Vraag aan HvJ EU: Vormt verstrekking verklaring economische gegevens beperking van vrij dienstenverkeer?
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 22 april 2015, IEFbe 1502, zaak C-322/15 (Google Ireland tegen Autorita per le garanzie nelle comunicazioni)
Vrij verkeer van diensten. Reclame. Verzoeksters maken bezwaar tegen een besluit van 25-06-2013 van verweerster AGCOM (Autorità per le garanzie nelle comunicazioni - reclameAut) waarin deze heeft beslist dat in het vervolg ook vennootschappen met statutaire zetel buiten Italiaanse een ‘verklaring omtrent economische gegevens’ (IES) moeten verstrekken, ook als deze al wordt verantwoord in jaarrekeningen. Volgens verweerster is deze aanpassing van de wet noodzakelijk geworden nadat bij wet van 18-05-2012 is bepaald dat ondernemingen die reclamediensten aanbieden via radio en televisie, dagbladen of tijdschriften, het web of andere vaste of mobiele digitale media verplicht zijn zich in te schrijven in het register van aanbieders van communicatiediensten (ROC) en daarnaast ook omzet (op de Italiaanse markt) afkomstig van reclame online en op de diverse platformen, ook in directe vorm, met inbegrip van de middelen vergaard door middel van zoekmotoren, sociale media en deelmedia is opgenomen onder de totale omzet van het geïntegreerde communicatiesysteem.
Verzoeksters stellen dat het besluit voor zover betrekking op aanbieders van webreclamediensten (die, zoals zij, niet actief zijn in de sectoren audiovisueel en uitgeverij) met zetel buiten Italiaanse onrechtmatig is en dat AGCOM voor wat betreft Google Ireland niet bevoegd is verplichtingen op te leggen gezien de vestiging buiten Italië. Zij wijzen als voorbeeld op aanbieders van telefoondiensten die in het ROC staan ingeschreven maar niet IES-plichtig zijn. Zij achten de Italiaanse regeling in strijd met het vrij verrichten van diensten; de boekhoudverplichting is discriminerend omdat Italiaanse ondernemingen hun toch al opgestelde jaarrekening kunnen gebruiken terwijl buitenlandse ondernemingen moeten voldoen aan de eisen van het Italiaanse Bw en dus op basis daarvan apart een rekening moeten opstellen. Voor de verwijzende Italiaanse rechter (Regionale Admin Rechtbank Lazio) is allereerst de rechtsvraag van belang of AGCOM een buitenlandse onderneming kan verplichten haar jaarlijks via een IES boekhoudkundige gegevens te verstrekken. Verweerster stelt dat de IES ook van belang is voor het waarderen van de pluriformiteit van de sector waardoor zij buitenlandse spelers niet kan uitsluiten, maar verzoeksters stellen dat verweerster daartoe niet bevoegd is. Het HvJEU heeft in vaste rechtspraak geoordeeld dat het verbod van discriminerende maatregelen absoluut is. Hij vraagt zich af of hier sprake is van een verplichting die de evenredigheidstoets kan doorstaan om het vrij verrichten van diensten te beperken.
De aan het HvJEU voorgelegde vraag luidt als volgt:
“Staat artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) in de weg aan de toepassing van het bestreden besluit nr. 397/13/CONS van de Autorità di garanzia nelle telecomunicazioni (AGCOM) en van de desbetreffende bepalingen van nationaal recht, voor zover uitgelegd in de zin van de AGCOM, waarbij een complexe verklaring omtrent economische gegevens (opgesteld volgens de Italiaanse boekhoudkundige voorschriften) wordt opgelegd over de economische activiteiten waarbij Italiaanse consumenten zijn betrokken, welke verplichting wordt onderbouwd met de bescherming van de mededinging, maar noodzakelijkerwijs gekoppeld is aan de andere, beperktere institutionele taken van de AGCOM ter bescherming van pluriformiteit in de betrokken sector, en waarbij deze verplichting ook geldt voor marktdeelnemers die niet vallen onder de werkingssfeer van de nationale wetgeving voor deze sector (Testo unico dei servizi di media audiovisivi e radiofonici), met name, in casu, voor een nationale marktdeelnemer die enkel diensten verricht voor een andere groepsmaatschappij naar Iers recht, en voor deze laatste, een marktdeelnemer wiens zetel zich niet op het nationale grondgebied bevindt en die geen werknemers voor activiteiten op het nationale grondgebied inzet, met andere woorden, vormt deze verplichting een beperking van het vrij verrichten van diensten binnen de Europese Unie die een schending is van artikel 56 van het Verdrag?”