Vraag over artistieke vrijheid als geldige reden gebruik merk
Benelux Gerechtshof 13 februari 2019, IEFbe 2972; Zaak A2018/1/8 (Hennessy tegen Cedric Art) Merkenrecht. Hennessy is wereldwijd actief in de productie en verhandeling van verschillende champagnewijnen, waaronder Dom Pérignon en brengt deze champagnewijnen op de markt in kenmerkende buikachtige flessen met lange hals en met de typische aankleding bestaande uit een schildvormig etiket met drie punten. Cédric is kunstenaar. Zijn stijl is popart. Deze kunststroming haalt haar beelden uit de consumptiemaatschappij. De kunstenaar stelt een collectie tentoon op zijn website en biedt deze te koop aan onder de naam Damn Perignon Collection. De zaak wordt aangehouden totdat het Benelux Gerechtshof uitspraak zal hebben gedaan over de prejudiciële vraag die luidt: 'Kan de vrijheid van meningsuiting, en de artistieke vrijheid in het bijzonder, zoals gewaarborgd door artikel 10 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en artikel 11 van het Handvest van de Grondrechten van de EU, een 'geldige reden' uitmaken in de zin van artikel 2.20.1.d) van het Benelux Verdrag inzake de lntellectuele Eigendom?
Studiedag AIPII Belgium
Beste leden,
Wij nodigen u van harte uit voor onze jaarlijkse studiedag op donderdag 21 november 2019. Het thema is: Contracten, Arbitrage, Bemiddeling, Artificiële intelligentie en Intellectuele Eigendom – Gekruiste inzichten uit de academische, publieke en private milieus.
Uitnodiging, programma en inschrijvingsformulier
Wij kijken alvast uit naar uw aanwezigheid!
Voel u vrij deze informatie te delen met uw collega’s en contacten!
Met vriendelijke groeten,
André Clerix, BNVBIE / ANBPPI en Dominique Kaesmacher, AIPPI Belgium
'Nieuwe beperking' gerechtvaardigd door voorkoming identiteits- en documentfraude
HvJ EU 3 oktober 2019, IT 2907; IEFbe 2969; ECLI:EU:C:2019:823 (Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen A, B en P) Namens twee Turkse onderdanen, A en B, zijn aanvragen ingediend inzake een machtiging tot voorlopig verblijf voor het verrichten van arbeid in loondienst dan wel voor gezinshereniging in Nederland. De staatssecretaris heeft de aanvragen ingewilligd onder de voorwaarde dat A en B biometrische gegevens afstaan, met name een opname van gezicht en vingerafdrukken. A en B hebben hieraan meegewerkt en de verzochte machtigingen gekregen. P, de echtgenote van B, is woonachtig in Nederland en heeft zowel de Turkse als Nederlandse nationaliteit. A, B en P hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit (de voorwaarde) van de staatssecretaris.
Een nationale regeling die voorziet in het afnemen, vastleggen en bewaren van biometrische gegevens van onderdanen van derde landen in een centraal bestand vormt een “nieuwe beperking" in de zin van artikel 7 van besluit nr. 2/76 en artikel 13 van besluit nr. 1/80. Een dergelijke beperking is verboden, tenzij de beperking om dwingende reden van algemeen belang gerechtvaardigd is. Aangezien de regeling in kwestie een legitiem doel nastreeft en geschikt is om dat doel te bereiken, rijst de vraag of in het onderhavige geval het afnemen, vastleggen en bewaren van biometrische gegevens onder de 'nieuwe beperking' valt en zo ja, of deze evenredig is aan het nagestreefde doel. Er is wel degelijk sprake van een 'nieuwe beperking'. Deze is echter gerechtvaardigd door het doel document- en identiteitsfraude te voorkomen en te bestrijden.
