Gepubliceerd op woensdag 30 april 2014
IEFBE 794
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Verbod op kennisname deskundigenverslag tot uitspraak geldigheid octrooi

Hof van Beroep Gent 31 maart 2014, IEFbe 794 (Syral tegen Roquette Fréres)

Met samenvatting van Xanne Holvoet, Altius. Namaak. Deskundigenonderzoek. Octrooirecht. Voorlopige maatregelen. Zie eerder IEFbe 616. Syral vordert in toepassing van artikel 19, 2e lid Ger. W. dat aan Roquette Frères een voorlopig verbod wordt opgelegd om kennis te nemen en gebruik te maken van het deskundigenverslag dat tot stand kwam in het kader van een bij Syral uitgevoerd beslag inzake namaak, en dit tot een definitieve en in kracht van gewijsde gegane beslissing werd gewezen over de geldigheid van het octrooi van Roquette Frères.

Ten eerste oordeelt het Hof dat de rechtbank van koophandel ten onrechte vaststelde dat zij geen rechtsmacht had om over de vordering op grond van artikel 19, 2e lid Ger. W. te oordelen. In toepassing van deze bepaling verzocht Syral immers een voorlopige regeling van de toestand van de partijen die rechtstreeks verbonden was met het voorwerp van het hoofdgeding voor de rechtbank, i.e. de vordering tot nietigverklaring van het octrooi van Roquette Frères. Dat de gevorderde maatregel voorlopig is, volgt uit de aard van het beschrijvend beslag, dat niet gericht is op een onderzoek van de geldigheid van het octrooi. Dit volgt ook uit de logische procesorde om eerst de geldigheid van het octrooi te onderzoeken en pas nadien de inbreuk.

Ten tweede oordeelt het Hof dat de provisionele vordering gegrond is. Gelet op buitenlandse procedures waarin de geldigheid van het octrooi betwist of weerlegd werd, is het immers niet onredelijk om te twijfelen aan de geldigheid van het Belgische luik van het octrooi. Daarnaast was de opdracht van de deskundige bijzonder ruim. Roquette Frères kennis laten nemen van de bijzonder omvattende informatie in het deskundigenverslag, vooraleer een definitieve beslissing over de geldigheid van het octrooi was genomen, zou de belangen van Syral buitenproportioneel schaden.

Tenslotte gaat het Hof niet in op de vordering van Syral om de expertise pas vrij te geven nadat ook over de vermeende inbreuk door Syral een definitieve beslissing gewezen werd. Voor de beoordeling van de inbreukvraag zijn de bevindingen van de deskundige immers wel cruciaal.