UItspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Fruytier.
Vernietiging uitspraak in zaak over modelrecht van scooters
EUIPO 3 september 2021, IEF 20192, IEFbe 3280; R 1042/2018-3; (Multimox tegen Asian Gear) In 2018 diende Asian Gear een verzoek in tot nietigverklaring van de inschrijving van een scootermodel [zie IEF 18161]. Deze aanvraag werd destijds ingewilligd. EUIPO's Derde Kamer van Beroep heeft deze uitspraak op 3 september 2020 vernietigd. Tegen deze vernietiging is inmiddels beroep ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie. Echter loopt parallel aan deze zaak een procedure waarbij de rechtbank Den Haag opeising van hetzelfde model heeft toegewezen aan Sanyang [zie IEF 20143]. Hierdoor is aan het Gerecht uitstel van uitspraak gevraagd in de vernietigingsprocedure.
Voorwaarden voor ontvankelijkheid in nietigheidsprocedure
Gerecht EU 15 september 2021, IEF 20190, IEFbe 3278; ECLI: ECLI:EU:T:2021:587 (Residencial Palladium tegen EUIPO) Palladium Gestión is de houder van het beeldmerk Palladium Hotels & Resorts. In 2006 heeft Residencial Palladium bij het EUIPO een verzoek ingediend tot nietigverklaring van dit merk. Dit verzoek werd later dat jaar weer ingetrokken. In 2017 werd er een tweede aanvraag tot nietigverklaring ingediend op grond van de absolute en relatieve nietigheidsgrond van verordening nr. 40/94. Dit verzoek is niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht oordeelt in deze zaak dat de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Wanneer hetzelfde oudere recht wordt ingeroepen ter ondersteuning van een nieuw verzoek tot nietigverklaring met hetzelfde doel en dezelfde oorzaak en waarbij dezelfde partijen betrokken zijn, is dit nieuwe verzoek niet direct niet-ontvankelijk. Dit is alleen zo wanneer het oorspronkelijk verzoek heeft geleid tot een beslissing die definitief is geworden. Het Gerecht vernietigt de beslissing van de kamer van beroep wegens schending van de motiveringsplicht.
Beantwoording prejudiciële vragen over BOB 'Champagne'
HvJ EU 9 september 2021, IEF 20185, IEFbe; ECLI:EU:C:2021:713 (CIVC tegen GB) GB bezit verscheidene tapasbars in Spanje en maakt gebruik van het teken Champanillo. Dit teken wordt met name gebruikt in combinatie met een grafische drager waarop twee klinkende glazen met een mousserende drank zijn afgebeeld. CIVC is een orgaan dat de belangen van champagneproducenten behartigt. De oppositie die CIVC heeft aangetekend is toegewezen. Inschrijving van het teken zou onverenigbaar zijn met de beschermde oorsprongsbenaming 'Champagne'. De Spaanse rechter ging niet mee in dit oordeel. Champanillo zou als handelsnaam voor een horeca-etablissement geen gevaar opleveren voor de BOB 'Champagne'. De rechter in tweede aanleg stelde naar aanleiding hiervan prejudiciële vragen, met als belangrijkste of de omvang van de BOB ook bescherming mogelijk maakt tussen niet-soortgelijke producten. Het HvJ antwoordt bevestigend hierop en stelt dat ook de reputatie van het BOB 'Champagne' beschermd wordt, en dat diensten die hier enigszins mee te maken hebben ook onder de bescherming vallen. Verordening nr. 1308/2013 moet dus worden uitgelegd dat het BOB’s beschermt tegen handelingen die betrekking hebben op zowel producten als diensten.
Beantwoording van de prejudiciële vragen:
Uitspraak ingezonden door Emmanuel Cornu and Eric De Gryse, Simont Braun.