Prejudiciële antwoorden:
70 Gelet op een en ander moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 13 van besluit nr. 1/80 aldus moet worden uitgelegd dat een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf aan onderdanen van derde landen, waaronder Turkse onderdanen, afhankelijk stelt van de voorwaarde dat hun biometrische gegevens worden afgenomen, vastgelegd en bewaard in een centraal bestand, een „nieuwe beperking” in de zin van die bepaling vormt. Die beperking wordt echter gerechtvaardigd door het doel om identiteits- en documentfraude te voorkomen en te bestrijden.
[…]
73 In dat verband zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak de rechtvaardiging van een verzoek om een prejudiciële beslissing niet is gelegen in het formuleren van rechtsgeleerde adviezen over algemene of hypothetische vraagstukken, maar in de behoefte aan de werkelijke beslechting van een geschil dat verband houdt met het Unierecht (arrest van 21 december 2016, Tele2 Sverige en Watson e.a., C‑203/15 en C‑698/15, EU:C:2016:970, punt 130 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
74 In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling in wezen bepaalt dat het beschikbaar stellen van biometrische gegevens van onderdanen van derde landen, waaronder Turkse onderdanen, aan derden met het oog op het opsporen en vervolgen van strafbare feiten alleen is toegestaan wanneer het gaat om strafbare feiten waarvoor een maatregel van voorlopige hechtenis kan worden opgelegd, wanneer op zijn minst het vermoeden bestaat dat een onderdaan van een derde land een dergelijk strafbaar feit heeft gepleegd.
75 Uit de verwijzingsbeslissing blijkt echter niet dat A en B ervan verdacht worden een strafbaar feit te hebben gepleegd en dat hun biometrische gegevens aan derden beschikbaar zijn gesteld op grond van artikel 107, leden 5 en 6, van de Vreemdelingenwet. Overigens heeft de Nederlandse regering ter terechtzitting voor het Hof bevestigd dat de biometrische gegevens van A en B niet zijn gebruikt in strafrechtelijke procedures.
76 Derhalve dient de tweede prejudiciële vraag niet-ontvankelijk te worden verklaard.
77 Aangezien de tweede vraag niet-ontvankelijk is verklaard, behoeft de derde vraag niet te worden beantwoord.
Prejudiciële vragen:
31 Daarop heeft de Raad van State de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
1) a) [Moet] artikel 7 van besluit nr. 2/76 onderscheidenlijk artikel 13 van besluit nr. 1/80 aldus worden uitgelegd dat deze bepalingen zich niet
verzetten tegen een nationale regeling die voorziet in het algemeen verwerken en bewaren van biometrische gegevens van onderdanen van derde
landen, waaronder Turkse onderdanen, in een bestand in de zin van artikel 2, aanhef en onder a) en b), van richtlijn [95/46], omdat deze nationale
regeling niet verder gaat dan nodig is voor het verwezenlijken van het met deze regeling nagestreefde legitieme doel om identiteits‑ en
documentfraude te voorkomen en bestrijden?b) Is daarbij van belang dat de duur van het bewaren van de biometrische gegevens is gekoppeld aan de duur van het legale en/of illegale verblijf
van onderdanen van derde landen, waaronder Turkse onderdanen?2) Moet artikel 7 van besluit nr. 2/76 onderscheidenlijk artikel 13 van besluit nr. 1/80 aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling geen beperking in de zin van deze bepalingen vormt, indien het effect van de nationale regeling op de toegang tot de werkgelegenheid, als bedoeld in deze bepalingen, te onzeker en indirect is om te kunnen aannemen dat deze toegang wordt belemmerd?
3) a) Indien het antwoord op vraag 2 is dat een nationale regeling die het mogelijk maakt de biometrische gegevens van onderdanen van derde
landen, waaronder Turkse onderdanen, uit een bestand aan derden beschikbaar te stellen met het oog op voorkomen, opsporen en onderzoeken
van – al dan niet terroristische – misdrijven een nieuwe beperking is, moet artikel 52, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 7 en artikel 8 van
het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dan aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een dergelijke nationale
regeling?b) Is daarbij van belang dat deze onderdaan op het moment dat hij als verdachte van een misdrijf is aangehouden het verblijfsdocument, waarop
zijn biometrische gegevens zijn opgeslagen, bij
zich heeft?”
