Reclameverbod niet-heelkundige esthtische geneeskunde en esthetische heelkunde voldoende duidelijk
Grondwettelijk Hof 14 januari 2016, IEFbe 1665; Arrest nr. 1/2016 (Belgische Beroepsvereniging voor Dermatologie en Venerologie en Algemene Unie van verpleegkundigen van België)
Reclame voor medische diensten. Vrijheid van meningsuiting. Om de commercialisering van cosmetische chirurgie aan banden te leggen zijn er nieuwe regels gesteld aan kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren.Hierbij wordt het ook een reclameverbod gegeven. Verzoekers klagen dat het niet duidelijk is welke ingrepen precies onder het reclameverbod vallen. De wetgever heeft bij het reclameverbod tandartsen niet uitgezonderd en daarmee op voldoende duidelijke en rechtszekere wijze aan het reclameverbod onderworpen. Tatoeages, piercings en epileertechnieken zijn wel uitdrukkelijk uitgezonderd van het toepassingsgebied en daarmee ook van het reclameverbod. Daarnaast klagen verzoekers dat de omschrijving van reclame en praktijkinformatie onduidelijk is. Ook dit wordt afgewezen. De wetgever heeft de begrippen nauwkeurig afgebakend en de adressanten van de strafbaarstelling kunnen op voldoende duidelijke en rechtszekere wijze het onderscheid maken tussen het reclameverbod en de toegestane wijze om patiënten te informeren. Ook de beroepen op het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, vrijheid van vestiging en vrij verkeer van diensten en vrijheid van meningsuiting worden niet gegrond verklaard.
B.8.3. Doordat de wetgever, met de invoering van de bestreden bepalingen, de reclame voor ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde of esthetische heelkunde heeft verboden, zonder de tandartsen die dergelijke ingrepen verrichten daarvan uit te zonderen, heeft hij die tandartsen op voldoende duidelijke en rechtszekere wijze aan het reclameverbod onderworpen. Aan die vaststelling wordt geen afbreuk gedaan door het bestaan van een wet die op meer algemene wijze de reclame door tandartsen regelt, meer bepaald de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging.
B.12.2. In de context van de voormelde definitie kan een « op het publiek gerichte mededeling of handeling » niet anders worden begrepen dan als een voor het doelpubliek bestemde mededeling of handeling. Kenmerkend voor een doelpubliek is dat daartoe naar het vermoeden van de reclamevoerder personen behoren die mogelijkerwijze interesse zullen betonen voor het aangeprezen product of de aangeprezen dienst. Nu elke vorm van reclame uit zijn aard beoogt een doelpubliek te bereiken, is de precisering dat het een « op het publiek gerichte » mededeling of handeling betreft, indien zij al niet overtollig is, van dien aard dat de duidelijkheid van de definitie wordt versterkt, veeleer dan dat er afbreuk aan wordt gedaan.
B.13.2. Praktijkinformatie is « iedere vorm van mededeling die rechtstreeks en specifiek, ongeacht de daartoe aangewende plaats, drager of aangewende technieken, tot doel heeft een beoefenaar te laten kennen of informatie te verstrekken over de aard van zijn beroepspraktijk » (artikel 2, 7°, van de wet van 23 mei 2013, zoals ingevoegd bij het bestreden artikel 179).
De wetgever heeft bovendien gepreciseerd dat dergelijke praktijkinformatie is toegestaan voor zover zij (1) waarheidsgetrouw, objectief, ter zake, verifieerbaar, discreet en duidelijk is, (2) niet misleidt, vergelijkt of financiële argumenten hanteert en (3) de bijzondere beroepstitels vermeldt waarover de beoefenaar beschikt, ook wanneer de praktijkinformatie wordt verspreid door een instelling die een beroep doet op de diensten van die beoefenaars.
B.13.3. Met de bestreden bepalingen beoogt de wetgever in wezen het werven van patiënten te onderscheiden van het informeren van patiënten. Terwijl een mededeling of handeling die tot doel heeft ingrepen van esthetische heelkunde of niet-heelkundige esthetische geneeskunde te bevorderen (reclame) verboden is, is een mededeling die tot doel heeft een beoefenaar te laten kennen of informatie te verstrekken over de aard van zijn beroepspraktijk (praktijkinformatie) onder bepaalde voorwaarden toegestaan.
Uit de nauwkeurige afbakening, door de wetgever, van de begrippen « reclame » en « praktijkinformatie », enerzijds, en van de omstandige omschrijving van de voorwaarden waaronder praktijkinformatie is toegestaan, anderzijds, vloeit voort dat de adressaten van de strafbaarstelling op voldoende duidelijke en rechtszekere wijze het onderscheid kunnen maken tussen het verboden werven van patiënten en de wijze waarop het is toegestaan patiënten te informeren. Dat is des te meer het geval daar die adressaten een specifiek statuut hebben, met een eigen plichtenleer, op grond waarvan zij over goede informatie beschikken of kunnen beschikken ten aanzien van de wenselijkheid en wettelijkheid van hun gedragingen.