Prejudiciële vragen betreffende bewaring van kredietinformatie
Verwaltungsgericht Wiesbaden (Duitsland) 7 september 2021, IT 3790, IEFbe 3370; C-552/21 (SCHUFA Holding e.a.) Via MinBuza. Verzoeker is een zelfstandige op het gebied van financiële dienstverlening die door omstandigheden tot insolventieprocedure over is gegaan, waaruit een kwijtschelding van restschuld volgde. Deze kwijtschelding is door SCHUFA Holding geregistreerd bij een particulier kredietregistratiebureau. Verzoeker heeft getracht conform artikel 21 AVG bezwaar tegen de registratie aan te tekenen, dat door SCHUFA Holding is afgewezen. Vervolgens heeft verzoeker zich verzet tegen deze weigering, aanhalend dat bewaring van de kredietinformatie langer dan een jaar in strijd is met het Unierecht, waartegen SCHUFA Holding heeft ingebracht dat conform artikel 6, lid 1, onder b) en f) gegevens met betrekking tot beoordeling van kredietwaardigheid zo lang als noodzakelijk wordt geacht bewaard mogen worden, ook met het oog op statistische beeldvorming omtrent algemene financiële gedraging van categorieën individuen. Verzoeker heeft verweerder (Deelstaat Hessen) verzocht de registratie door SCHUFA Holding van de kwijtschelding van restschuld te wissen. Verzoeker stelt dat een belangenafweging conform artikel 6, lid 1, onder f), niet heeft plaatsgevonden en heeft verzocht om de registratie te wissen in de zin van artikel 17. SCHUFA Holding stelt zich op het standpunt dat artikel 21, lid 1, er niet in is gelezen informatiebeschikking over kredietwaardigheid zoals noodzakelijk in een kredietwaardigheidsonderzoek te onthouden.
Prejudiciële vragen:
Prejudiciële vragen over verstrekken van persoonsgegevens
Bundesverwaltungsgericht (Oostenrijk) 3 december 2021, IT 3786, IEFbe 3366; C-487/21 (Osterreichische Datenschutzbehorde et CRIF) via MinBuza. Verzoeker verzocht een kredietinformatiebureau op grond van artikel 15 AVG om inzage in persoonsgegevens en om toezending van een kopie van de ten aanzien van zijn persoon verwerkte gegevens in een gebruikelijk technisch formaat. Het kredietinformatiebureau verstrekte de gevraagde inlichtingen gedeeltelijk in geaggregeerde vorm, waarbij de ten aanzien van de persoon van verzoeker opgeslagen gegevens werden weergegeven in een op naam, geboortedatum, straat, postcode en plaats gerangschikte tabel en voorts in een overzicht over ondernemingsfuncties en vertegenwoordigingsbevoegdheden.
Vallen kredietscores onder geautomatiseerde verwerking?
Verwaltungsgericht Wiesbaden (Duitsland) 23 november 2021, IT 3789, IEFbe 3369; C-634/21 (SCHUFA Holding) via MinBuza De in het geding geroepen partij SCHUFA Holding, heeft een kredietscore berekend voor verzoekster. Dit was negatieve informatie en verzoekster eiste daarom om verwijdering van volgens haar onjuiste vermeldingen en inzage in opgeslagen gegevens. De in het geding geroepen partij heeft hierbij niet toegelicht welke afzonderlijke stukken informatie in de berekening worden opgenomen en hoe deze worden gewogen. Verzoekster heeft een klacht hiertegen ingediend bij verweerder, maar deze heeft geen verdere stappen ondernomen. Dit met de motivering dat de in het geding geroepen partij wel moet voldoen aan de vereisten die zijn geregeld in het Unierecht en in nationale regelgeving, maar dat daaraan wordt voldaan in onderhavig geval.
Artikel ingezonden door Estelle Derclaye and Tatiana Synodinou, European Copyright Society.
Comment on the Copyright and the Digital Services Act Proposal
The European Copyright Society (ECS) has issued a comment on the Copyright and the Digital Services Act Proposal. Copyright law accounts for most content removals from online platforms and search engine result lists, by an order of magnitude. This practice will become subject to numerous due diligence obligations under the proposed Regulation on a Single Market For Digital Services (Digital Services Act, DSA), which also covers copyright infringing content. In this Comment, the European Copyright Society (ECS) takes the opportunity to share its view on (1) the relationship between the EU copyright acquis and the DSA and (2) on further selected aspects of the DSA from a copyright perspective.
Read the full comment here.
Prejudiciële vragen over ontslagen functionaris gegevensbescherming
Bundesarbeitsgericht (Duitsland) 2 december 2021, IT 3788, IEFbe 3367; C-560/21 (KISA) via MinBuza. Verzoeker is in dienst van verweerder als applicatie-adviseur. Verweerder heeft verzoeker benoemd tot functionaris voor gegevensbescherming, maar ongeveer twee weken later weer ontslagen in deze functie, omdat deze in strijd zou zijn met zijn beroepsactiviteiten als applicatie-adviseur. Verweerder stelt dat met het verwerken van financiële gegevens van burgers een belangenconflict ontstond met de taken van een functionaris voor gegevensbescherming. De nationale rechter is er niet zeker van of de AVG regelingen van lidstaten toestaat die aan het ontslag van een functionaris voor gegevensbescherming strengere voorwaarden stellen dan het Unierecht.
