Gepubliceerd op dinsdag 14 oktober 2025
IEFBE 4009
Gerecht EU - Tribunal UE ||
1 okt 2025
Gerecht EU - Tribunal UE 1 okt 2025, IEFBE 4009; ECLI:EU:T:2025:933 (Group Pack sp. z o.o. tegen EUIPO en Obi Group Sourcing GmbH), https://ie-forum.be/artikelen/verwarringsgevaar-bevestigd-lux-1991-te-veel-op-lux-tools

Verwarringsgevaar bevestigd: “LUX 1991” te veel op “LUX TOOLS”

Gerecht EU 1 oktober 2025, IEF 22996; IEFbe 4009; ECLI:EU:T:2025:933 (Group Pack sp. z o.o. tegen EUIPO en Obi Group Sourcing GmbH). Het Gerecht (Zevende kamer) wijst in zaak T-566/24 het beroep van Group Pack sp. z o.o. af tegen de beslissing van de Eerste Kamer van Beroep van het EUIPO van 30 augustus 2024 (R 494/2024-1). De aanvraag betrof het EU-beeldmerk LUX 1991 voor waren in klassen 6, 16 en 21; oppositie was ingesteld op basis van het oudere EU-beeldmerk LUX TOOLS van OBI Group Sourcing/Emil Lux voor o.m. identieke waren in diezelfde klassen. De Kamer van Beroep nam het Italiaans- en Spaans-sprekende deel van het relevante EU-publiek als referentie (voldoende is verwarringsgevaar in een deel van de EU) en oordeelde dat de waren identiek zijn, de tekens visueel gemiddeld en fonetisch ten minste gemiddeld overeenstemmen, en dat de begripsmatige vergelijking neutraal blijft.

Het Gerecht bevestigt dat LUX voor ten minste een niet-verwaarloosbaar deel van het Italiaans- en Spaans-sprekende publiek geen betekenis heeft en daarom onderscheidend is; het wordt niet vanzelf begrepen als afkorting van “luxury” en evenmin relevant beschrijvend opgevat als licht-eenheid voor de betrokken waren. Het element 1991 is zwak en secundair; TOOLS bezit normaal onderscheidend vermogen maar is visueel minder prominent dan “LUX”; de figuratieve elementen versterken vooral de woordelementen. De aangevoerde procedurele grief (gebrek aan motivering m.b.t. ‘lux’ als eenheid) faalt. Gegeven de identieke waren en de (ten minste) gemiddelde visuele/fonetische gelijkenis, houdt de globale beoordeling van verwarringsgevaar ex art. 8(1)(b) UMVo stand; het beroep wordt geheel verworpen. Op grond van art. 106(3) RvP wordt zonder mondelinge behandeling beslist; iedere partij draagt haar eigen kosten.

41      In the present case, in paragraphs 37 to 41 of the contested decision, the Board of Appeal assessed the similarity between the marks at issue. From a visual standpoint, the Board of Appeal found that those marks were similar to an average degree. In that regard, the Board of Appeal stated that the marks at issue coincided in the distinctive element ‘lux’, even though that element was represented twice in the earlier mark, and that the elements ‘1991’ and ‘tools’ were secondary from a visual standpoint on account of their respective position and size. From a phonetic standpoint, the marks at issue have at least an average degree of similarity. The marks at issue coincide in the pronunciation of the distinctive element ‘lux’. The element ‘tools’ of the earlier mark is not necessarily pronounced on account of its size and position within that mark and the element ‘1991’ of the mark applied for is not pronounced in view of its weak distinctive character. Lastly, from a conceptual standpoint, the Board of Appeal found that the comparison between the marks at issue remained neutral for the parts of the relevant public concerned, in respect of which the element ‘lux’ had no meaning, and that the element ‘1991’ in the mark applied for conveyed a concept of very limited relevance.