Gepubliceerd op dinsdag 30 januari 2024
IEFBE 3713
EUIPO - BHIM - OHMI ||
26 jan 2024
EUIPO - BHIM - OHMI 26 jan 2024, IEFBE 3713; B 3 044 594 (Adidas tegen Thom Browne), https://ie-forum.be/artikelen/vijfstrepenmerk-van-thom-browne-maakt-geen-inbreuk-op-driestrepenmerk-van-adidas

Uitspraak ingezonden door Anthony Van der Planken, Innis & Delarue.

Vijfstrepenmerk van Thom Browne maakt geen inbreuk op driestrepenmerk van Adidas

EUIPO 26 januari 2024, IEF 21865, IEFBe 3713;B 3 044 594 (Adidas tegen Thom Browne) In deze zaak heeft opposant oppositie ingesteld tegen goederen van de Europese Uni met merkaanvraag No 17 458 837. Vervolgens is er een gedeeltelijke intrekking geweest hiervan en heeft de opposant oppositie ingesteld tegen merkaanvragen "No. 17 458 837", "No. 39 912 355", "No. 4 269 072", "No. 3 517 646" en "No. 300 806". De oppositieafdeling zal in zijn geheel beoordelen of opposant genoeg argumenten en bewijzen heeft aangevoerd voor het normale gebruik, onderscheidend vermogen en de reputatie van de merken.

De merken zijn ingeschreven voor de klassen kleding en accessoires. In dit geval richten de identiek veronderstelde goederen zich vooral op het grote publiek. Om de merken te vergelijken dienen we te kijken naar de visuele, auditieve of conceptuele gelijkenis. De tekens komen visueel overeen omdat ze allemaal strepen bevatten, maar verschillen in aantal, rangschikking, en kleur. De merken van Adidas hebben drie parallelle strepen van dezelfde kleur, terwijl het betwiste teken vijf strepen in verschillende kleuren heeft. Auditief en conceptueel zijn er geen relevante verschillen.

Over het algemeen zijn de tekens slechts in geringe mate visueel vergelijkbaar. Het onderscheidend vermogen van het oudere merk wordt beschouwd bij de beoordeling van het verwarringsgevaar. De opposant beweert dat de oudere merken een hoge mate van bekendheid genieten bij het relevante publiek in de EU, wat de bescherming ervan vergroot. De oppositieafdeling concludeert dat de oudere merken een sterk onderscheidend vermogen hebben verkregen door hun gebruik op de markt. De oppositieafdeling concludeert dat het onwaarschijnlijk is dat het relevante publiek een verband zal leggen tussen de conflicterende tekens. Op grond van het voorgaande wijst de oppositieafdeling de oppositie af op grond van artikel 8, lid 5, VGM.

Visually, the signs coincide in one characteristic: they are all composed of stripes. However, the number, arrangement and sequence of these stripes differ among the signs. In the earlier marks, the stripes are three and of the same colour, namely black (earlier marks 1, 2 and 3) or white (earlier mark 4). They are parallel, equidistant and of the same width. On the other hand, the contested sign is composed of five adjacent stripes in different colours (white, red, white, blue and white). Furthermore, in the contested sign, three of the stripes have the same length and width in different colours, whereas two of the stripes are thinner.

Nevertheless, these examples only show the most common methods of use on clothing and shoes; they do not provide convincing explanation of why, in the present case, consumers would make a link between the signs. The examples in question instead confirm that the signs are distinct, since the contested sign appears as a tricolour band or as five stripes adjacent, while the earlier marks will be perceived as three parallel stripes.

Therefore, taking into account and weighing up all the relevant factors of the present case, the Opposition Division concludes that it is unlikely that the relevant public will make a mental connection between the signs in dispute, that is to say, establish a ‘link’ between them. Therefore, the opposition is not well founded under Article 8(5) EUTMR and must be rejected.