Gepubliceerd op vrijdag 9 oktober 2020
IEFBE 3128
Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise ||
9 sep 2020
Nederlandse jurisprudentie - Jurisprudence néerlandaise 9 sep 2020, IEFBE 3128; ECLI:NL:RBDHA:2020:9215 (VUB en Ablynx tegen QVQ), https://ie-forum.be/artikelen/vorderingen-in-vrijwaringsincident-gedeeltelijk-toegewezen

Vorderingen in vrijwaringsincident gedeeltelijk toegewezen

Rechtbank Den Haag 9 september 2020, IEF 19469, LS&R 1867, IEFbe 3128; ECLI:NL:RBDHA:2020:9215 (VUB en Ablynx tegen QVQ) Octrooirecht. Vrijwaringsincident. Zie eerder [IEF 18996]. In de hoofdzaak vorderen de Vrije Universiteit Brussel (hierna: VUB) en Ablynx samengevat dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad verklaart QVQ te verbieden de aan de octrooihouder voorbehouden handelingen te verrichten en daarnaast voor recht te verklaren dat QVQ in Nederland inbreuk heeft gemaakt op de (zogenoemde) Hamers-octrooien. QVQ vordert in incident voorwaardelijk dat haar wordt toegestaan Ablynx en het Vlaams Instituut voor Biotechnologoie (hierna: VIB) te dagvaarden in vrijwaring ten aanzien van de gepretendeerde vorderingen van de VUB, omdat Ablynx en het VIB de VUB vertegenwoordigen in alle zaken ten aanzien van de Hamers-octrooien voor zover deze niet in licentie zijn gegeven aan Unilever. Aan de voorwaardelijkheid kent de rechtbank geen betekenis toe. Een vrijwaring komt naar zijn aard pas aan de orde in geval van een veroordeling in de hoofdzaak. Het past niet in het systeem van de wet om de eisende partij in vrijwaring op te roepen. De vordering tot oproeping in vrijwaring van Ablynx stuit daarop af. QVQ wordt wel toegestaan het VIB in vrijwaring te doen dagvaarden. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol van woensdag 23 september 2020.

4.2. Een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring is in beginsel toewijsbaar, indien de verzoeker voldoende gemotiveerd en concreet stelt dat hij krachtens zijn rechtsverhouding met die derde recht een belang heeft de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op die derde te verhalen. Het bestaan van de gestelde rechtsverhouding behoeft niet vast te staan. De vraag of deze rechtsverhouding vaststaat en daadwerkelijk grond vormt voor regres, dient in de vrijwaringsprocedure te worden beantwoord.

4.3. Een incident tot oproeping in vrijwaring is bedoeld om een derde (de waarborg), op wie een partij in de hoofdzaak (de gewaarborgde) stelt eventuele nadelige gevolgen van een verlies in de hoofdzaak af te kunnen wentelen, ter zake in rechte te betrekken. Het past niet in het systeem van de wet dat een gedaagde de eisende partij in vrijwaring oproept op de wijze die QVQ in deze zaak vordert. Daartoe bestaan in dit geval andere processuele mogelijkheden, zoals het voeren van verweer in de hoofdzaak of het instellen van een eis in reconventie. De vordering tot oproeping in vrijwaring van Ablynx stuit daarop af.

4.4. In de rechtsverhouding tussen QVQ en de VUB is het VIB als derde aan te merken. QVQ heeft gemotiveerd gesteld dat, indien in de hoofdzaak wordt geoordeeld dat de VUB jegens QVQ nog vorderingsrechten heeft en deze vorderingen worden toegewezen, zij een regresrecht heeft op het VIB. Dit brengt mee dat aan de vereisten voor toewijzing van de incidentele vordering is voldaan en dat het QVQ wordt toegestaan het VIB in vrijwaring te doen dagvaarden.