Gepubliceerd op maandag 12 augustus 2024
IEFBE 3769
EUIPO - BHIM - OHMI ||
8 jul 2024
EUIPO - BHIM - OHMI 8 jul 2024, IEFBE 3769; (Artessence FZC tegen Vinicio SRL), https://ie-forum.be/artikelen/virtueel-aangeboden-parfum-stemt-niet-automatisch-overeen-met-fysiek-aangeboden-equivalent-geen-verwarringsgevaar

Virtueel aangeboden parfum stemt niet automatisch overeen met fysiek aangeboden equivalent - geen verwarringsgevaar

EUIPO 8 juli 2024, IEF 22182, IEB 3769 (Artessence FZC tegen Vinicio SRL). Artessence FZC (hierna: Artessence) is houdster van het (beeld)merk Initio. In juli 2023 voert zij oppositie tegen het door Vinicio SRL (hierna: Vinicio) ingeschreven (beeld)merk Vinicio. Artessence vindt dat het merk van Vinicio verwarringsgevaar schept ten opzichte van het relevante publiek voor haar producten. Zij heeft haar merk ingeschreven met betrekking tot de goederen in klasse 3 (parfum, cosmetica, etc.) en 4 (kaarsen en geurkaarsen) onder de Nice classificatie. Vinicio heeft haar merk ingeschreven met betrekking tot de goederen van klasse 3 en de diensten van klasse 35 (het samenbrengen van goederen, ten behoeve van anderen). Vinicio heeft gespecificeerd dat haar diensten onder andere betrekking hebben op (de verkoop van) virtuele goederen, waaronder de goederen in klasse 3.

De oppositieafdeling van het EUIPO stelt dat beantwoording van de vraag of goederen en diensten wel of niet overeenstemmen, niet afhangt van de klasse(n) waarin ze staan ingeschreven. Relevante factoren die meewegen zijn onder andere de aard van de goederen, de distributiekanalen, de verkooppunten en de mate van competitie. Daarom oordeelt de oppositieafdeling dat de goederen van Artessence en Vinicio met betrekking tot klasse 3 overeenstemmen, dan wel identiek zijn. Hetzelfde geldt in lichtere mate voor de diensten van Vinicio in klasse 35, in vergelijking met de goederen van Artessence in klasse 3. Echter, voor zover de diensten van Vinicio zien op de verkoop van virtuele goederen kan de oppositieafdeling geen overeenstemming vaststellen, mede gelet op de genoemde factoren. Het is namelijk onwaarschijnlijk dat fysieke en virtuele goederen via dezelfde distributiekanalen en verkooppunten worden verkocht en Artessence heeft het tegendeel niet beargumenteerd. Verder maakt de oppositieafdeling een vergelijking tussen de twee merken. Zij constateert dat het relevante publiek in dit geval een gemiddeld tot hoog aandachtsniveau heeft en dat het relevante territorium de EU is. Hierdoor is er volgens haar sprake van verwarringsgevaar: verbaal klinken de merken van partijen hetzelfde voor Franssprekende EU-consumenten. Alles in aanmerking genomen, slaagt de oppositie tegen het merk van Vinicio dan ook deels. Vinicio mag onder haar merk alleen nog de verkoop van de genoemde virtuele goederen voortzetten.

In its observations, the opponent merely stated that the goods and services in question are similar by referring to Section 5.6.2.1 ‘Retail services of specific goods versus the same specific goods’ of the Office’s Guidelines, without any further arguments regarding the virtual nature of the goods. However, first, real-world goods and their virtual counterparts are not part of the same category of goods: indeed, the fact that virtual goods may depict or emulate the functions of real-world goods does not make them identical to their real-world counterparts. Second, as stated above, the fact that a certain product is the virtual equivalent of a real-world good is not per se sufficient for a finding of similarity.

Aurally, the letters ‘T’ and ‘C’ will be pronounced identically in French. Consequently, the signs coincide in the sound of six letters, in identical order, and only differ in the sound of the additional first letter ‘V’ in the contested sign, which has no counterpart in the earlier mark. Their verbal elements have similar lengths (i.e. six versus seven sounds), structures, rhythms and intonations. Given the secondary position of the contested sign’s verbal elements ‘PARFUMS PRIVÉS’, they are unlikely to be pronounced. Case-law confirms that consumers generally refer to the dominant elements of a sign, while less prominent elements are not pronounced (03/07/2013, T206/12, LIBERTE american blend (fig.) / La LIBERTAD et al., EU:T:2013:342, § 43-44); in any case, consumers tend to shorten marks containing several words. Therefore, the signs are aurally highly similar.

Considering all the above, the Opposition Division finds that there is a likelihood of confusion on the part of the French-speaking part of the public, and therefore the opposition is partly well founded on the basis of the opponent’s European Union trade mark registration. As stated above in section c) of this decision, a likelihood of confusion for only part of the relevant public of the European Union is sufficient to reject the contested application.