Inhoudsopgave Mediaforum
Inhoudsopgave van het tijdschrift Mediaforum, nummer 2021-4
109 Opinie
Land van herkomst, land van oorsprong / Paul Kreijger
110 Rechtspraktijk
De Digital Services Package als beoogd wereldwijd rolmodel (deel II – Digital Markets Act) / Marjolein Geus en Feyo Sickinghe
119 Verslag
Verslag VMC-webinar over de Digital Services Act / Philip Schreurs
122 Documentatie / Rechtspraak / Binnenland
Jurisprudentie
126 Nr. 10 • HvJ EU 3 februari 2021, Modestraße Mayr/SevenOne Media, m.nt. A.J. Tromp
135 Nr. 11 • Rb. Midden-Nederland 28 juni 2021, NOS en Stichting NTR/Minister van VWS, m.nt. C.J. Wolswinkel
Inhoudsopgave Computerrecht
Inhoudsopgave van Computerrecht 5-2021.
EDITORIAL
206 AI, robots en auteurs: bescherming van creativiteit / p. 401. S. Depreeuw
ARTIKELEN
207 Update Nederlandse zorgplicht-jurisprudentie / p. 403. Dit artikel bouwt verder op de eerder verschenen bijdrage over de bijzonder zorgplicht van IT-leveranciers (Computerrecht 2018/160). Het behandelt recente jurisprudentie en literatuur, maar identificeert ook enkele actuele thema’s zoals de rol van kwaliteitsnormen, de verantwoordelijkheden van de IT-klant uit hoofde van zijn opdrachtgeverschap, agile-projecten en de weigerplicht die op leveranciers kan rusten. P.G. van der Putt & C.A.M. van de Bunt
Artikel ingezonden door Allard Ringnalda, Klos cs.
Noot Allard Ringnalda onder Östgötatrafiken
Annotatie van Allard Ringnalda onder HvJ EU 8 oktober 2020, Aktiebolaget Östgötatrafiken tegen Patent- och registreringsverket, [IEF 19470]. Deze annotatie verscheen eerder in Berichten Industriële Eigendom (BIE).
Östgötatrafiken heeft inschrijving verzocht van beeldmerken die bestaan uit tweedimensionale (grafische) elementen die zijn aangebracht op een bepaalde positie op voertuigen die in stippellijnen zijn weergegeven. De vraag is of deze tekens samenvallen met het uiterlijk van de waar zodat zij alleen onderscheidend vermogen geacht kunnen worden te hebben indien zij significant afwijken van wat de betrokken sector gangbaar of normaal is. Het Hof antwoordt eerst dat van dergelijk samenvallen ook sprake kan zijn bij tekens die als merk voor een dienst worden ingeschreven.
Lees verder >>
Uitspraak ingezonden door Robert Sampat, De Geschillenmeester en Sander Verbeek, Good Law.
EUIPO: Uniemerk CASA ook in hoger beroep nietig
EUIPO 13 juli 2021, IEF 20222, IEFbe 3288; R 1280/2020-2 (Interstyle tegen Casa International) Vervolg op [IEF 19275]. Het Uniemerk toebehorende aan Casa International (België) is ook in hoger beroep nietig verklaard door de Second Board of Appeal van het EUIPO. De vordering tot doorhaling bij het EUIPO was in maart 2019 al geïnitieerd namens Interstyle. Dit bedrijf handelt sinds 2009 onder de handelsnaam “Casa Wonen” te Utrecht. Casa International heeft in reactie op de vordering tot doorhaling in januari 2020 een dagvaardingsprocedure ingesteld bij de rechtbank Den Haag op grond van vermeend merkinbreuk door Interstyle, [IEF 19221]. De Second Board of Appeal oordeelt dat Casa International onvoldoende bewijs heeft geleverd waarmee kan worden aangetoond dat sprake is van “merkgebruik in relatie tot alle door Casa International ingeschreven goederen en diensten” dan wel dat sprake is van alsnog verkregen onderscheidend vermogen door gebruik van het bestreden merk binnen de genoemde lidstaten.
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Fruytier.
Vervolg scooterzaak voor Gerecht EU
GEU 22 september 2021, IEF 20216; T-685/20 (Asiangear tegen Multimox) Asiangear importeert een scooter, waarvan het uiterlijk ontworpen werd door Sanyang. Sanyang eist het EU-model op, op grond van het auteursrecht, Asiangear probeert dit te vernietigen, zie [IEF 20192]. Beide acties hebben als doel het ontnemen van de titel van Multimox zodat zij geen modelrechtelijke verbodssancties kan opleggen tegen Asiangear. Aanvankelijk kreeg Asiangear bij EUIPO gelijk, maar dit oordeel werd door de beroepskamer vernietigd. Het GEU bevestigt dit oordeel. Daarnaast stelt het Gerecht dat het te kwader trouw indienen van modellen van derden mag. Het inbrengen van het vonnis van de rechtbank van 11 augustus 2021, zie [IEF 20143], maakte het oordeel van het GEU niet anders. Er wordt legistisch geoordeeld dat kwade trouw bij deponering geen argument is, ondanks het oordeel van de Nederlandse rechtbank dat er inderdaad kwade trouw was van de modeldeposant.
Noot Dirk Visser onder YouTube en Cyando
Voorpublicatie uit de Ars Aequi-noot van prof. mr. D.J.G. Visser onder HvJ EU 22 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:503 YouTube & Cyando [IEF 20039].