Figuratieve elementen maken merken genoeg onderscheidend
Hof van beroep Brussel 28 juni 2021, IEFbe 3276; 2019/AR/1204 (Appellante tegen geïntimeerden) Deze zaak speelt tussen verschillende rechtspersonen die gebruik maken van de merken 'Golden Vegas' en 'Golden Palace', beide voor casino's. Hier gaat een vonnis van 25 april 2019 aan vooraf, waarbij appellante verzocht om vast te stellen dat 'Golden Vegas' inbreuk maakte op haar merken in de zin van artikel 2.20.2b en/of c BVIE. De eerste rechter verklaarde deze vordering niet gegrond. In dit hoger beroep vordert appellant nogmaals de vorderingen ontvankelijk en gegrond te verklaren. Het hof oordeelt als volgt. Volgens vaste rechtspraak moet er bij samengestelde merken worden gekeken naar de bestanddelen. Gelijkenis ontstaat pas wanneer het overeenstemmende bestanddeel dominerend is in de totaalindruk die het merk oproept. De veronderstelling is dan dat de andere delen verwaarloosbaar zijn. In casu kunnen de figuratieve elementen van de merken niet als verwaarloosbaar worden beschouwd. Deze hebben niet slechts een decoratieve functie maar onderbouwen de andere, hierdoor onderscheidende, bestanddelen. De elementen 'Palace' en 'Vegas' in de beeldmerken zijn, mede hierdoor, minstens gelijkwaardig aan het element Golden. De mate van fonetische overeenstemming tussen de merken is van ondergeschikt belang. Dit zorgt er dan ook voor dat het hof het bestreden vonnis grotendeels bevestigt.
Artikel ingezonden door Paul Kreijger, Visser Schaap & Kreijger.
Paul Kreijger: Champanillo, of de lange arm van de beschermde oorsprongsbenaming
Het Hof van Justitie bezorgde op 9 september jl.,zaak C-783/19, ECLI:EU:C:2021:713, opnieuw een klinkende overwinning aan het Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne (CIVC), de Franse vereniging van Champagneproducenten die als sinds jaar en dag de beschermde oorsprongsbenaming (BOB) met hand en tand bewaakt. Inderdaad, “opnieuw”: de grote bekendheid van de BOB Champagne leidt er meestal toe dat gebruik van deze naam voor allerlei producten geen lang leven beschoren is. Voor zover dat niet al bij de nationale rechter strandt (al wat oudere voorbeeld zijn de Xenos Moët & Chandon kaars, ECLI:NL:RBSGR:2000:AK4412 en “Shampers” shampoo, ECLI:NL:RBSGR:1999:AK4206) loopt het veelal niet goed af bij het Hof van Justitie; het tot deze week meest recente voorbeeld is de welbekende Champagner Sorbet-saga, waarin het gebruik van Champagne als ingrediënt in ijs alleen corresponderende vermelding op de verpakking rechtvaardigde als de smaak (mede) door die Champagne bepaald werd. Daar is dan nu de Champanillo-zaak bijgekomen.
Lees verder >>
Het Champanillo-arrest wordt uitgebreid besproken tijdens de Leiden Law Lunch op woensdag 15 september a.s.
Beeldmerk te abstract om tot verwarring te leiden
Gerecht EU 1 september 2021, IEF 20175, IEFbe 3274; ECLI:EU:T:2021:530 (Sony tegen EUIPO) In 2017 heeft de andere partij in het geschil, Wai Leong Wong, een aanvraag tot inschrijving van het woordteken GT RACING ingediend. Sony heeft hier oppositie tegen ingesteld. Dit was gebaseerd op bovenstaand ingeschreven Uniebeeldmerk, alsmede een aantal niet-ingeschreven woordmerken. Deze oppositie is afgewezen en het beroep dat hierop volgde is verworpen. Sony voert in deze zaak onder andere aan dat de kamer van beroep een fout heeft gemaakt bij de vergelijking van de conflicterende tekens. Het relevante publiek, waaronder liefhebbers van videospelletjes, zou het ingeschreven merk opvatten als een gestileerde weergave van de hoofdletters 'G' en 'T'. Het Gerecht oordeelt dat de kamer terecht heeft gesteld dat bij gebreke van een duidelijke verwijzing of informatie waaruit blijkt dat dat element de letters in kwestie vertegenwoordigde, het onwaarschijnlijk was dat ze door het relevante publiek zouden worden herkend. Ook de andere middelen die verzoekster aanvoert worden ongegrond verklaard, waardoor het beroep in zijn geheel wordt verworpen.
Prejudiciële vraag over de uitleg van verordening nr. 531/2012
HvJ EU 2 september 2021, IT 3648; IEFbe 3273; ECLI:EU:C:2021:675 (Vodafone tegen Duitsland) Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de verordening nummer 531/2012. Deze gaat over roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie. In artikel 3 staat onder andere dat telecombedrijven diensten moeten aanbieden zonder discriminatie. Vodafone is actief in deze branche en stelt haar klanten voor om bij het basistarief gratis „zero-rating”-tariefopties te nemen. De algemene contractvoorwaarden bepalen dat deze tariefopties alleen geldig zijn op het nationale grondgebied. Daarop heeft het Verwaltungsgericht Köln het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing te nemen over de vraag of dit verenigbaar is met Unierecht. Gelet op een en ander dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat artikel 3 van verordening 2015/2120 aldus moet worden uitgelegd dat een beperking van het roaminggebruik wegens de activering van een „zero-rating”-tariefoptie onverenigbaar is met de verplichtingen die voortvloeien uit lid 3 van dat artikel.