Handhaving geschillen auteursrecht en contractuele aansprakelijkheid is aan nationale wetgever
HvJ EU 12 september 2019, IEF 18757, IT 2905, IEFbe 2968;C‑666/18 (IT Development tegen Free Mobile) Free Mobile is aanbieder van mobiele telefonie en licentiehouder van het computerprogramma “ClickOnSite“. Het auteursrecht van “ClickOnSite“ berust bij de vennootschap IT Development. De licentiehouder heeft zonder toestemming van de auteursrechthebbende wijzigingen in het computerprogramma aangebracht. De houder van het auteursrecht op dat computerprogramma heeft de licentiehouder vervolgens gedagvaard. De vordering in eerste aanleg was gebaseerd op de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en werd afgewezen. De Franse appelrechter twijfelt of de gedraging van geïntimeerde een inbreuk op het op het programma rustende auteursrecht vormt ofwel een tekortkoming in de nakoming vormt. Naar Frans recht kan een vordering uit onrechtmatige daad slechts worden ingesteld indien tussen partijen geen contractsverhouding bestaat.
Uitspraak ingezonden door Paul Maeyaert, Altius.
Geen inbreuk handelsnaamrecht wegens plaatsgebonden functie van hotels
Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen 31 oktober 2018, IEF 18752, IEFbe 2966; A/18/3581 (Morilo tegen Hotel Julien) Morilo baat een hotel uit met de naam Hotel Julien in Antwerpen. Morilo stelt dat Hotel Julien inbreuk heeft gemaakt op haar handelsnaamrecht door het gebruik van 'Hotel Julien' voor een hotel in Den Bosch. Daarnaast zou sprake zijn van oneerlijke handelspraktijken. Morilo vordert staking van het gebruik van de naam 'Hotel Julien' en de inlassing van een melding van dit verbod op de website van Hotel Julien. In casu is noch voor wat betreft de genoemde handelsnaam, noch ten aanzien van de eerlijke marktpraktijken, inbreuk gepleegd. Hotels vervullen namelijk per definitie een plaatsgebonden functie. Bijgevolg is geen sprake van verwarringsgevaar.
Uitspraak ingezonden door Andreas Reygaert, Altius.
Belgisch 'Hotel Julien' tegen Nederlands 'Hotel Julien': geen verwarringsgevaar
Hof van beroep Antwerpen 12 september 2019, IEF 18751, IEFbe 2965; 2018/AR/2322 (Morilo tegen Hotel Julien) Morilo baat een hotel uit Antwerpen dat grote bekendheid heeft verworven onder de naam Hotel Julien. Morilo is houdster van de domeinnaam hotel-julien.com. Het hotel is genoemd naar de zoon van de zaakvoerster van Morilo. Eind maart 2018 vernam Morilo dat in Den Bosch een nieuw hotel zou komen onder de naam Hotel Julien. Hotel Julien registreerde voor haar nieuw hotel onder meer de domeinnaam hoteljulien.nl. Zij dankt haar naam aan de voornaam van de architect van het gebouw. Tevens heeft zij het Benelux woordmerk 'Hotel Julien' gedeponeerd. Morilo acht dit een inbreuk op haar handelsnaamrecht en stelt dat sprake is van verwarring die is gecreëerd doordat het nieuwe hotel exact dezelfde naam gebruikt voor hetzelfde type hotel. In het algemeen wordt aangenomen dat het handelsnaamrecht is geschonden, indien sprake is van een gevaar voor verwarring. In het onderhavige geval is er geen sprake van verwarringsgevaar. Evenmin is er sprake van misleidende reclame. Hiermee is het vonnis in eerste aanleg bevestigd.
Britse overheidswebsite over Intellectueel Eigendom en de Brexit
Website met informatie van de Britse overheid over intellecteel eigendom en de eventuele Brexit op donderdag 31 oktober.
