder meer verval en de nietigheid van het LEDARC-merk ingeroepen. Het EUIPO acht het merk LEDARC – een van de twee merken waarop Ledar zich in de bodemprocedure beroept [IEF 19515] – geldig. Het merk is niet te kwader trouw gedeponeerd, niet beschrijvend, mist niet elk onderscheidend vermogen en is ook geen gebruikelijke benaming.