Gepubliceerd op vrijdag 13 februari 2015
IEFBE 1199
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Telenet moet toestemming voor uitgesteld televisiekijken blijven vragen

Grondwettelijk Hof 12 februari 2015, IEFbe 1199 (Telenet uitgesteld tv-kijken)
Publiek recht. Radio-omroep en televisie. Dienstenverdeler. Verplichtingen. Telenet tekent beroep aan tot vernietiging van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap tot wijziging van decreet radio-omroep en televisie (Mediadecreet). Het voert nieuwe verplichtingen in voor de dienstenverdelers die lineaire omroepprogramma’s aanbieden. Grieven zijn gericht op artikel 180 § 2 van het Mediadecreet, waarin wordt bepaald dat elke functionaliteit die eindgebruikers mogelijk maakt om lineaire programma's uitgesteld, verkort of gewijzigd te bekijken onderwerpen is aan voorafgaande toestemming van tv-omroepen.

De voorafgaande toestemming waarin de bestreden bepaling voorziet, kan niet op willekeurige wijze worden geweigerd. De bestreden bepaling preciseert dat, wanneer een toestemmingsakkoord leidt tot financiële vergoedingen van de dienstenverdelers aan de televisieomroeporganisaties, zij dienen te worden aangewend voor Nederlandstalige Europese producties, ter compensatie voor het verlies van reclame-inkomsten. Het Grondwettelijk hof verwerpt het beroep.

§ 2. Elke functionaliteit die een dienstenverdeler aan de eindgebruikers aanbiedt en die het mogelijk maakt om de in het eerste lid bedoelde lineaire televisieomroepprogramma’s op een uitgestelde, verkorte of gewijzigde wijze te bekijken, is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de betrokken televisieomroeporganisatie. De voorafgaande toestemming is vereist van iedere televisieomroeporganisatie die onder het toepassingsgebied van artikel 154, eerste en tweede lid, valt.

B.6. De voorafgaande toestemming waarin de bestreden bepaling voorziet, kan niet op willekeurige wijze worden geweigerd. De betrokken televisieomroeporganisatie en dienstenverdeler dienen te goeder trouw te onderhandelen en de toestemmingsbevoegdheid moet op een redelijke en proportionele wijze worden uitgeoefend (artikel 180, § 2, tweede lid, van het Mediadecreet). (...)

B.7. De bestreden bepaling vereist slechts de voorafgaande toestemming van « iedere televisieomroeporganisatie die onder het toepassingsgebied van artikel 154, eerste en tweede lid, valt » (artikel 180, § 2, eerste lid, van het Mediadecreet). Het betreft meer bepaald de omroeporganisaties die een « aanzienlijk deel » van hun zendtijd aan « Nederlandstalige Europese producties » moeten besteden. De bestreden bepaling preciseert dat, wanneer een toestemmingsakkoord leidt tot financiële vergoedingen van de dienstenverdelers aan de televisieomroeporganisaties, zij dienen te worden aangewend voor Nederlandstalige Europese producties, overeenkomstig artikel 154 (artikel 180, § 2, derde lid, van het Mediadecreet). De eventuele compensatie voor het verlies van reclame-inkomsten als gevolg van het « uitgesteld televisiekijken » stelt de omroeporganisaties aldus in staat om aan de uit die bepaling voortvloeiende verplichting tegemoet te komen en het pluralisme en de culturele diversiteit in hun aanbod te waarborgen.

B.9. Uit hetgeen voorafgaat vloeit voort dat de specifieke situatie van de dienstenverdeler, vergeleken met die van andere aanbieders van « uitgesteld televisiekijken », zoals de verkopers of verhuurders van dvd-spelers met harde schijf of televisietoestellen met ingebouwde harde schijf, op een objectieve en redelijke wijze verantwoordt dat, binnen het juridische kader van het Mediadecreet, enkel de dienstenverdeler de voorafgaande toestemming van de omroeporganisaties moet krijgen om de in artikel 180, § 2, van dat decreet bedoelde functionaliteiten aan de eindgebruikers aan te bieden