Guidance on trade marks, designs, patents right law, and exhaustion of IP rights after Brexit. Kijk hier voor meer informatie.
Uitspraak ingezonden door Paul Maeyaert, Altius Advocaten.
Inbreuk op Jaguar en Land Rover door gebruik beeld- en woord-merk
Voorzitter van de Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank Brussel 27 juni 2019, IEF 1874, IEFbe 2963; A/18/02888, (JLR tegen Minerva) JLR is een Britse producent van gezin-, sport-, en terreinwagens onder de merken Jaguar en Land Rover. JLR is titularis van een groot aantal merken die zijn ingeschreven voor voertuigen. In het bijzonder hebben deze betrekking op het woord Jaguar en de afbeelding van een springende jaguar. Minerva is een Belgische groothandelaar van fietsen en fietsuitrustingen, die actief is in een vijftiental landen. Minerva heeft fietsen op de markt gebracht onder het teken Jaguar. Het teken bestaat uit het woord Jaguar én het beeld van een sluipende panter, waarvan door Minerva oorspronkelijk was toegezegd dat het niet zou worden gebruikt. Het gebruik van het gewraakte complexe teken - directe combinatie van het woord Jaguar en het beeld van een jaguar - door Minerva vormt in het economische verkeer een schending van de merkenrechten van JLR. Dit omdat sprake is van een onderscheidend vermogen en verwarringsgevaar bij het relevante publiek.
ALAI European Author’s Right Award
ALAI European Author’s Right Award
In the spirit of inspiring the next generation of Intellectual Property experts, ALAI, with the support of GESAC, have launched an annual award for students.
The award, which ran its first edition in 2019, rewards the writer of the best essay that relates to authors’ rights. The essay should have a European dimension and include aspects related to the collective management of authors’ rights.
Students of all nationalities are welcome to apply. See here for the full eligibility criteria and prize details (French version).
This year’s winner will be selected by the following expert jury presided over by Prof. Frank Gotzen, President of ALAI:
- Caroline Bonin, Head of Legal Affairs, SACEM
- Gábor Faludi, outside Counsel for Artisjus
- Paul Torremans, Professor of Intellectual Property Law, University of Nottingham
- Raquel Xalabarder, Catedràtica de Propietat Intel·lectual, Universitat Oberta de Catalunya
Timeline
17 November 2019
Deadline for students to write 1-page abstract on their essay
1 December 2019
Editorial Committee selects max. 10 abstracts that are eligible for the award
16 February 2020
Deadline for students to submit their essay into the designated format
1 April 2020
Editorial Committee selects winner(s)
Place and date TBC
Award ceremony
Application forms (French version), abstracts, essays and questions can be sent to alai.award@gesac.org.
ALAI is an independent learned society dedicated to studying and discussing legal issues arising in connection with the protection of the interests of creative individuals. Copyright and performing artists’ rights are today an integral part of fundamental human rights as enshrined in several international conventions, declarations and charters.
Prejudiciële vragen over rol hostingdienstverlener
Oberster Gerichtshof 28 mei 2019, IEF 18739, IT 2893, IEFbe 2962 (Puls 4 TV tegen YouTube) Via MinBuza. Puls 4 TV exploiteert een Oostenrijkse televisiezender. YouTube is exploitant van het videoplatform www.youtube.com als hostingdienstverlener. YouTube maakt gebruik van “monetarisatie“ (het voorzien van geüploade videos van reclame), indien de gebruiker toestemming geeft. In het onderhavige geschil heeft YouTube de door Puls 4 TV gewraakte video’s steeds onmiddellijk verwijderd nadat zij per aanmaning in kennis was gesteld van de auteursrechtelijke bevoegdheden van Puls 4 TV. Puls 4 TV had YouTube verzocht om staking van het ter beschikking stellen van video’s die door Puls 4 TV geproduceerde audiovisuele werken bevatten. Volgens haar worden inbreuken op haar auteursrecht technisch gefaciliteerd door de monetarisatie van YouTube.