Prejudiciële vragen:
Uitspraak ingezonden door Thierry van Innis en Anthony Van der Planken, Van Innis en Delarue.
Neutralisatietheorie niet van toepassing
Franstalig Hof van beroep Brussel 3 december 2021, IEFbe 3364 (VF International tegen Carrefour Belgium 2) In oktober 2020 verscheen een vonnis van de Voorzitter van de Franstalige ondernemingsrechtbank te Brussel waarin Kano en Carrefour werden veroordeeld tot de staking van het gebruik van twee tekens die inbreuk maakten op de merken van VF, het moederbedrijf van de merken Kipling, Eastpak, Timberland en Napapijri [IEFbe 3139]. Het hof heeft onlangs het beroep van Kano tegen dit vonnis verworpen. Het hof oordeelde net als de eerste rechter dat de door Kano en Carrefour gebruikte tekens verwarring konden wekken met de merken van VF.
Artikel ingezonden door Willem Hoyng, HOYNG ROKH MONEGIER.
Willem Hoyng: German French UPC Supremacy?
Under the heading Juve Patent Survey 2021 Juve uses the title “UPC favourites: French and German judges dominate”. Juve suggests that its findings are based on Juve’s own worldwide survey of 1300 “patent experts”.
We do not know (other than the indication “heads of patent departments in selected technology companies across Europe as well as lawyers and patent attorneys with patents experience”) who these 1300 patent experts are; how many of these so-called experts have litigated patent cases; and how many of them have litigated several cases in front of the judges they nominate and/or have studied in depth the decisions of these judges.
Lees verder op EPLAW.org >>
Uitspraak ingezonden door Jordi Bierens, Pels Rijcken.
Vordering tot doorhaling woordmerk UBO toegewezen
BOIP 13 januari 2022, IEF 20480, IEFbe 3361; N3000217 (Kamer van Koophandel tegen UBO) Doorhalingsbeslissing. Op 27 maart 2020 diende de verzoeker (Kamer van Koophandel) een vordering tot doorhaling van Benelux inschrijving 13933760 van het woordmerk UBO in. De verzoeker stelt dat er onder andere sprake is van de nietigheidsgronden uit artikel 2.2.bis, lid 1 sub b en c BVIE. Inhoudelijk betekent dit dat het bestreden merk elk onderscheidend vermogen mist en dat het merk beschrijvend is. Verzoeker stelt dat de aanduiding UBO staat voor ‘ultimate beneficial owner’ en dat deze term wordt gebruikt om de belanghebbende van een onderneming of rechtspersoon aan te duiden. Uit de stellingen van partijen blijkt voorts dat het woord UBO kan dienen om een kenmerk aan te duiden van de diensten waarvoor het merk is geregistreerd. Dit leidt tot de conclusie dat de in artikel 2.2bis, lid 1, sub b en c BVIE bedoelde absolute nietigheidsgronden van toepassing zijn. Het Bureau besluit dat de vordering tot doorhaling wordt toegewezen en dat de Benelux merkinschrijving 1393760 wordt doorgehaald voor alle diensten.
Start periode van voorlopige toepassing Unified Patent Court
Oostenrijk ratificeerde op 18 januari jl. het Protocol inzake voorlopige toepassing bij het UPC-verdrag. Hiermee is de periode van voorlopige toepassing gestart waarin de institutionele bepalingen van het UPC-verdrag in werking treden.
Lees meer over deze ratificatie op de website van het Unified Patent Court.
Prejudiciële vragen over alternatieve modellen
Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland) 21 december 2021, IEF 20476, IEFbe 3359; C-684/21 (Papierfabriek Doetinchem) via MinBuza. Verzoekster is houder van het recht op een gemeenschapsmodel dat is ingeschreven en gepubliceerd (litigieus model) met betrekking tot een packing device. Verweerster verkocht een concurrerend product dat door verzoekster wordt beschouwd als een inbreuk op het litigieuze model. Verweerster is van mening dat het litigieuze model nietig is omdat alle kenmerken van het model uitsluitend worden bepaald door de technische functie van het voortbrengsel. Zij heeft een reconventionele vordering tot nietigverklaring van verzoeksters gemeenschapsmodel ingesteld. De rechter in eerste aanleg heeft haar vordering in reconventie afgewezen. Hij was van oordeel dat de kenmerken van het litigieuze model gezien het bestaan van een groot aantal ontwerpalternatieven niet uitsluitend worden bepaald door de technische functie ervan. In het hiertegen ingestelde hoger beroep heeft de verwijzende rechter de reconventionele vordering tot nietigverklaring van het litigieuze model toegewezen.