Uniewoordmerk 'Limbic® Types' niet beschrijvend
Gerecht EU 1 september 2021, IEF 20169, IEFbe 3272; ECLI:EU:T:2021:527 (Gruppe Nymphenburg Consult tegen EUIPO) Deze zaak betreft een beroep tegen de beslissing van de grote kamer van beroep van het EUIPO van 2 december 2019 over de inschrijving van het woordteken Limbic® Types. Dit verzoek is afgewezen met als reden dat het teken te beschrijvend zou zijn. Het aangevraagde merk kan vertaald worden als 'limbische typen'. Engelstalig publiek zou het merk opvatten als een aanduiding voor een persoonsindeling op grond van persoonlijkheidsprofielen of ‑kenmerken die zijn opgesteld aan de hand van kennis over het limbisch systeem. Nymphenburg verzoekt het Gerecht om deze beslissing te vernietigen. Het Gerecht oordeelt dat het betrokken publiek het symbool '®’ en de term 'types’ zal begrijpen. Dat één of meer bestanddelen beschrijvend zijn volstaat niet als reden om de merkinschrijving af te wijzen. Dit kan alleen wanneer het hele teken beschrijvend is. Vastgesteld moet dan ook worden dat het oordeel van de kamer van beroep dat het relevante publiek het teken Limbic® Types begrijpt als aanduiding van de verschillende persoonlijkheidstypen, die elk anders reageren op stimuleringen van het limbisch systeem, onjuist is.
Verwarringsgevaar beeldmerken
Gerecht EU 1 september 2021, IEF 20167, IEFbe 3271; ECLI:EU:T:2021:523 (FF IP srl tegen EUIPO en Seven SpA) EFFEGI Srl heeft een aanvraag tot inschrijving van het beeldteken ´the DoubleF´ ingediend bij het EUIPO. Interveniënte Seven SpA heeft bezwaar gemaakt tegen de inschrijving vanwege haar oudere beeldmerk ´THE DOUBLE´. Verzoekster voert in wezen één enkel middel aan, namelijk schending van artikel 8, lid 1, van verordeningnr. 207/2009, zoals gewijzigd, dat in vier alinea's is verdeeld. Zij betoogt dat de Kamer van Beroep 1) een beoordelingsfout heeft gemaakt m.b.t. het relevante publiek, 2) ten onrechte de waren en diensten heeft vergeleken waarop de betwiste merken betrekking hebben, 3) ten onrechte een hoge mate van visuele en fonetische gelijkenis en een zeer hoge mate van conceptuele gelijkenis, of zelfs quasi-identiteit, tussen de betrokken merken heeft vastgesteld, 4) had moeten vaststellen dat het oudere merk een laag onderscheidend vermogen had en verwarringsgevaar moeten uitsluiten. De Kamer van Beroep heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat er verwarringsgevaar bestond. Het middel wordt afgewezen.
Gerecht EU verwerpt beroep nietigverklaring e*message
Gerecht EU 1 september 2021, IEF 20165, IT 3642, IEFbe 3270; ECLI:EU:T:2021:522 (eMessage tegen EUIPO en Apple) eMessage Wireless Information Services heeft een aanvraag tot inschrijving van het Gemeenschapsmerk 'e*message' ingediend bij het EUIPO. Op verzoek van interveniënte Apple Inc. werd de inschrijving nietig verklaard. eMessage voert in beroep zeven middelen aan. Het eerste middel betoogt dat er geen geldige bepaling bestaat om het litigieuze merk ongeldig te verklaren. Het tweede middel klaagt over een onjuiste toepassing van de huidige uitlegging van artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening 2017/1001. Het derde en het vierde middel gaan over fouten in de beoordeling van de figuratieve elementen van het litigieuze merk bij het onderzoek van het beschrijvende karakter ervan. Het vijfde middel klaagt over een onjuiste beoordeling van het onderscheidend vermogen van het litigieuze merk. Het zesde en het zevende middel gaan over een schending van artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en van de beginselen van bescherming van het gewettigd vertrouwen en van de rechtszekerheid. De middelen worden afgewezen.