Dit arrest gaat over twee gevoegde zaken. Eén van muziekproducent Frank Peterson tegen YouTube (zaak C-682/18, begonnen in 2008) en één van wetenschappelijke uitgever Elsevier tegen deelplatformexploitant Cyando (zaak C-683/18, begonnen in 2014). Beide zaken gaan over art. 3 lid 1 van de twintig jaar oude Auteursrechtrichtlijn 2001/29/EG en artt. 14 en 15 van de 21 jaar oude richtlijn Elektronische Handel 2000/31/EG. Het arrest werd gewezen twee weken nadat art. 17 van de nieuwe EU DSM-richtlijn geïmplementeerd moest zijn, en in Nederland ook geïmplementeerd is. Op grond van art. 17 moeten de lidstaten YouTube verplichten om te proberen licenties te verkrijgen voor het materiaal op haar platform en om desgevraagd preventief te filteren en, als het toch geplaatst is, te blokkeren.
Lees verder >>
Prejudiciële vragen over reclametijd
Consiglio di Stato 21 april 2021, IEF 20209, RB 3559, IEFbe 3285, IT 3668; C-255/21 (Reti Televisive Italiane) Verzoek om een prejudiciële beslissing. Via MinBuza: De Italiaanse toezichthouder heeft drie zenders van RTI sancties opgelegd wegens het overtreden van de regels omtrent maximale reclametijd per klokuur. Volgens RTI werd in deze tijd ook zelfpromotie gepresenteerd, die bij de berekening niet mee hoeven worden genomen. In het geschil is dan ook aan de orde de vraag of het aanprijzen door de moedermaatschappij van (radio)programma's van de dochter-onderneming rechtmatig is. De verwijzende rechter verwijst in dit verband naar een besluit van de AGCOM, volgens welke de concentratie van televisie- en radio-uitzendingen ertoe kan leiden dat concurrenten worden uitgesloten van de markt. Er worden verschillende prejudiciële vragen gesteld over deze kwestie. De belangrijkste ziet op de vraag of het bestaan van diverse vormen van communicatie ondergebracht in onderling verbonden ondernemingsgroepen ertoe kan leiden dat de omroeporganisatie als groep aan te merken is als één economische eenheid. De overige vragen zien op de maximumzendtijd voor reclame en de gevolgen hiervan als de verschillende ondernemingen inderdaad als één economische eenheid beschouwd moeten worden.
Uitspraak ingezonden door Jesper Vrielink, NautaDutilh.
Verwarringsgevaar ondanks weinig overeenstemmingen
Gerecht EU 15 september 2021, IEF 20201, IEFbe 3284; ECLI:EU:T:2021:569 (Albéa tegen EUIPO) In 2013 heeft verzoekster Albéa Services aanvraag gedaan tot inschrijving van het beeldmerk 'Albéa' in onder andere de klasse cosmetica. Dm-drogerie markt GmbH & Co heeft hiertegen oppositie gesteld. Zij is houder van Uniemerk 'Balea' in overeenkomende klasse. De bestreden beslissing is een uitspraak van de vijfde kamer van beroep, die in de kern stelt dat er te veel verwarringsgevaar voor het relevante publiek ontstaat. Het Gerecht gaat hier in mee en overweegt het volgende. De beoordeling van het verwarringsgevaar hangt af van een tal aan elementen, met name de bekendheid van het merk bij het betrokken publiek. Volgens het Gerecht is er een zekere onderlinge afhankelijkheid tussen de herkenning van een merk door het publiek en het onderscheidend vermogen ervan. Ondanks een geringe visuele en fonetische overeenstemming tussen de conflicterende tekens komt het Gerecht tot de conclusie dat het merk 'Balea' door het grote marktaandeel in cosmetische producten hoog onderscheidend is. Hierdoor kan er toch verwarringsgevaar kan ontstaan tussen de twee beeldmerken. Het beroep dat betrekking heeft op de klasse cosmetica wordt verworpen.
Beantwoording prejudiciële vragen over levering software
HvJ EU 16 september 2021, IT 3660, IEF 20196, IEFbe 3282; ECLI:EU:C:2021:742 (The Software Incubator tegen Computer Associates) De Supreme Court of the United Kingdom heeft het Hof verzocht een prejudiciële beslissing te nemen. Hierbij werden twee vragen gesteld:
1) Als computersoftware elektronisch wordt geleverd, valt dit dan onder 'goederen' volgens de betekenis van dat begrip zoals dit staat in de definitie van een handelsagent in richtlijn 86/653? 2) Indien de software aan klanten van een principaal wordt geleverd door een licentie van onbepaalde tijd toe te kennen, valt dit dan onder 'verkoop van goederen' volgens richtlijn 86/653?
Interview met scheidend hoogleraar Bernt Hugenholtz
Bernt Hugenholtz, hoogleraar informatierecht en mede-oprichter van het Instituut voor Informatierecht (IViR) aan de UvA, is met pensioen. In Folia, het online medium van de UvA, verscheen een afscheidsinterview met de emeritus hoogleraar. "Sinds de opkomst van het internet is het vakgebied geëxplodeerd. Deelgebieden zoals privacy, uitingsvrijheid, cybersecurity, telecommunicatieregulering en later desinformatie en hate speech zijn enorm belangrijk geworden. Dat geldt ook voor het auteursrecht."
Lees verder >>